ECLI:NL:RBDHA:2025:7701
text/xml
public
2025-05-15T12:00:08
2025-05-06
Raad voor de Rechtspraak
nl
Rechtbank Den Haag
2025-04-24
C/09/672992 / HA RK 24-526
Uitspraak
Beschikking
NL
Den Haag
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:7701
text/html
public
2025-05-13T11:47:51
2025-05-15
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:RBDHA:2025:7701 Rechtbank Den Haag , 24-04-2025 / C/09/672992 / HA RK 24-526
Verzoek voorlopig getuigenverhoor en 843a Rv in verband met vermoeden van een onrechtmatige doorstart na faillissement. Verzoek is tegen de curator, de gefaillieerde vennootschap en gelieerde vennootschappen gericht. Afgewezen tegen de curator, gedeeltelijke toewijzen voor het overige. Bespreking per categorie gezochte informatie.
beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/672992 / HA RK 24-526
Beschikking van 24 april 2025
in de zaak van
[verzoekster] B.V., te [vestigingsplaats 1] ,
verzoekster,
advocaten mr. R.A.G. de Vaan en mr. C.C.G. van Dooren te Eindhoven,
tegen
1. MR. [verweerster] , in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijfsnaam] B.V., te [plaats] ,
verweerster,
advocaat mr. [verweerster] te [plaats] ,
en
2 [verweerster, sub 1] B.V., te [vestigingsplaats 2] ,
3. MAAN DESIGN B.V., te Den Haag,
4. YUME ATELIER B.V., te Den Haag,
5. [verweerster, sub 5], te [woonplaats] ,
verweersters,
advocaten mr. J.J. Dijkman en mr. F.J.P.F. Vos te Haarlem.
Verzoekster wordt hierna aangeduid als ‘ [verzoekster] ’. Verweerster sub 1 wordt aangeduid als ‘de curator’ en de gefailleerde vennootschap wordt aangeduid als ‘ [bedrijfsnaam] ’. Verweersters sub 2 tot en met 5 worden respectievelijk aangeduid als ‘ [verweerster, sub 1] ’, ‘MAAN Design’, ‘Yume Atelier’ en ‘ [verweerster, sub 5] ’. Verweersters sub 2 tot en met 5 worden gezamenlijk aangeduid als ‘ [verweersters] .’
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het op 24 september 2024 ontvangen verzoekschrift, met producties 1 tot en met 26;
de brief van 9 oktober 2024 van de curator;
de brief van 16 oktober 2024 van [verweersters] .;
de brief van 29 oktober 2024 van de curator;
het op 15 januari 2025 ontvangen verweerschrift van [verweersters] ., met producties 1 tot en met 3.
1.2.
Op 23 januari 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling. Daarbij waren aanwezig:
namens [verzoekster] : de heer [naam 1] , samen met mrs. Vaan en Van Dooren voornoemd;
de curator;
namens [verweersters] .: [verweerster, sub 5] (via beeldverbinding), samen met mr. Dijkman voornoemd.
De curator en [verweersters] . hebben spreekaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Aan het eind van de mondelinge behandeling is meegedeeld ernaar wordt gestreefd om op 13 maart 2025 beschikking te wijzen. Vervolgens is beschikking bepaald op vandaag.
2De feiten
2.1.
[bedrijfsnaam] is bij vonnis van deze rechtbank van 12 september 2023 failliet verklaard met benoeming van mr. [verweerster] tot curator. Enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam] is [verweerster, sub 1] . Alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van [bedrijfsnaam] is [verweerster, sub 5] . [bedrijfsnaam] exploiteerde een onderneming die zich richtte op interieurontwerp.
2.2.
[verweerster, sub 5] is indirect (via [verweerster, sub 1] ) enig aandeelhouder en alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van MAAN Design en Yume Atelier. MAAN Design is opgericht op 27 oktober 2014 en exploiteert een onderneming die zich richt op reclameactiviteiten. Yume Atelier is opgericht op 11 september 2023 en exploiteert een onderneming die zich richt op interieurontwerp.
2.3.
Alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van [verzoekster] is de heer [naam 1] . [verzoekster] exploiteert een onderneming die zich richt op het realiseren van interieurprojecten.
2.4.
[verzoekster] en [bedrijfsnaam] hebben tussen 2019 en 2022 met elkaar samengewerkt aan meer dan 15 interieurprojecten. Op enig moment hebben [verzoekster] en [bedrijfsnaam] een conflict met elkaar gekregen over betalingen.
2.5.
Op 15 april 2022 hebben [verzoekster] en [bedrijfsnaam] een betalingsregeling getroffen ter zake van door [bedrijfsnaam] onbetaald gelaten facturen van [verzoekster] . Na een eerste betaling heeft [bedrijfsnaam] aan deze regeling geen verdere uitvoering gegeven. Vanaf 30 juni 2022 heeft [bedrijfsnaam] [verzoekster] voor geen enkel nieuw project ingezet.
2.6.
Op 16 mei 2023 heeft [verzoekster] verlof gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank om conservatoir derdenbeslag onder de Rabobank te leggen ten laste van [bedrijfsnaam] in verband met door [bedrijfsnaam] volgens [verzoekster] onbetaald gelaten facturen. Hierbij is de vordering ter zekerheid waarvan het beslag gelegd mocht worden voorlopig begroot op € 222.214,37. [verzoekster] heeft op 17 mei 2023 het conservatoir beslag onder de Rabobank gelegd, maar dit beslag heeft geen doel getroffen. Vervolgens heeft [verzoekster] op haar verzoek op 19 juli 2023 nog aanvullend verlof gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank om conservatoir derdenbeslag te beslag te leggen onder de Rabobank, [verweerster, sub 1] en MAAN Design en op de kantoorinventaris van [bedrijfsnaam] . Deze beslagen zijn gelegd op 25 juli 2023.
2.7.
[verzoekster] heeft bij dagvaarding van 30 mei 2023 bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen [bedrijfsnaam] ter zake van de volgens [verzoekster] door [bedrijfsnaam] onbetaald gelaten facturen van [verzoekster] (procedure met zaakkenmerk C/09/649940 /
HA ZA 23-575, hierna: de bodemprocedure). De bodemprocedure is aangebracht tegen de rolzitting van 5 juli 2023.
2.8.
Nadat [bedrijfsnaam] op 12 september 2023 failliet is verklaard is de bodemprocedure geschorst en zijn de ten laste van [bedrijfsnaam] gelegde conservatoire beslagen vervallen.
2.9.
In verband met het faillissement van [bedrijfsnaam] heeft de curator een rechtmatigheidsonderzoek ingesteld. Dit onderzoek is nog niet afgerond.
3Het verzoek
3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank:
I. omtrent de in het verzoekschrift genoemde feiten een voorlopig getuigenverhoor te gelasten, van zestien in het verzoekschrift genoemde getuigen, met bepaling van de dag, het uur en de plaats waar dit verhoor zal plaatsvinden, met aanwijzing van de rechter-commissaris voor wie dit verhoor zal worden gehouden en voorts met bepaling van de dag waarop [verzoekster] uiterlijk een afschrift van het verzoekschrift en deze beschikking aan de te horen getuigen zal moeten doen toekomen;
II. de curator en [verweerster, sub 5] te bevelen binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking aan [verzoekster] een afschrift te verstrekken van:
(1) de in het verzoekschrift genoemde bankafschriften van [bedrijfsnaam] vanaf drie jaar voor faillissement tot en met het faillissement van [bedrijfsnaam] ,
(2) de offerteaanvragen, daadwerkelijk uitgebrachte offertes, de verstrekte opdrachten aan [bedrijfsnaam] en de door [bedrijfsnaam] verzonden verkoopfacturen, voor al deze stukken vanaf drie jaar voor faillissement en,
(3) het contract tussen de curator en [verweerster, sub 5] betreffende de doorstart,
althans subsidiair tot het verlenen van inzage in voorgenoemde stukken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat de curator of [verweerster, sub 5] in gebreke blijft om aan deze verplichting te voldoen;
III. de curator te bevelen binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking aan [verzoekster] een afschrift te verstrekken van de gespreksverslagen uit het rechtmatigheidsonderzoek, althans subsidiair tot verlenen van inzage in deze gespreksverslagen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat de curator in gebreke blijft om aan deze verplichting te voldoen,
IV. [verweerster, sub 1] , MAAN Design en Yume Atelier (ieder voor zich) te bevelen binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking aan [verzoekster] een afschrift te verstrekken van:
(1) haar bankafschriften vanaf 1 januari 2022 tot en met de datum van deze beschikking,
(2) de door haar ontvangen offerteaanvragen uit diezelfde periode, de daadwerkelijk door haar in diezelfde periode uitgebrachte offertes, de aan haar in diezelfde periode verstrekte opdrachten, de door haar in diezelfde periode verzonden verkoopfacturen en de door haar in diezelfde periode ontvangen inkoopfacturen,
althans subsidiair tot het verlenen van inzage in alle voorgenoemde stukken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat de hiertoe veroordeelde partij in gebreke blijft om aan deze verplichting te voldoen.
3.2.
Daartoe voert [verzoekster] samengevat het volgende aan.
[verzoekster] verzoekt getuigen te mogen horen over:
i. onderhanden werk en lopende projecten van [bedrijfsnaam] tot aan het faillissement van [bedrijfsnaam] ;
ii. of de activiteiten van [bedrijfsnaam] na faillissement zijn voortgezet in een andere vennootschap en of sprake is van een onrechtmatige doorstart door [verweersters] .;
iii. of [verweerster, sub 5] heeft bijgedragen aan verhaalsfrustratie of het ontnemen van corporate opportunity aan [bedrijfsnaam] door middel van het doorschuiven van offertes/lopende opdrachten naar haar andere vennootschappen, zonder dat deze vennootschappen hiervoor aan (de boedel van) [bedrijfsnaam] een vergoeding hebben betaald, en of MAAN Design, Yume Atelier en/of [verweerster, sub 1] hiervan hebben geprofiteerd;
iv. of [verweerster, sub 5] namens [bedrijfsnaam] verplichtingen is aangegaan waarvan zij wist, of redelijkerwijs behoorde te weten, dat [bedrijfsnaam] daaraan niet kon voldoen en geen verhaal zou bieden;
v. welke betalingen [verweerster, sub 5] heeft verricht vanaf het moment dat had moeten weten dat het faillissement van [bedrijfsnaam] te verwachten was.
Zij licht dit verzoek als volgt toe.
[verzoekster] heeft na beëindiging van de samenwerking met [bedrijfsnaam] nog een openstaande vordering op [bedrijfsnaam] van in hoofdsom € 170.934,13, die [bedrijfsnaam] plots is gaan betwisten. Een ingezette bodemprocedure tot betaling van deze vordering is geschorst vanwege het faillissement van [bedrijfsnaam] . [verzoekster] vermoedt dat [verweerster, sub 5] , al dan niet indirect, na het faillissement van [bedrijfsnaam] een onrechtmatige doorstart heeft gemaakt en nu, wellicht via haar vennootschappen, inkomsten genereert, terwijl zij de facturen van [verzoekster] onbetaald laat. Er zijn sterke aanwijzingen dat [verweerster, sub 1] als bestuurder en [verweerster, sub 5] als indirect bestuurder aansprakelijk kunnen worden gesteld jegens de schuldeisers van [bedrijfsnaam] op grond van artikel 6:162 BW. Het vermoeden bestaat dat [verweerster, sub 5] heeft bewerkstelligd dat [bedrijfsnaam] haar crediteuren, zoals [verzoekster] , niet kon betalen en dat [bedrijfsnaam] daarnaast ook geen verhaal kon bieden. Daartoe heeft [verweerster, sub 5] offertes/lopende opdrachten van [bedrijfsnaam] doorgeschoven naar andere vennootschappen van [verweerster, sub 5] , zonder dat deze hiervoor aan (de boedel van) [bedrijfsnaam] een vergoeding hebben betaald. Ook is goed voorstelbaar dat [verweerster, sub 1] als bestuurder en [verweerster, sub 5] als indirect bestuurder aansprakelijk kunnen worden gehouden op grond van de Beklamel-norm. [verzoekster] wil onderzoeken of [verweerster, sub 5] namens [bedrijfsnaam] verplichtingen is aangegaan waarvan zij wist, althans redelijkerwijs behoorde te weten, dat [bedrijfsnaam] daaraan niet kon voldoen en geen verhaal zou bieden. [verweerster, sub 5] is namens [bedrijfsnaam] net voor het faillissement verschillende projecten aangegaan waarvoor verschillende opdrachten zijn verstrekt aan leveranciers, waaronder [verzoekster] . Verder blijkt uit het faillissementsverslag van [bedrijfsnaam] dat zij een belastingschuld heeft van € 275.902,33. Het is van belang verder inzicht te krijgen in haar schuldenpositie. Voorts zijn er aanwijzingen dat [verweerster, sub 1] en [verweerster, sub 5] aansprakelijk kunnen worden gehouden jegens de schuldeisers wegens het doen van selectieve betalingen. Tot slot zijn er sterke aanwijzingen dat MAAN Design en/of Yume Atelier en/of [verweerster, sub 1] en/of [verweerster, sub 5] aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de onrechtmatige doorstart door middel van groepsaansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW en/of op grond van profiteren van het onrechtmatig handelen van [verweerster, sub 5] al dan niet in een van haar vennootschappen. [verweerster, sub 1] is bestuurder van MAAN Design en Yume Atelier en [verweerster, sub 5] is (indirect) bestuurder van al deze vennootschappen.
Het vermoeden van de onrechtmatige doorstart is gebaseerd op informatie over een zevental projecten waarvan [verzoekster] denkt dat [bedrijfsnaam] de ontwerpfase weliswaar heeft afgerond voor het faillissement, maar waarbij de realisatiefase bij MAAN Design of Yume Atelier is ondergebracht, of door [verweerster, sub 5] tegen een provisie aan Dagelijkse Projecten B.V. is overgedaan. Dit terwijl [verweerster, sub 5] aan de curator heeft voorgehouden dat er alleen projecten, waarvoor voorafgaand aan het faillissement al is betaald, uit coulance worden afgerond en hier geen omzet meer mee wordt gerealiseerd. [verzoekster] wordt door deze handelswijze benadeeld en wil door het horen van zestien getuigen en het inzien van diverse documentatie van [verweersters] . en de curator haar vermoedens onderbouwen. Aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. Met deze informatie zal [verzoekster] mogelijk een vordering instellen tegen [verweerster, sub 1] en [verweerster, sub 5] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid en tegen de overige aan [verweerster, sub 5] gelieerde rechtspersonen een vordering op grond van groepsaansprakelijkheid en/of op grond van het profiteren van onrechtmatige handelingen van [verweerster, sub 5] of van de handelingen uitgevoerd in één van haar vennootschappen. Hiervoor behoeft het rechtmatigheidsonderzoek van de curator niet te worden afgewacht.
3.3.
[verzoekster] vermoedt met name een onrechtmatige doorstart ten aanzien van de volgende projecten:
a. [project 1] . De opdracht tot het ontwerpen en realiseren van een penthouse is vóór faillissement verstrekt aan [bedrijfsnaam] , [bedrijfsnaam] heeft vervolgens alleen de ontwerpfase afgerond en [verweerster, sub 5] is (wellicht in een van haar vennootschappen) na het faillissement verdergegaan met het realiseren van dit project. Naar schatting van [verzoekster] heeft [verweerster, sub 5] ging het bij het project om de afbouw en inrichting van circa
€ 400.000,-. Dit project zou volgens [verweerster, sub 5] ten tijde van het faillissement al zijn afgerond. [verzoekster] heeft na het faillissement gesproken met de opdrachtgever en in oktober 2023 was Dagelijkse Projecten B.V. bezig met het finaliseren van maatwerkinterieur. Deze projectbegeleiding is volgens [verzoekster] op verzoek van [verweerster, sub 5] ingezet en [verzoekster] vermoedt dat [verweerster, sub 5] hiervoor een vergoeding ontvangt. Het project is nog niet of zeer recent opgeleverd;
b. [project 2] . Dit betreft een opdracht tot het ontwerpen van een penthouse. In dit project zou [bedrijfsnaam] de ontwerpfase verzorgen en [verzoekster] de realisatiefase. [verzoekster] heeft na het faillissement van [bedrijfsnaam] contact opgenomen met de opdrachtgever. Uit de correspondentie met de opdrachtgever maakt [verzoekster] op dat Dagelijkse Projecten B.V. op verzoek of onder leiding van [verweerster, sub 5] zorgdraagt voor de realisatie van dit project. [verzoekster] vermoedt dat [verweerster, sub 5] hiervoor een vergoeding ontvangt maar dat [verweerster, sub 5] vermoedelijk bij de curator heeft aangegeven dat er geen omzet meer zou volgen uit de afronding. Het project is nog niet of zeer recent opgeleverd;
c. [project 3] . Dit project betreft het ontwerpen en realiseren van een appartement in Rotterdam. Het is volgens de website [website] voorafgaand aan het faillissement van [bedrijfsnaam] ingekomen bij [bedrijfsnaam] . [verzoekster] heeft vernomen dat Dagelijkse Projecten B.V. thans betrokken is bij de projectbegeleiding en realisatie van dit project. Uit een Google Review maakt [verzoekster] op dat [verweerster, sub 5] na het faillissement van [bedrijfsnaam] is verdergegaan met dit project. [verzoekster] vermoedt dat [verweerster, sub 5] , wellicht in een van haar andere vennootschappen, hiervoor een vergoeding ontvangt of heeft ontvangen;
d. [project 4] . Dit project betreft het ontwerp, de bouw en de inrichting/realisatie van een vrijstaande villa. De opdracht is volgens de website [website] voorafgaand aan het faillissement aan [bedrijfsnaam] verstrekt. [verzoekster] heeft van een betrokken partij bij het project, BouAd Adviesgroep B.V., vernomen dat er recent nog gesprekken zijn gevoerd met aannemers ten behoeve van de bouw van de villa. BouAd Adviesgroep B.V. is volgens [verzoekster] door [verweerster, sub 5] ingeschakeld als aannemer/projectbegeleider voor de realisatiefase van het project. [verzoekster] vermoedt dat [verweerster, sub 5] , wellicht middels een van haar vennootschappen, dit project voortzet na het faillissement van [bedrijfsnaam] en hiervoor een vergoeding ontvangt of heeft ontvangen;
e. [project 5] . Dit project betreft de realisatie van een hotel in Domburg waarbij [bedrijfsnaam] de opdracht heeft gekregen het hotel in te richting (20 exclusieve suites).Uit verschillende posts op social media maakt [verzoekster] op dat [bedrijfsnaam] betrokken was bij dit project voorafgaand aan het faillissement. Na het faillissement zijn er nog meer posts geplaatst door [verweerster, sub 5] over dit project, waaruit [verzoekster] afleidt dat [verweerster, sub 5] nog steeds betrokken is. Uit een artikel van het blad “Wonen360” maakt [verzoekster] op dat Yume Atelier het project nu onder zich heeft;
f. [project 6] . Dit project betreft het realiseren van een villa aan de Maas in Heerjansdam. Het is bij [bedrijfsnaam] binnengekomen in 2021. Vlak voor het faillissement is het project overgenomen door een medewerkster van [bedrijfsnaam] die werkzaam is gebleven in een van de andere vennootschappen van [verweerster, sub 5] , waarschijnlijk Yume Atelier;
g. Project voor de heer [naam 2] . [verzoekster] heeft over dit project weinig concrete informatie. Uit een Google Review van november 2023 van de opdrachtgever maakt [verzoekster] op dat dit project nog liep na het faillissement van [bedrijfsnaam] en dat [verweerster, sub 5] hier nog steeds bij betrokken was.
3.4.
De curator en [verweersters] . hebben – ieder voor zich – verweer gevoerd, dat hierna voor zover nodig zal worden besproken.
4De beoordeling
Vooraf
4.1.
Omdat het verzoek is ingediend op 10 oktober 2024 zal het worden beoordeeld aan de hand van de destijds geldende wetgeving. De op 1 januari 2025 ingegane wetgeving omtrent het nieuwe bewijsrecht is in deze procedure niet van toepassing.
4.2.
De rechtbank zal hierna eerst de beoordelingskaders van het verzoek tot het voorlopig getuigenverhoor en het verzoek op grond van 843a Rv uiteenzetten. Daarna zullen de verzoeken ten aanzien van horen van en inzage in de stukken van de curator worden besproken. Tot slot worden de verzoeken ten aanzien van [verweersters] . besproken.
Beoordelingskaders
4.3.
Bij de beoordeling van een verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor gelden op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad de volgende uitgangspunten:
Een voorlopig getuigenverhoor strekt er onder meer toe belanghebbenden bij een nog aanhangig te maken geding bij de burgerlijke rechter in staat te stellen vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de feiten, teneinde hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen. De omstandigheid dat feiten voorafgaand aan of in de procedure over het voorlopig getuigenverhoor niet betwist zijn, brengt op zichzelf nog niet mee dat de verzoeker geen belang heeft bij een getuigenverhoor over deze feiten. De feiten zouden immers in de regel alsnog betwist kunnen worden.
De verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor dient ingevolge artikel 187 lid 3, aanhef en onder a en b, Rv in zijn verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering te vermelden en de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Dit dient hij te doen op zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden, alsmede voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. Niet is vereist dat de verzoeker al in het verzoekschrift nauwkeurig aangeeft welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en omtrent welke feiten hij getuigen wil doen horen. Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en, in voorkomend geval, de omvang van de geleden schade. Een voorlopig getuigenverhoor kan juist mede ertoe dienen degene die daarom verzoekt, in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt dan ook niet de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering ter toetsing voor. Bij het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor dient wel voldoende duidelijk, en dus ook concreet, te worden vermeld op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. Voorts geldt dat, zo nodig, ook duidelijk dient te worden gemaakt waarom de te horen getuigen hierover (mogelijk) kunnen verklaren.
Indien het verzoek voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, heeft de verzoeker in beginsel recht op een voorlopig getuigenverhoor. Het verzoek kan niettemin worden afgewezen op de grond dat (1) de verzoeker misbruik maakt van zijn bevoegdheid tot het bezigen van dit middel (waarvan onder meer sprake kan zijn wanneer de verzoeker wegens de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot toepassing van die bevoegdheid kan worden toegelaten), dat (2) het verzoek strijdig is met de goede procesorde, dat (3) het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechter als zwaarwichtig geoordeeld bezwaar of dat (4) verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft (artikel 3:303 BW).
4.4.
Het verzoek tot inzage, afschrift of uittreksel is gebaseerd op artikel 843a Rv. Voor een geslaagd beroep op dat wetsartikel moet zijn voldaan aan de volgende cumulatieve vereisten:
een rechtmatig belang bij inzage, afschrift of uittreksel;
de stukken moeten voldoende bepaald zijn;
de stukken moeten betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin verzoekster partij is;
het moet gaan om bescheiden die ter beschikking zijn van de wederpartij.
Artikel 843a lid 4 Rv bepaalt ten slotte dat degene die de stukken tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
De verzoeken t.a.v. de curator
4.5.
De curator heeft verweer gevoerd tegen het verzoek haar te horen in het kader van een voorlopig getuigenverhoor en ook tegen het verzoek tot afgifte van stukken die de curator onder zich heeft. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het oorzaken- en rechtsmatighedenonderzoek nog niet is afgerond. Zij meent dat in het kader van een effectieve afronding van dit onderzoek en een eventuele positieve uitkomst voor alle schuldeisers gezamenlijk, het niet bevorderlijk is de (tussentijdse) resultaten van het onderzoek te delen met derden. Ook wijst zij erop dat een deel van de resultaten van haar onderzoek vertrouwelijk in haar hoedanigheid van curator is verkregen, waaronder in enkele gevallen onder de voorwaarde dat de informatie vertrouwelijk zou blijven. De vertrouwelijkheid moet volgens de curator worden aangemerkt als een gewichtige reden om de verzoeken af te wijzen. Bovendien zal het horen van de curator in een voorlopig getuigenverhoor, evenals het afgeven van/inzicht geven in door de curator van de gevraagde stukken, de voortgang van het faillissement verstoren en daarmee in strijd zijn met de goede procesorde. Het individuele belang van [verzoekster] weegt niet op tegen de nadelige gevolgen die deze verzoeken voor de boedel, en daarmee voor de gezamenlijke schuldeisers meebrengen, aldus de curator.
4.6.
De rechtbank volgt de curator in haar standpunt en zal de verzoeken die strekken tot het horen van de curator en het verstrekken van afschrift van stukken van de curator afwijzen. Met de curator is de rechtbank van oordeel dat het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij het voortvarend afwikkelen van het faillissement en het belang van geheimhouding van vertrouwelijk verkregen informatie zijn aan te merken als gewichtige belangen/bezwaren die in de weg staan aan toewijzing van zowel het verzoek tot het horen van de curator als getuige als aan toewijzing van de verzoeken tot inzage in/afgifte van stukken. Het gewicht van deze belangen is gelegen in het feit dat de curator in haar hoedanigheid als curator informatie heeft verkregen waarvan zij heeft toegezegd er vertrouwelijk mee om te gaan. Als via een voorlopig getuigenverhoor of inzage in stukken deze informatie naar buiten zou komen, zou dat het vertrouwen van de informanten, die anoniem wensen te blijven, schaden. Ook zou dit in zijn algemeenheid de bereidwilligheid om informatie te leveren aan curatoren in het kader van rechtmatigheidsonderzoeken niet ten goede komen. Deze door de curator aangevoerde belangen wegen in dit concrete geval zwaarder dan het belang van [verzoekster] om op relatief korte termijn te kunnen beschikken over informatie op basis van het door de curator al uitgevoerde onderzoek. Bovendien kan [verzoekster] het bewijs van een onrechtmatige doorstart ook langs een andere weg verkrijgen. De verzoeken die tegen [verweersters] . zijn gericht – en die, zoals hierna nog zal worden toegelicht (deels) wel toewijsbaar zijn – zien immers op verkrijging van (grotendeels) dezelfde informatie.
De verzoeken t.a.v. [verweersters] .
Vooraf
4.7.
Vervolgens wordt toegekomen aan de beoordeling van de verzoeken ten aanzien van [verweersters] . Met betrekking tot deze beide verzoeken hebben [verweersters] . als eerste het verweer gevoerd dat sprake is van “een zwak materieel recht”, onvoldoende belang, misbruik van bevoegdheid en strijd met de goede procesorde. Zij stellen in dat verband dat geen sprake is van een (vaststaande) vordering van [verzoekster] op [bedrijfsnaam] . Dit resulteert volgens [verweersters] . in een zwakke materiële rechtspositie van [verzoekster] jegens [verweersters] . en in het verlengde daarvan kan bij gebreke van een betalingsverplichting jegens [verzoekster] daarom van eventuele afgeleide aanspraken op bestuurders en/of groepsvennootschappen ook geen sprake zijn. [verweersters] . stellen voorts dat [verzoekster] het bestaan van enige vordering op grond van (afgeleide) bestuurdersaansprakelijkheid ook niet aannemelijk heeft gemaakt. Volgens [verweersters] . gaat [verzoekster] uit van onjuiste aannames, die zij allemaal hebben weerlegd. Dit alles staat volgens [verweersters] . aan toewijzing van de verzoeken in de weg. Omdat dit verweer voor beide verzoeken wordt gevoerd, zal de rechtbank het bespreken voordat de verzoeken separaat worden beoordeeld.
4.8.
Allereerst wordt beoordeeld of de door [verweersters] . gestelde omstandigheid dat sprake is van “een zwak materieel recht” eraan in de weg staat om aan te kunnen nemen dat [verzoekster] voldoende belang heeft bij haar verzoeken. In haar verzoekschrift en ter zitting heeft [verzoekster] toegelicht dat zij helderheid wil verkrijgen over de feiten en omstandigheden met betrekking tot de lopende projecten die [bedrijfsnaam] vóór haar faillissement nog onder zich had alsmede de gang van zaken binnen [bedrijfsnaam] in aanloop naar haar faillissement. [verzoekster] heeft daarbij een zevental projecten genoemd waarvan zij, zo begrijpt de rechtbank, vermoedt dat de revenuen ervan ten onrechte niet ten goede van [bedrijfsnaam] zijn gekomen.
[verzoekster] hoopt met het voorlopig getuigenverhoor en de afgifte van stukken, een aantal gebeurtenissen op te helderen die relevant zijn voor de beoordeling van bestuurdersaansprakelijkheid aan de kant van het bestuur van [bedrijfsnaam] ( [verweerster, sub 1] en [verweerster, sub 5] ) dan wel groepsaansprakelijkheid en/of profiteren van onrechtmatig handelen aan de kant van [verweerster, sub 5] , [verweerster, sub 1] , MAAN Design en/of Yume Atelier. Het gaat daarbij om duidelijkheid over het aantal projecten waarbij [bedrijfsnaam] betrokken was voor het faillissement en dat vervolgens (net) voor of na het faillissement van [bedrijfsnaam] is gerealiseerd in de [verweerster, sub 1] , informatie over de hoeveelheid omzet die voortvloeit uit de verrichte werkzaamheden en de marges, provisies en andere vergoedingen die [verweerster, sub 5] en/of [verweerster, sub 1] direct of indirect uit die projecten heeft gekregen. Deze specifieke feiten en omstandigheden zijn voor [verzoekster] van belang om te kunnen beoordelen of zij een kansrijke vordering heeft, wat de omvang van die vordering is en tegen wie zij een vordering kan instellen.
4.9.
Het verweer van [verweersters] . dat [verzoekster] onvoldoende belang heeft bij haar verzoeken, omdat geen zicht bestaat op een succesvolle rechtsvordering omdat haar vordering op [bedrijfsnaam] niet vaststaat, miskent dat het niet aan de rechtbank is om daarover in deze procedure te oordelen. Overigens heeft de curator ter zitting verklaard dat de vordering van [verzoekster] op [bedrijfsnaam] door haar wordt erkend en is er dus wel degelijk sprake van een concrete rechtsvordering waarbij belang kan worden aangenomen.
4.10.
[verzoekster] wenst in de kern te onderzoeken of er gelden/omzetten/opdrachten zijn weggesluisd in de aanloop naar het faillissement van [bedrijfsnaam] (of daarna) en welke partij daar op welke wijze bij betrokken was. De in dat verband van belang zijnde feiten kunnen worden achterhaald met het horen van getuigen en inzage in relevante stukken. Daarmee is het belang van [verzoekster] bij haar verzoek om een voorlopig getuigenverhoor en afgifte van/inzage in stukken gegeven. Dat [verweersters] . betwisten dat sprake is geweest van het voortzetten van lopende projecten van [bedrijfsnaam] door de [verweerster, sub 1] en/of [verweerster, sub 5] doet daaraan niet af. De rechtbank is het wel met [verweersters] . eens dat [verzoekster] er geen belang heeft om álle projecten van [bedrijfsnaam] onder de loep te laten nemen. Ten aanzien van zes in het verzoekschrift genoemde projecten (te weten: [projecten] ) heeft [verzoekster] voldoende concreet toegelicht dat er mogelijk sprake is van onregelmatigheden. [verzoekster] heeft afdoende onderbouwd waar zij haar vermoedens van een onrechtmatige doorstart op heeft gebaseerd en over welk feitelijk gebeuren zij de getuigen wenst te ondervragen. Alleen ten aanzien van het project [project 7] geldt dat de door [verzoekster] verstrekte informatie te summier is om een getuigenverhoor over toe te laten.
4.11.
De rechtbank volgt [verweersters] . evenmin in hun stelling dat de verzoeken in strijd zijn met de goede procesorde. Zoals hiervoor overwogen, heeft [verzoekster] een rechtens te respecteren belang bij de beantwoording van haar vragen over de wijze waarop projecten van [bedrijfsnaam] zijn afgehandeld. Waarom in dit verband sprake zou zijn van misbruik van bevoegdheid hebben [verweersters] . verder niet uitgewerkt en is de rechtbank ook niet duidelijk geworden. Daarom wordt ook dat verweer verworpen.
4.12.
De rechtbank zal hierna de beide verzoeken verder afzonderlijk beoordelen. De rechtbank komt daarbij tot het oordeel dat zowel het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor als het verzoek op grond van 843 Rv ten aanzien van [verweersters] . gedeeltelijk kan worden toegewezen.
Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor t.a.v. [verweersters] .
4.13.
Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor voldoet aan de wettelijke vereisten zoals weergegeven in artikel 187 Rv (oud), zodat het in beginsel dient te worden toegewezen. Van de door [verweersters] . bepleite overige afwijzingsgronden is geen sprake. Voor dat oordeel is het volgende van belang.
4.14.
Het verweer van [verweersters] . dat het belang van [verzoekster] al door de boedel wordt vertegenwoordigd en zij daarom geen belang heeft bij een voorlopig getuigenverhoor, dan wel dat zij misbruik maakt van procesrecht en handelt in strijd met de goede procesorde gaat niet op. [verzoekster] is voornemens haar vorderingen (mede) te baseren op bestuurdersaansprakelijkheid van [verweerster, sub 5] en [verweerster, sub 1] en groepsaansprakelijkheid / het profiteren van onrechtmatig handelen ten aanzien van MAAN Design en Yume Atelier (alles op grond van artikel 6:162 BW ev.). Dergelijke vorderingen vallen buiten het werkgebied van de curator. Weliswaar kan de curator op grond van artikel 2:248 BW vorderingen instellen jegens [verweersters] . of één van hen, maar als zij daartoe al zou overgaan (daarover is vooralsnog niks bekend), zal zij die vorderingen instellen namens de gemeenschappelijke schuldeisers en niet opkomen voor de afzonderlijke belangen van [verzoekster] . Daarbij komt dat de curator kenbaar heeft gemaakt dat op dit moment de boedel niet toereikend is om alle boedelschulden te voldoen, zodat [verzoekster] er belang bij heeft om buiten de boedel op andere rechtsgronden bij derden verhaal te zoeken voor haar vordering.
4.15.
Het verweer dat [verzoekster] geen belang heeft bij toewijzing van het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te houden omdat in het verzoek op grond van 843a Rv naar dezelfde informatie wordt gezocht, treft evenmin doel. Het horen van getuigen kan juist meerwaarde hebben omdat zij mogelijk een toelichting kunnen geven op schriftelijke informatie die op grond van artikel 843a Rv is verkregen. De focus bij de voorlopig getuigenverhoren ligt daarnaast op de samenwerking van [bedrijfsnaam] met andere rechtspersonen en de werkwijze van [verweerster, sub 5] inzake de door [verzoekster] in het verzoekschrift opgesomde projecten, terwijl het 843a Rv-verzoek zich vooral richt op inzage in de (financiële) administratie van [bedrijfsnaam] , MAAN Design, Yume Atelier en [verweerster, sub 1] . Hoewel het overkoepelende thema in de kern hetzelfde is, namelijk het vermoeden van een onrechtmatige doorstart, zien de afzonderlijke verzoeken op het verkrijgen van andere informatie, zodat het verweer dat [verzoekster] bij uitvoering van beide verzoeken geen belang zou hebben niet opgaat.
4.16.
[verweersters] . worden ook niet gevolgd in hun standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen omdat sprake is van een “fishing expedition”. Hiervoor is al geoordeeld dat [verzoekster] een (rechtmatig) belang heeft bij het horen van getuigen over – kort gezegd – de gang van zaken rond een aantal projecten van [bedrijfsnaam] voor en na haar faillissement met als doel te kunnen beoordelen of sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid van het bestuur van [bedrijfsnaam] , groepsaansprakelijkheid en/of profiteren van onrechtmatig handelen aan de kant van [verweerster, sub 5] , [verweerster, sub 1] , MAAN Design en/of Yume Atelier. Anders dan [verweersters] . stellen, is er dus sprake van een afgebakend en rechtmatig doel en tevens van een rechtstreekse relatie tot een mogelijk in te stellen vordering. [verweersters] . stellen wel dat er sterke aanwijzingen zijn dat [verzoekster] het voorlopig getuigenverhoor gebruikt voor een heel ander doel dan het verzamelen van bewijs voor een mogelijke bodemprocedure, maar zij laat na te benoemen waaruit die gestelde sterke aanwijzingen bestaan. Op basis van een ongemotiveerd vermoeden kan niet worden vastgesteld dat [verzoekster] het verhoor wenst op oneigenlijke gronden.
4.17.
[verweersters] . hebben ook nog gesteld dat stapeling van hun standpunten/belangen moet leiden tot afwijzing van het verzoek. Daartoe hebben [verweersters] . gewezen op : i) de zwakke materiële rechtspositie van [verzoekster] , ii) de omstandigheid dat er sprake is van een fishing expedition, iii) dat het verzoek op oneigenlijke doelen is gestoeld iv) dat de belangen van [verweersters] . niet in ogenschouw zijn genomen door [verzoekster] en v) dat met het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor en het verzoek op grond van 843a Rv om dezelfde informatie wordt verzocht. De rechtbank overweegt dat al deze verweren hiervoor al zijn besproken en verworpen. Ook in onderlinge samenhang beschouwd leiden zij niet tot de conclusie dat het verzoek moet worden afgewezen wegens onevenredigheid van de betrokken belangen.
4.18.
Tot slot hebben [verweersters] . nog betoogd dat de getuigen ook in een bodemprocedure kunnen worden gehoord. Dat is op zichzelf juist, maar die omstandigheid staat niet in de weg aan toewijzing van het verzoek. En datzelfde geldt voor de omstandigheid dat een aantal van de opgegeven getuigen niet al eerder om een verklaring is gevraagd. Daarmee zijn alle aangevoerde bezwaren van [verweersters] . tegen het houden van een voorlopig getuigenverhoor weerlegd. Het voorlopig getuigenverhoor zal daarom worden toegewezen, met inachtneming van wat hierna wordt overwogen.
Afbakening probandum en hoeveelheid getuigen voorlopig getuigenverhoor t.a.v. [verweersters] .
4.19.
De rechtbank zal het getuigenverhoor voor de onderwerpen genoemd onder 3.2 onder i, ii en iii afbakenen en beperken tot het horen van getuigen uitsluitend inzake de volgende zes in het verzoekschrift genoemde projecten, te weten: [projecten] . Getuigen verhoren met betrekking tot de onderwerpen onder i, ii en iii over informatie die geen betrekking heeft op deze projecten is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een fishing expedition en is derhalve niet toewijsbaar.
4.20.
[verzoekster] heeft zestien getuigen opgegeven. Ten aanzien van de curator is het verzoek reeds afgewezen, zodat er vijftien getuigen resteren. [verweersters] . hebben gesteld dat alleen [verweerster, sub 5] als getuige zou moeten worden gehoord omdat alleen haar verklaringen opheldering kunnen verschaffen over de concrete feiten die tot beslissing van het geschil zouden kunnen leiden. De rechtbank acht het niet nodig om het verhoor alleen tot [verweerster, sub 5] te beperken, maar zal evenwel een beperking in het aantal getuigen aanbrengen op de wijze zoals gebruikelijk is bij deze rechtbank. Aangezien de praktijk uitwijst dat met het horen van meer dan vijf getuigen doorgaans geen redelijk doel wordt gediend, zal de rechtbank het aantal getuigen in eerste instantie beperken tot vijf. [verzoekster] mag zelf kiezen welke vijf getuigen dit zullen zijn. Indien [verzoekster] na deze vijf getuigen meer getuigen wensen te horen, kan zij een onderbouwd verzoek daartoe indienen bij de rechter voor wie de verhoren zullen worden gehouden.
4.21.
Nu het verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor zal worden toegewezen, zal aan partijen worden verzocht hun verhinderdata over de komende vier maanden toe te zenden aan de rechtbank. Aan de hand van deze verhinderdata zal de rechtbank een datum bepalen voor het verhoor en een rechter-commissaris aanzoeken die het verhoor zal leiden.
Het 843a Rv-verzoek t.a.v. [verweersters] .
4.22.
[verweersters] . hebben in aanvulling op de hiervoor besproken en verworpen “algemene” verweren een aantal specifieke bezwaren geuit tegen de verzoeken op grond van artikel 843a Rv.
4.23.
Hiervoor is al overwogen dat [verzoekster] een rechtmatig belang heeft bij het onderzoeken van de gang van zaken rondom de zes in r.o. 4.10. genoemde projecten van [bedrijfsnaam] . In het verlengde daarvan oordeelt de rechtbank dat [verzoekster] voor die zes projecten een rechtmatig belang heeft bij afschrift van stukken die betrekking hebben op die projecten, zowel voor als na het faillissement. Ook heeft [verzoekster] een rechtmatig belang bij het onderzoeken of [bedrijfsnaam] onrechtmatig selectieve betalingen heeft verricht en vanaf welk moment de omzet een teruglopende trend liet zien. Inzage in de bankafschriften van [bedrijfsnaam] kan een bijdrage leveren aan verkrijgen van inzicht in de financiële positie van [bedrijfsnaam] voorafgaand aan het faillissement. Op die manier kan [verzoekster] tot een peildatum komen vanaf welk moment [verweerster, sub 5] wist of behoorde te weten dat [bedrijfsnaam] de door haar aangegane verplichtingen niet kon nakomen en zien of [verweerster, sub 5] bij het verschuiven van projecten, wist of behoorde te weten dat [bedrijfsnaam] haar verplichtingen niet meer kon nakomen. De rechtbank zal bepalen dat [verweerster, sub 5] de bankafschriften moet verschaffen vanaf een jaar voor het faillissement van [bedrijfsnaam] . Daarmee zijn de stukken ten aanzien waarvan het verzoek zal worden toegewezen ook voldoende bepaald. [verzoekster] heeft naar het oordeel van de rechtbank, anders dan [verweersters] . menen, ook voldoende duidelijk gemaakt dat de stukken betreffende die zes projecten en de bankafschriften van het laatste jaar van [bedrijfsnaam] betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin zij partij is: een verbintenis uit de wet wordt ook aangemerkt als een rechtsbetrekking en [verzoekster] heeft toegelicht dat er voldoende aanwijzingen bestaan op aan te kunnen nemen dat het vermoeden bestaat van onrechtmatig handelen door [verweersters] . jegens [verzoekster] , bestaande uit onrechtmatig handelen van [verweerster, sub 5] en/of [verweerster, sub 1] , groepsaansprakelijkheid en/of het profiteren van onrechtmatig handelen van de [verweerster, sub 1] en/of [verweerster, sub 5] .
4.24.
[verweersters] . worden niet gevolgd in hun betoog dat zij niet gehouden zijn aan de vordering ex artikel 843a Rv te voldoen, omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Anders dan waar zij vanuit gaan, worden de verzoeken jegens de curator in deze procedure afgewezen. De situatie dat [verzoekster] alle relevante informatie van de curator kan verkrijgen, doet zich dus niet voor. Daarnaast hebben [verweersters] . gesteld dat er gewichtige redenen zijn om geen inzage te hoeven geven, nu [verzoekster] op basis van een niet bestaande vordering en aannames inzage heeft verzocht in vertrouwelijke, bedrijfsgevoelige, concurrentiegevoelige en financiële informatie. Naar het oordeel van de rechtbank staat het bedrijfsvertrouwelijke karakter van de af te geven stukken niet aan toewijzing van het verzoek in de weg. Tot slot zou volgens [verweersters] . het verzoek tot inzage niet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Aan de subsidiariteitseis zou niet zijn voldaan omdat de belangen van [verzoekster] al worden behartigd door de curator, er (daarom) geen rechtmatig belang is bij de inzage en de noodzaak onvoldoende is. Aan de eis van proportionaliteit is volgens [verweersters] . niet voldaan omdat een belangenafweging maakt dat die belangen van [verweersters] . zwaarder wegen dan die van [verzoekster] , met name nu [verzoekster] inzage heeft verzocht in zeer veel vertrouwelijke informatie van nagenoeg alle bedrijven van [verweersters] . Naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang van [verzoekster] bij afgifte van de stukken zwaarder dan dat van [verweersters] . bij het vertrouwelijk blijven van een deel van bedrijfsinformatie. Het gaat immers uitsluitend om informatie over de zes projecten. Ten aanzien van Yume Atelier, geldt dat zij wordt veroordeeld tot afgifte van stukken vanaf de datum van haar oprichting, de dag voor het faillissement van [bedrijfsnaam] : 11 september 2023.
4.25.
[verzoekster] verzoekt ten slotte [verweerster, sub 5] te bevelen het contract te verstrekken dat zij heeft gesloten met de curator betreffende de doorstart van [bedrijfsnaam] . [verzoekster] heeft vernomen dat er tussen de curator en [verweerster, sub 5] of een aan haar gelieerde partij een contract is gesloten betreffende de doorstart door [verweerster, sub 5] in een van haar vennootschappen. Op basis van dit contract kan achterhaald worden om welke projecten het gaat en voor welke projecten nog werkzaamheden zijn verricht. [verweerster, sub 5] heeft zich hiertegen verweerd met de stelling dat voor de verzoeken van [verzoekster] en de onderbouwing daarvan, alleen relevant is wat tussen [verweerster, sub 5] en de curator is afgesproken ter zake het klantenbestand van [bedrijfsnaam] en de lopende projecten van [bedrijfsnaam] . De rechtbank volgt [verweerster, sub 5] in dat standpunt. Het verzoek zal dan ook met inachtneming van die beperking worden toegewezen.
4.26.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek ex artikel 843a Rv deels zal worden toegewezen. De rechtbank ziet aanleiding om aan deze veroordelingen tot afgifte van stukken dwangsommen te verbinden. Deze zullen worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. De rechtbank zal, om [verweersters] . voldoende tijd te geven om aan volledig aan hun verplichtingen te kunnen voldoen, de termijn voor afgifte vaststellen op vier weken na betekening van deze beschikking.
5De beslissing
De rechtbank
ten aanzien van de verzoeken gericht tegen de curator:
5.1.
wijst de verzoeken af;
ten aanzien van het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor gericht tegen [verweersters] .:
5.2.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor over:
i. de gang van zaken rond [projecten] als onderhanden werk en lopende projecten van [bedrijfsnaam] tot aan het faillissement van [bedrijfsnaam] ;
ii. of de onder i genoemde projecten na faillissement van [bedrijfsnaam] zijn voortgezet in een andere vennootschap en of sprake is van een onrechtmatige doorstart door [verweersters] .;
iii. of [verweerster, sub 5] heeft bijgedragen aan verhaalsfrustratie of het ontnemen van corporate opportunity aan [bedrijfsnaam] door middel van het doorschuiven van offertes/lopende opdrachten met betrekking tot de onder i genoemde projecten naar haar andere vennootschappen, zonder dat deze vennootschappen hiervoor aan (de boedel van) [bedrijfsnaam] een vergoeding hebben betaald, en of MAAN Design en/of Yume Atelier en/of [verweerster, sub 1] hiervan hebben geprofiteerd;
iv. of [verweerster, sub 5] namens [bedrijfsnaam] verplichtingen is aangegaan waarvan zij wist, of redelijkerwijs behoorde te weten, dat [bedrijfsnaam] daaraan niet kon voldoen en geen verhaal zou bieden;
v. welke betalingen [verweerster, sub 5] heeft verricht vanaf het moment dat zij had moeten weten dat het faillissement van [bedrijfsnaam] te verwachten was;
een en ander met inachtneming van wat onder 4.19 en 4.20 is overwogen;
5.3.
bepaalt dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie te Den Haag aan de Prins Clauslaan 60 op een nader te bepalen datum en tijdstip ten overstaan van een nader te bepalen rechter als rechter-commissaris;
5.4.
bepaalt dat [verzoekster] uiterlijk twee weken na heden een afschrift van deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot aan [verweersters] . moet doen toekomen;
5.5.
bepaalt dat partijen binnen drie weken na heden hun verhinderdata over de komende vier maanden dienen op te geven aan de rechtbank;
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte;
ten aanzien van het verzoek op grond van 843a Rv gericht tegen [verweersters] .:
5.7.
gebiedt [verweerster, sub 5] om binnen vier weken na betekening van deze beschikking aan [verzoekster] afschriften te verstrekken van:
de bankafschriften van [bedrijfsnaam] vanaf 12 september 2022 tot en met 12 september 2023, en
de offerteaanvragen, daadwerkelijk uitgebrachte offertes, verstrekte opdrachten aan [bedrijfsnaam] en de door [bedrijfsnaam] verzonden verkoopfacturen, vanaf 12 september 2020 tot en met 12 september 2023, met dien verstande dat dit gebod uitsluitend betreft de projecten [projecten] en
het contract tussen de curator en [verweerster, sub 5] , uitsluitend voor zover het betreft de tussen hen gemaakte afspraken over het klantenbestand van [bedrijfsnaam] en de lopende projecten van [bedrijfsnaam] ,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat zij in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 25.000,-;
5.8.
gebiedt [verweerster, sub 1] om binnen vier weken na betekening van deze beschikking aan [verzoekster] afschriften te verstrekken van:
haar bankafschriften vanaf 1 januari 2022 tot en met 24 april 2025, voor zover die betrekking hebben op de projecten [projecten] , en
de door haar ontvangen offerteaanvragen, de daadwerkelijk door haar uitgebrachte offertes, de aan haar verstrekte opdrachten, de door haar verzonden verkoopfacturen en de door haar ontvangen inkoopfacturen, vanaf 1 januari 2022 tot en met 24 april 2025 en uitsluitend voor zover die die betrekking hebben op de projecten [projecten] ;
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat zij in gebreke blijft om hieraan te voldoen, met een maximum van € 25.000,-;
5.9.
gebiedt MAAN Design om binnen vier weken na betekening van deze beschikking aan [verzoekster] afschriften te verstrekken van:
haar bankafschriften vanaf 1 januari 2022 tot en met 24 april 2025, voor zover die zien op de projecten [projecten] ,
de door haar ontvangen offerteaanvragen, de daadwerkelijk door haar uitgebrachte offertes, de aan haar verstrekte opdrachten, de door haar verzonden verkoopfacturen en de door haar ontvangen inkoopfacturen, vanaf 1 januari 2022 tot en met 24 april 2025 en uitsluitend voor zover die die betrekking hebben op de projecten [projecten] ;
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat zij in gebreke blijft om hieraan te voldoen, met een maximum van € 25.000,-;
5.10.
gebiedt Yume Atelier om binnen vier weken na betekening van deze beschikking aan [verzoekster] afschriften te verstrekken van:
haar bankafschriften vanaf 11 september 2023 tot en met 24 april 2025, voor zover die zien op de projecten [projecten] ,
de door haar ontvangen offerteaanvragen, de daadwerkelijk door haar uitgebrachte offertes, de aan haar verstrekte opdrachten, de door haar verzonden verkoopfacturen en de door haar ontvangen inkoopfacturen, vanaf 11 september 2023 tot en met 24 april 2025 en uitsluitend voor zover die die betrekking hebben op de projecten [projecten] ;
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat zij in gebreke blijft om hieraan te voldoen, met een maximum van € 25.000,-;
5.11.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025.
type: 2184