Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBDHA:2025:9020

Asiel - Iran - afvalligheid - atheïsme - beroep gegrond omdat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser geen vrees heeft voor vervolging vanwege zijn afvalligheid - uitspraak gecorrigeerd vanwege incorrecte weergave van aanwezige ter zitting en onjuiste hogeberoepstermijn.

Rechtbank Den Haag 3 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBDHA:2025:9020 text/xml public 2025-06-03T00:00:16 2025-05-22 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Den Haag 2025-05-20 NL25.14699 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Den Haag Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:9020 text/html public 2025-05-27T10:22:50 2025-06-03 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBDHA:2025:9020 Rechtbank Den Haag , 20-05-2025 / NL25.14699
Asiel - Iran - afvalligheid - atheïsme - beroep gegrond omdat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser geen vrees heeft voor vervolging vanwege zijn afvalligheid - uitspraak gecorrigeerd vanwege incorrecte weergave van aanwezige ter zitting en onjuiste hogeberoepstermijn.

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.14699
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. C.L.J.M. Wilhelmus),

en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1972. Hij heeft op 19 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 25 maart 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, L. Neshin als tolk en de gemachtigde van verweerder . De gemachtigde van verweerder is met voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?

Het asielrelaas

2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft vanwege zijn afvalligheid en atheïsme problemen gekregen met zijn extreem religieuze familie en met name met familieleden in Iran die werkzaam zijn (geweest) bij de Basij en Sepah. Eiser is door zijn familie bedreigd, mishandeld en zijn huis is in brand gestoken. Eiser heeft ook vernomen dat familieleden in samenwerking met de Iraanse autoriteiten bewijsstukken aan het verzamelen zijn om eiser strafrechtelijk te vervolgen. Bij terugkeer naar Iran vreest hij voor zijn familie en voor de Iraanse autoriteiten.

Het bestreden besluit

3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder drie asielmotieven. Het eerste asielmotief te weten ‘identiteit, nationaliteit en herkomst’ wordt geloofwaardig geacht door verweerder. Het tweede asielmotief ‘atheïsme’ en het derde asielmotief ‘problemen vanwege uw afvalligheid’ worden ongeloofwaardig geacht. De afvalligheid wordt geloofd maar niet dat eiser als gevolg van zijn afvalligheid problemen heeft ondervonden. Eiser heeft beide asielmotieven niet volledig onderbouwd met objectieve documenten en verweerder ziet geen aanleiding om het voordeel van de twijfel te geven omdat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser heeft geen vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag vanwege zijn afvalligheid. Eiser heeft namelijk geen uiting gegeven aan zijn afvalligheid in het openbaar. Uit eisers verklaringen volgt dat hij zich voorheen heeft geconformeerd aan de maatschappelijke standaard. Niet valt in te zien dat eiser dit in de toekomst niet opnieuw zou kunnen doen. Dat eiser mogelijk een verklaring moet ondertekenen dat hij moslim is en dat hij eventueel in de gaten zal worden gehouden door de autoriteiten is niet zwaarwegend genoeg om vrees voor vervolging aan te nemen. Verweerder heeft eisers aanvraag daarom afgewezen als ongegrond.

Wat vindt eiser in beroep?

4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder hanteert een onjuiste geloofwaardigheidsbeoordeling. Dit volgt onder andere uit de prejudiciële vragen die zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats Roermond. Door verweerder is geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling toegepast nu het ‘asielmotief identiteit, nationaliteit en herkomst’ wel geloofwaardig wordt geacht en dit niet is betrokken bij de beoordeling van de andere elementen. Ook is niet te volgen dat eisers identiteit en afvalligheid wel geloofwaardig worden geacht maar de problemen vanwege zijn afvalligheid en atheïsme niet. Verweerder moet de geloofwaardigheid opnieuw toetsen nu een aantal punten uit de zienswijze zijn gevolgd. Verweerder vindt eisers problemen vanwege zijn afvalligheid ten onrechte ongeloofwaardig. Eiser heeft hier wel degelijk samenhangend en aannemelijk over verklaard. Ook had verweerder de bedreiging door eisers broer op eigen merites moeten beoordelen. Verweerder vindt daarnaast ten onrechte ongeloofwaardig dat eiser atheïst is. Op dit punt heeft eiser ook geloofwaardig samenhangend en aannemelijk verklaard. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met eisers referentiekader en verwacht ten onrechte dat hij vanwege zijn opleidingsniveau kan verklaren als een ervaren wetenschapper of filosoof. Ter onderbouwing van zijn atheïsme en zijn vrees voor vervolging heeft eiser vertaalde Facebookberichten overgelegd. Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat eiser geen vrees heeft voor vervolging vanwege zijn afvalligheid. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij zich heeft geuit over zijn afvalligheid bij zijn familie en op de school van zijn dochter en dat hij in de Evin gevangenis heeft gezeten. Hieruit volgt dat eiser zich niet heeft geconformeerd aan de maatschappelijke standaard in Iran. De uitingen van zijn afvalligheid zijn wel degelijk van belang voor eisers religieuze identiteit. Verweerder gaat er ten onrechte aan voorbij dat eiser heeft verklaard dat hij zich in de toekomst zal uiten over zijn afvalligheid. Van eiser mag geen terughoudendheid worden verwacht. Ook mag niet van eiser worden verwacht dat hij een verklaring zal tekenen dat hij moslim is bij aankomst in Iran. Eiser heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 6 maart 2025. Ook heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat eiser afkomstig is uit een extreem religieuze familie en dat uit een rapport van het EUAA, volgt dat dit een risico verhogende factor is voor vervolging. Uit een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, volgt dat veel waarde moet worden gehecht aan EUAA rapportages. Bovendien zijn familieleden van eiser werkzaam bij de overheid. Ook heeft verweerder niet betrokken dat eiser in Nederland is mishandeld vanwege zijn afvalligheid door een Iraniër genaamd [naam 1] , die mogelijk banden heeft met de Iraanse autoriteiten. Er is dus een risico dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van eisers afvalligheid. Tot slot, heeft verweerder ten onrechte niet gemotiveerd waarom eiser door voorgenoemde mishandeling niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet mogen afwijzen als ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Integrale geloofwaardigheidsbeoordeling

6. Voor zover eiser heeft bedoeld te betogen dat verweerders werkwijze met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd is met het Unierecht, slaagt dat betoog niet. De enkele omstandigheid dat verweerder eisers identiteit en afvalligheid wel geloofwaardig heeft gevonden en zijn atheïsme en de problemen vanwege afvalligheid niet geloofwaardig niet, maakt niet dat er geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de geloofwaardigheid van eisers asielaanvraag in beginsel op een juiste wijze heeft beoordeeld. In de prejudiciële vragen van 7 januari 2025 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, zich onder meer afgevraagd of de nieuwe werkwijze van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd is met het Unierecht. De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft op 6 maart 2025 uitspraak gedaan over onder meer deze vraag. Uit deze uitspraak volgt dat de nieuwe werkwijze niet in strijd is met het Unierecht. Wel moet verweerder alle omstandigheden in een specifiek geval altijd in samenhang beoordelen om tot een conclusie over de geloofwaardigheid te komen. De cumulatieve voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000 kunnen dus niet als strikte checklist worden getoetst door verweerder. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de geloofwaardigheid van de asielmotieven van eiser niet op de juiste wijze is beoordeeld.

Atheïsme

7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ongeloofwaardig heeft mogen vinden dat eiser een atheïstische overtuiging heeft. In de Werkinstructie 2022/3 ‘bekeerlingen en afvalligen’ is erkend dat er verschillende definities van het atheïsme bestaan binnen de wetenschappelijke literatuur maar dat de definitie wordt gehanteerd die volgt uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter: ‘de ontkenning van het bestaan van een God of opperwezen. Het gaat hierbij niet enkel om een afwezigheid van geloof in het bestaan van één God of meerdere goden, maar om de overtuiging dat er geen God of opperwezen bestaat, een met het geloof concurrerende overtuiging. Niet blijkt uit de verklaringen van eiser dat hij ervan overtuigd is dat er helemaal geen God of opperwezen bestaat. Ten eerste, mocht verweerder in eisers nadeel wegen dat hij is gedoopt. Een doop wordt gezien als een teken van geloof en bekering. Verweerder heeft niet hoeven volgen dat eiser zich heeft laten dopen als een teken van respect. Over zijn zoektocht naar de waarheid verklaart eiser dat het ontstaan van het universum geen wetenschappelijke verklaring heeft. Verweerder heeft tegen kunnen werpen dat eiser daarmee lijkt te suggereren dat er wel een bovennatuurlijke macht bestaat en dat uit zijn verklaringen niet blijkt dat hij er helemaal van overtuigd is dat er geen God of opperwezen bestaat. Daarbij heeft eiser ook niet duidelijk verklaard over zijn persoonlijke overtuiging of hoe hij tot deze overtuiging is gekomen en ook heeft eiser weinig concreet verklaard over de inhoud van de boeken die hij heeft gelezen terwijl verweerder dat wel mag verwachten van eiser.

8. De rechtbank overweegt dat verweerder bij de beoordeling voldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. Verweerder stelt niet ten onrechte dat van iemand met een universitair opleidingsniveau meer verwacht mag worden van zijn verklaringen dan van iemand zonder dergelijk opleidingsniveau.

Problemen vanwege afvalligheid

9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers gestelde problemen vanwege zijn afvalligheid ook ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Niet is in geschil dat eiser onvoldoende objectieve documenten heeft overgelegd die dit asielmotief volledig onderbouwen. Verweerder heeft ook geen aanleiding hoeven zien om het voordeel van de twijfel te gunnen. Verweerder heeft kunnen concluderen dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.

10. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser onduidelijk heeft verklaard over de brand. Verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiser niet duidelijk heeft verklaard waarom hij er zeker van is dat zijn familie achter de brand zit. Eiser heeft verklaard dat hij vermoedt dat zijn familie achter de brand zit omdat hij eerder bedreigd is en omdat de brandweer zou hebben geconstateerd dat de brand is ontstaan door brandstof en in zijn werkkamer is begonnen waar hij verboden boeken bewaarde. Verweerder heeft echter kunnen tegenwerpen dat eiser onduidelijk heeft verklaard over hoe zijn familie erachter is gekomen dat eiser verboden boeken in zijn bezit had. Eiser heeft namelijk in eerste instantie verklaard dat zijn familie alleen wist dat hij veel boeken had en zo had kunnen weten dat hij verboden boeken had. Later heeft eiser juist verklaard dat zijn familie expliciet tegen hem

heeft gezegd dat hij al zijn boeken over ongelovigen moest verbranden. Verder heeft eiser verklaard dat hij niet weet hoe zijn familie erachter is gekomen dat hij verboden boeken in zijn bezit heeft. Gelet hierop heeft verweerder ook kunnen stellen dat eiser niet duidelijk heeft verklaard waarom hij zeker weet dat zijn familie achter de brand zit.

11. Ook heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser onduidelijk heeft verklaard over de juridische procedure. Eiser heeft verklaard dat hij vermoedt dat zijn familie en de Iraanse autoriteiten een zaak tegen hem aan het opbouwen zijn omdat hij een jaar geleden een audiobericht heeft ontvangen van een vriend waarin eisers stem te herkennen is en waaruit blijkt dat hij afvallig is. Dit zou zijn opgenomen zonder dat eiser dit wist. Verweerder heeft echter kunnen tegenwerpen dat eiser summier heeft verklaard over de inhoud van het audiobericht nu eiser enkel heeft verklaard dat het over religie ging. Verweerder mocht wel van eiser verwachten dat hij hier uitgebreider over kon verklaren nu het audiobericht de kern van eisers asielrelaas raakt en het bericht is niet van zolang geleden dat het tijdsverloop zou verklaren waarom eiser zich niks meer zou herinneren. Ook heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser niet weet hoe deze vriend aan het audiobericht komt of hoe de Iraanse autoriteiten hiervan op de hoogte zouden zijn. Daarnaast heeft verweerder onduidelijk kunnen vinden waarom er bewijsstukken zouden moeten worden verzameld door zijn familie als eiser al bekend stond als afvallige bij de autoriteiten. Wat betreft de blokkering van het Sana-systeem heeft verweerder mogen stellen dat de enkele omstandigheid dat eiser niet in het Sana-systeem komt, niet betekent dat dit te maken heeft met zijn afvalligheid en problemen daaromtrent.

12. Alleen al gelet op het voorgaande heeft verweerder de problemen vanwege eisers afvalligheid ongeloofwaardig kunnen vinden. In het verlengde hiervan stelt eiser dat hij vanwege zijn afvalligheid is bedreigd door zijn broer. Verweerder heeft kunnen vinden dat ook die verklaring van eiser onvoldoende is om eiser alsnog het voordeel van de twijfel te gunnen.

Vrees voor vervolging

13. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser ondanks zijn afvalligheid geen vrees heeft voor vervolging. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

13. Eiser heeft erop gewezen dat uit een EUAA rapportage blijkt dat afkomst uit een extreem religieuze familie bij terugkeer een risico verhogende factor voor vervolging betreft. Niet is in geschil dat eiser afkomstig is uit een extreem religieuze familie. Verweerder heeft dit echter niet in de besluitvorming betrokken. In dit verband is ook nagelaten te betrekken dat de familie van eiser banden heeft met de Iraanse overheid, nu zijn familie werkzaam is bij de Basij en Sepah.

15. Verder heeft verweerder ook onvoldoende gemotiveerd waarom eisers afvalligheid geen onderdeel is van zijn religieuze identiteit. Ook als eiser volgens verweerder niet duidelijk heeft verklaard hoe hij zich bij terugkeer zou willen uiten – eiser heeft zowel verklaard dat hij zijn mond zal houden als dat hij zich wil kunnen uiten over zijn afvalligheid – had het op de weg van verweerder gelegen eventuele uitingen in het verleden te betrekken bij het onderzoek naar de religieuze identiteit. In beroep heeft eiser vertaalde Facebookberichten overgelegd. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat uit deze berichten volgt dat hij via een account op zijn naam op sociale media zijn afvalligheid heeft geuit. Dit account is volgens eiser afwisselend afgeschermd en openbaar geweest. De rechtbank overweegt dat het voorgaande, mede door verweerders afwezigheid ter zitting, niet is betrokken bij de besluitvorming. Verder heeft eiser er (ter zitting) op gewezen dat verweerder bij het onderzoek naar zijn religieuze identiteit ten onrechte niet heeft betrokken dat hij eerder al heeft vastgezeten omdat hij zich niet confirmeerde aan de maatschappelijke standaard en dat dit ook volgt uit de omstandigheid dat eiser op de school van zijn dochter discussies heeft gevoerd. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zijn standpunt dat eiser zich zijn afvalligheid niet in het openbaar uitte en dat hij zich conformeerde aan de maatschappelijke standaard ondeugdelijk gemotiveerd.
15.1.
Verder heeft eiser in zijn gronden aangevoerd dat hij mishandeld is in het AZC. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij is mishandeld door de heer [naam 1] , dat [naam 1] banden heeft met de Iraanse autoriteiten, hem ook heeft bedreigd en heeft gezegd dat hij weet dat eiser afvallig is. De gemachtigde heeft daarbij opgemerkt dat eiser aangifte heeft gedaan van de mishandeling en bedreiging, maar dat deze aangifte – hoewel eiser uitgebreid heeft verklaard – beperkt op schrift is gesteld omdat de aangifte in de Engelse taal is gedaan en er geen tolk aanwezig was. Er wordt onderzocht of nadere aangifte kan worden gedaan en of er met aanvullende stukken aangetoond kan worden dat er sprake is van geweld en bedreiging door de heer [naam 1] . Voorafgaand aan de zitting heeft eiser wel al een verklaring van de heer [naam 2] overgelegd, die stelt eerder ook bedreigd te zijn door de heer [naam 1] en samen met eiser aangifte is gaan doen. Hoewel eiser eerst ter zitting heeft toegelicht dat de mishandeling in het AZC zijn standpunt ondersteunt dat hij heeft te vrezen bij terugkeer, heeft verweerder – vanwege het niet verschijnen ter zitting – niet op deze stelling en ook niet op de verklaring van de heer [naam 2] gereageerd. Het ligt op de weg van verweerder dit alsnog te doen. Voor zover eiser een nadere aangifte kan doen, dient verweerder ook deze aangifte te betrekken, mits die nadere aangifte binnen een redelijke termijn daadwerkelijk beschikbaar wordt.

Verblijfsvergunning regulier

16. De rechtbank volgt eisers betoog niet dat verweerder ten onrechte niet heeft beoordeeld of eiser vanwege de mishandeling in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning in overeenstemming met IB 2019/81. Uit IB 2019/81 volgt dat verweerder bij bepaalde asielaanvragen ambtshalve moet beoordelen of de vreemdeling in aanmerking komt voor verblijfsvergunning reguliere op schrijnende omstandigheden in de zin van artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Zowel uit het voornemen als de bestreden beschikking blijkt namelijk dat verweerder ambtshalve heeft beoordeeld of eiser in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden, waaronder op grond van artikel 3.6ba, eerste lid van het Vb 2000 en dat verweerder heeft geconcludeerd dat eiser hier niet voor in aanmerking komt omdat hij geen overige bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende gemotiveerd dat eiser niet aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning omdat uit IB 2019/81 volgt dat sprake moet zijn van een samenstel van bijzondere omstandigheden die leiden tot een schrijnende situatie.
Conclusie en gevolgen
17. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de asielaanvraag te nemen. Dit omdat verweerder eerst zelf een nieuwe zwaarwegendheidsbeoordeling zal moeten uitvoeren. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.

18. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het beroep dat gericht is op het alsnog genomen besluit vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, en daarbij rekening te houden met deze uitspraak;

veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van

€ 1.814,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van mr. J.L. Maats, griffier.

Deze hersteluitspraak vervangt de inhoud van de uitspraak van 20 mei 2025. De uitspraakdatum blijft ongewijzigd. De hersteluitspraak is in het openbaar gedaan, ondertekend en bekend gemaakt op 22 mei 2025.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

De Basij is een paramilitaire organisatie in Iran.

Sepah Pastaran, de Islamitische Revolutionaire Garde.

Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.

ECLI:NL:RBDHA:2025:139.

ECLI:NL:RBDHA:2025:3433.

EUAA Country Guidance Iran van EUAA (European Union Agency for Asylum) p. 33.

Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 31 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1263.

ECLI:NL:RBDHA:2025:139.

ECLI:NL:RBDHA:2025:3440

Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:93

Zie pagina 18 van het verslag van het nader gehoor.

Zie pagina 19 van het verslag van het nader gehoor.

Zie pagina 32 van het verslag van het nader gehoor.

Ibidem.

Pagina 33 van het verslag van het nader gehoor.

Artikel delen