Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBDHA:2025:8115

RWNL; Ranov; twijfel herkomst ivm taalanalyse; beroep ongegrond.

Rechtbank Den Haag 9 May 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBDHA:2025:8115 text/xml public 2025-05-09T17:00:31 2025-05-09 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Den Haag 2025-05-07 AWB 24-5060 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Arnhem Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:8115 text/html public 2025-05-09T13:10:00 2025-05-09 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBDHA:2025:8115 Rechtbank Den Haag , 07-05-2025 / AWB 24-5060
RWNL; Ranov; twijfel herkomst ivm taalanalyse; beroep ongegrond.

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 24/5060
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2025 in de zaak tussen
<?linebreak?> [eiser], v-nummer: [nummer], eiser
(gemachtigde: mr. C. Huy),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. C.D.G. van IJzendoorn).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
1.1.
De staatssecretaris heeft het verzoek met het besluit van 17 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 juni 2024 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, mr. G.J. van der Graaf, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek van eiser om naturalisatie. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het bestreden besluit

4. Eiser stelt afkomstig te zijn uit Sierra Leone. Eiser is sinds 15 juni 2007 in het bezit van een reguliere verblijfsvergunning op grond van de Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov). Hij heeft op 24 december 2021 een verzoek tot naturalisatie ingediend. De staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen, omdat twijfel bestaat over de nationaliteit en herkomst van eiser en daarom ook over de door hem gestelde identiteit. Deze twijfel mag bij een naturalisatieverzoek niet bestaan, ook niet als de verzoeker in het bezit is van een Ranov-vergunning. De staatssecretaris legt aan zijn standpunt een taalanalyse van Team Land en Taal (tegenwoordig Team Onderzoek Land en Taal (TOELT)) ten grondslag van 9 augustus 2019. Deze taalanalyse is gedaan in het kader van de asielaanvraag die destijds in behandeling was. De conclusie van deze taalanalyse is dat eiser eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone, maar eenduidig herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Guinee. De rechtbank heeft in een uitspraak van 3 maart 2021 overwogen dat verweerder de taalanalyse aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen. Deze uitspraak is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 17 november 2021. In die uitspraak is overwogen dat de taalanalyse op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, dat de redeneringen begrijpelijk zijn en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Hoewel eiser destijds aangaf een contra-expertise te willen laten uitvoeren, hij daartoe geluidsopname heeft ontvangen en contact heeft opgenomen met bureau Sprakab, is er uiteindelijk geen rapport contra-expertise overgelegd. In onderhavige procedure is ook geen contra-expertise ingediend. Eiser heeft zowel in de vorige als in de onderhavige procedure wel een aantal kritische kanttekeningen geplaatst naar aanleiding van de taalanalyse waarop door TOELT is gereageerd. De conclusie blijft hetzelfde, namelijk dat eiser eenduidig te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Guinee en dus niet binnen Sierra Leone.

Mag de staatssecretaris van eiser verlangen dat hij zijn nationaliteit en identiteit aannemelijk maakt?

5. Eiser betoogt dat het beleid om bij twijfel vast te houden aan de documenteis in strijd is met de wet, althans in strijd met de bedoeling van de Kamermotie van de Kamerleden Van Dijk en Van Toorenburg van 9 februari 2021 en niet verenigbaar met het evenredigheidsbeginsel. De voorwaarde dat – om het Nederlanderschap te kunnen verkrijgen – een geboorteakte en een paspoort moet worden overgelegd, is niet neergelegd in een algemeen verbindend voorschrift, maar in een beleidsregel. De staatssecretaris is bevoegd om deze voorwaarde niet tegen te werpen als de weigering van het Nederlanderschap onevenredig moet worden geacht in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Het onthouden van het Nederlanderschap aan vreemdelingen die al zeer lange tijd in Nederland verblijven met als enige reden dat zij geen geboorteakte en paspoort kunnen overleggen, is onevenredig met het doel van het verlangen van deze documenten. Naar aanleiding van de Kamermotie zijn versoepelingen van de naturalisatievoorwaarden voor Ranov-vergunninghouders doorgevoerd met als doel evenwichtig beleid voor Ranov-vergunninghouders. Het Directoraat-Generaal schrijft dat uit een inventarisatie van nog openstaande naturalisatieverzoeken van Ranov-vergunninghouders is gebleken dat bij een substantieel percentage sprake is van gerede twijfel aan de identiteit. In het licht van de Kamermotie is het onverkort handhaven van de beleidsregel voor deze groep onevenredig, omdat deze mensen (nog altijd) onevenredig worden benadeeld. De staatssecretaris kan niet enerzijds ter uitvoering van de Kamermotie het beleid wijzigen en voormalige houders van een Ranov-vergunning vrijstellen van het documentvereiste, en anderzijds dit beleid zoveel mogelijk uithollen door elk mogelijk argument voor twijfel aan de nationaliteit en identiteit aan te grijpen om toch documenten te verlangen. De rechtspraak van de Afdeling waar de staatssecretaris naar verwijst op pagina 6 van het bestreden besluit vormde immers de aanleiding voor de Kamermoties en de daaropvolgende wijziging van het beleid waarbij Ranov-vergunninghouders zijn vrijgesteld van de verplichting een geboorteakte en paspoort over te leggen.

6. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de RWN verleent de staatssecretaris met inachtneming van hoofdstuk 4 van de RWN het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken (naturalisatie). Op grond van artikel 31, eerste lid, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, verstrekt de vreemdeling bij de indiening van het naturalisatieverzoek waar mogelijk gegevens over diens nationaliteit en identiteit. Volgens onderdeel 7-alg, paragraaf 3, van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 moet de vreemdeling zekerheid verschaffen over diens nationaliteit en identiteit. Dat geldt volgens de Handleiding ook voor vreemdelingen aan wie een regulier verblijfsrecht is verstrekt op grond van de Ranov-regeling.
6.1.
Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat de verlening van het Nederlanderschap, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht is en de staatssecretaris dan ook bevoegd is om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde nationaliteit en identiteit van eiser te verlangen. De omstandigheden dat een vreemdeling heeft deelgenomen aan de Ranov-regeling maakt niet dat de staatssecretaris in de naturalisatieprocedure geen eisen mag stellen aan het verkrijgen van zekerheid over zijn nationaliteit, herkomst en identiteit. Dit betekent concreet dan van eiser niet mag worden verwacht dat hij een paspoort of ander bewijs van het bezit van een vreemde nationaliteit of een geboortebewijs overlegt, maar dat de staatssecretaris wel van eiser mag vragen dat hij zijn identiteit en herkomst op een andere manier onderbouwt. Het betoog van eiser dat het beleid in strijd is met de wet en dat het, gelet op de Kamermotie van 9 februari 201, niet evenredig is om van Ranov-vergunninghouders te blijven verlangen dat zij documenten aanleveren, slaagt niet. In de genoemde Afdelingsuitspraak van 17 november 2021 is het beleid getoetst en heeft de Afdeling geoordeeld dat het beleid niet onevenredig is. Dit oordeel wordt ondersteund door latere rechtspraak van de Afdeling, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding heeft gezien om van het beleid in de Handleiding RWN af te wijken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de staatssecretaris niet handelt in strijd met het evenredigheidsbeginsel door van eiser te verlangen dat hij zijn identiteit en nationaliteit onderbouwt met documenten.
6.2.
Uit de genoemde uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021 en paragraaf 3.5 van de Handleiding volgt verder dat indien twijfel bestaat over de door een verzoeker opgegeven identiteit of herkomst dat eventueel kan leiden tot afwijzing van het verzoek. Deze twijfel kan bijvoorbeeld blijken uit een taalanalyse.
6.3.
In dit geval heeft eiser bij zijn verzoek tot naturalisatie geen documenten overgelegd die zijn identiteit en herkomst kunnen onderbouwen. Dat had wel van hem verwacht mogen worden. Er is dus alleen de door hem gestelde Sierra Leoonse nationaliteit en identiteit van eiser. De vraag is vervolgens of de taalanalyse van 9 augustus 2019 en het weerwoord van 10 mei 2024 heeft mogen leiden tot twijfel over de door eiser gestelde nationaliteit en identiteit.

Is er sprake van gerede twijfel over de identiteit en nationaliteit van eiser?

7. Eiser betoogt dat zijn gestelde nationaliteit en identiteit ten onrechte in twijfel wordt getrokken op grond van het rapport taalanalyse van 9 augustus 2019. Eiser betoogt dat de taalanalyse van TOELT niet als objectieve grond kan worden aangemerkt voor gerede twijfel aan zijn identiteit en nationaliteit en dat ten onrechte wordt tegengeworpen dat gerede twijfel bestaat over de opgegeven identiteit en nationaliteit. Er zijn daarom concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het onderzoek, de begrijpelijkheid van de in het onderzoek gevolgde redenering en het aansluiten van de conclusies daarop. De taalanalyse bevat daarnaast een aantal stellingen die kennelijk hebben geleid tot de conclusie dat eiser niet eenduidig te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone. Ten aanzien van vrijwel alle stellingen geldt echter dat ze ofwel onjuistheden bevatten ofwel niet op inzichtelijke wijze zijn onderbouwd, ofwel niet behoren tot de deskundigheid van de taalanalist. Ter illustratie van deze stelling wijst eiser allereerst op het aan hem tegengeworpen gebruik van Franse leenwoorden, terwijl TOELT later toegeeft dat twee van de in de taalanalyse vermelde Franse leenwoorden niet op de bandopname kunnen worden gehoord. Daarnaast meent eiser dat onvoldoende is toegelicht dat de uitspraak van eiser wijst op een herkomst uit Guinee. Tenslotte trekt eiser de deskundigheid van de opsteller van het weerwoord in twijfel en meent eiser dat het er sterk op lijkt dat de slager zijn eigen vlees keurt. De staatssecretaris heeft ten onrechte nagelaten zich ervan te vergewissen dat de taalanalyse naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Nu er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het onderzoek zijn aangevoerd, meent eiser dan ook dat het taalanalyserapport van TOELT geen redelijke grond vormt voor gerede twijfel aan zijn identiteit en nationaliteit.

8. De conclusie uit het rapport taalanalyse van 9 augustus 2019 is dat eiser eenduidig niet herleidbaar is tot een spraakgemeenschap binnen Sierra Leone en eenduidig te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Guinee. Uit het rapport blijkt dat eiser geen Krio beheerst, terwijl hij spontaan Franse leenwoorden in het Pular gebruikt zoals dat gangbaar is in Guinee en niet gangbaar is in Sierra Leone. Verder blijkt uit het rapport dat eiser niet in staat is concrete, correcte en gedetailleerde informatie te verschaffen over zijn beweerde herkomstomgeving. De staatssecretaris heeft in het kader van de vergewisplicht de zienswijze van eiser van 13 maart 2024 voorgelegd aan TOELT, met het verzoek hierop te reageren. TOELT heeft op 5 april 2024 een weerwoord uitgebracht waaruit blijkt dat er ook andere Franse leenwoorden te horen zijn in het Fula. Eiser heeft bij brief van 19 april 2024 zijn reactie op het weerwoord van TOELT gegeven. Ook deze reactie is voorgelegd aan TOELT, met het verzoek om hierop te reageren. TOELT heeft op 10 mei 2024 opnieuw een weerwoord uitgebracht. De conclusie blijft hetzelfde, namelijk dat eiser eenduidig te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Guinee en dus niet binnen Sierra Leone.

9. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is een advies van TOELT een deskundigenadvies. De staatssecretaris mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag de staatssecretaris niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt de staatssecretaris de adviseur om een reactie op wat over het advies is aangevoerd. Uit rechtspraak van de Afdeling volgt verder dat als de taalanalyse zorgvuldig, inzichtelijk en concludent is, een vreemdeling de bij de staatssecretaris gerezen en door de taalanalyse niet weggenomen twijfel slechts door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog kan proberen weg te nemen. Om als contra-expertise te kunnen worden gebruikt, moet de op verzoek van een vreemdeling verrichte taalanalyse ook zorgvuldig, inzichtelijk en concludent zijn. Als de uitkomst van de contra-expertise de door de vreemdeling gestelde herkomst niet bevestigt, wordt de gerezen twijfel in elk geval niet weggenomen.
9.1.
De rechtbank volgt allereerst niet het betoog van eiser dat de taalanalyse van TOELT niet als objectieve grond kan worden aangemerkt voor gerede twijfel aan de identiteit en nationaliteit van eiser. Gelet op voorgaande rechtspraak van de Afdeling is het advies van TOELT een deskundigenadvies en de staatssecretaris mag op dit advies van de deskundige afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
9.2.
De rechtbank constateert dat de staatssecretaris ten tijde van het advies en de periode daarna meermaals een reactie heeft gevraagd aan TOELT. Uit de reactie van TOELT van 14 oktober 2019 blijkt dat de analist Fula, Krio en Engels spreekt en afkomstig is uit Sierra Leone. Er is uitgebreid getest tijdens de selectieprocedure, de analist heeft een groot aantal taalanalyses gevoerd, en er is voortdurend gecontroleerd door middel van willekeurige checks. Gezien deze door TOELT verstrekte gegevens ziet de rechtbank in het betoog van eiser geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de taalanalist die de taalanalyse heeft opgesteld. Bovendien is in de uitspraak van 3 maart 2021 – bevestigd door de Afdeling bij uitspraak van 17 november 2021 overwogen dat de taalanalyse op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, dat de redeneringen begrijpelijk zijn en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
9.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat het rapport taalanalyse in combinatie met de aanvullingen van TOELT voldoende zorgvuldig, inzichtelijk en concludent is. Duidelijk is dat de spraak van eiser volgens de taalanalist eenduidig niet te plaatsen is binnen Sierra Leone. De rechtbank volgt ook niet het betoog van eiser dat de conclusie van de taalanalyse onvoldoende is gemotiveerd en niet of niet voldoende voortvloeit uit de inhoud van het rapport. Gezien de reacties van TOELT in de besluitvormingsfase bestaat ook geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris ten onrechte zelf niet is nagegaan of het rapport taalanalyse wel inzichtelijk of concludent is. De kanttekeningen van eiser worden namelijk door TOELT weersproken. De staatssecretaris stelt niet ten onrechte dat de vergewisplicht niet zo ver strekt dat de staatssecretaris, of TOELT, bij een daartoe strekkend verzoek de gehele bandopname dient terug te luisteren op zoek naar de woorden die in het taalanalyserapport worden genoemd. Te meer nu eiser heeft nagelaten een contra-expertise te laten verrichten. Verder blijkt uit de reactie van TOELT dat er ook andere Franse leenwoorden te horen zijn in het Fula wat benadrukt dat eiser Franse leenwoorden gebruikt. Tot slot blijkt uit de reactie van TOELT dat eiser geen Krio spreekt, terwijl hiervoor geen goede verklaring is.
9.4.
Zoals uit 9.2 en 9.3 volgt, is het rapport taalanalyse voldoende inzichtelijk en concludent. Eiser is zowel tijdens de naturalisatieprocedure als tijdens de onderhavige procedure gewezen op de mogelijkheid om een contra-expertise te laten uitvoeren. Eiser heeft geen contra-expertise verricht om de uitkomsten van de taalanalyse te weerleggen, waardoor de staatssecretaris niet ten onrechte stelt dat de gerezen twijfel over de identiteit en nationaliteit blijft bestaan.

Is er sprake van bewijsnood?

10. Eiser betoogt tot slot dat door de staatssecretaris ten onrechte geen aanleiding wordt gezien om te veronderstellen dat eiser in bewijsnood verkeert. De beleidswijziging is juist gekomen, omdat een grote groep Ranov-vergunninghouders – waar eiser onder valt – niet in staat was om documenten over te leggen en niet in staat was bewijsnood aan te tonen. Eiser merkt hierbij op dat juist het voorheen gevoerde beleid en de aanvaarding van dit beleid in de rechtspraak de aanleiding vormden voor de motie. De beleidswijziging komt erop neer dat Ranov-vergunninghouders niet meer hoeven aan te tonen dat sprake is van bewijsnood, maar dat deze standaard wordt aangenomen. De omstandigheid dat eiser niet heeft aangetoond dat sprake is van bewijsnood maakt zijn situatie dus niet anders dan die van de Ranov-vergunninghouders die op grond van het huidige beleid wel worden vrijgesteld. Integendeel, het beleid ziet juist op vreemdelingen die niet kunnen aantonen dat er sprake is van bewijsnood.
10.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser zijn beroep op bewijsnood niet heeft onderbouwd en ook niet heeft aangetoond dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. Het is niet gebleken dat eiser enige poging heeft ondernomen om in het bezit te komen van de gevraagde documenten.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag van eiser in stand blijft. Eiser krijgt daarom geen vergoeding in zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van

mr. S. Berendsen, griffier.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

AWB 20/1740.

ECLI:NL:RVS:2021:2566.

Kamerstukken II 2020/21, 35483, nr. 68.

Kamerstukken II 2020/21, 35483, nr. 68.

[website]

ABRvS 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566, rechtsoverweging (r.o.) 3.1. en 3.2.

ABRvS 12 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:509.

ABRvS 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197.

ABRvS 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566, r.o. 4.1.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2264, r.o. 2.1.

AWB 20/1740.

ECLI:NL:RVS:2021:2566

Zie ABRvS 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:120, onder andere recent bevestigd in ABRvS 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1597.

Artikel delen