Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBDHA:2025:9439

Verzoek voorlopige bewijsverrichtingen. Afwijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor en verzoek tot afgifte van stukken.

Rechtbank Den Haag 4 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBDHA:2025:9439 text/xml public 2025-06-04T17:00:26 2025-05-28 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Den Haag 2025-05-06 C/09/678784 / HA RK 25-28 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Den Haag Civiel recht; Burgerlijk procesrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:9439 text/html public 2025-06-04T13:26:03 2025-06-04 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBDHA:2025:9439 Rechtbank Den Haag , 06-05-2025 / C/09/678784 / HA RK 25-28
Verzoek voorlopige bewijsverrichtingen. Afwijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor en verzoek tot afgifte van stukken.

beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel

zaaknummer / rekestnummer: C/09/678784 / HA RK 25-28

Beschikking van 6 mei 2025

in de zaak van

MRN B.V., te Den Haag,

verzoekster,

advocaat mr. D.G.M. Huijboom,

en

[verweerster] B.V., te Den Haag,

verweerster,

advocaat mr. C. van den Berg.

Partijen worden hierna respectievelijk “MRN” en “ [verweerster] ” genoemd.
1De procedure 1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:

het verzoekschrift met tien producties, ingekomen op 16 januari 2025;

het verweerschrift, ingekomen op 18 maart 2025.
1.2.
Op 25 maart 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling. Hierbij waren aanwezig:

namens MRN: de heer [naam 1] , bestuurder van MRN, met mr. Huijboom;

namens [verweerster] : de heer [naam 2] en de heer [naam 3] , bestuurders van [verweerster] , met mr. Van den Berg.

De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling. Ter zitting is de uitspraak bepaald op vandaag.
2De feiten 2.1.
MRN exploiteert een bouwbedrijf. Zij verricht bouwwerkzaamheden en ondersteunt verschillende vastgoedprojecten daarin. In die hoedanigheid heeft zij werkzaamheden verricht voor [verweerster] .
2.2.
[verweerster] exploiteert een technisch installatiebedrijf en houdt zich onder meer bezig met het geven van bouwkundige adviezen, het uitvoeren van projectmanagement en projectbegeleiding.
2.3.
Voor haar werkzaamheden heeft MRN facturen gestuurd aan [verweerster] .
2.4.
Tussen MRN en [verweerster] heeft op 25 juli 2024 een gesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is onder meer gesproken over facturen.
3Het verzoek en het verweer 3.1.
Het verzoek strekt, zakelijk weergegeven, tot het uitvoerbaar bij voorraad:

- bevelen van het verstrekken van afschrift van de gele aftekenlijsten over de periode van week 19 tot en met week 31 over 2024 van onderstaande projecten:

o project Atjehstraat;

o project Alexander Gogelweg;

o project Kerkweg;

o project Oosteinde;

o project Voorburgseweg;

o project Damlaan;

o project Laan van Hoorn en Zuid;

o Project Haagwijk;

- bevelen van een voorlopig getuigenverhoor voor het horen vijf getuigen.
3.2.
MRN legt aan het verzoek ten grondslag dat [verweerster] facturen onterecht onbetaald laat. In het kader van een te starten bodemprocedure wenst zij bewijs te verzamelen over de afspraken die tussen partijen zijn gemaakt tijdens het gesprek van 25 juli 2024 en wenst zij aan te tonen dat de overgelegde urenspecificaties juist zijn.
3.3.
[verweerster] voert verweer en concludeert tot, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, afwijzing van het verzoek tot afgifte van de aftekenlijsten. [verweerster] verzet zich daarentegen niet tegen het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor, maar heeft wel enkele bedenkingen geuit bij de toegevoegde waarde van een verhoor. [verweerster] heeft tevens een tegenverzoek ingediend, namelijk het, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bevelen van een voorlopig getuigenverhoor voor het horen van getuigen aan de zijde van [verweerster] . Tot slot verzoekt [verweerster] MRN te veroordelen in de kosten van het geding.
3.4.
Hierna wordt, voor zover nodig, nader op de standpunten van partijen ingegaan.
4De beoordeling De conclusie 4.1.
De verzoeken van MRN en het tegenverzoek van [verweerster] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd. Hierna wordt uitgelegd waarom.
4.2.
Het verzoekschrift is ingediend op 16 januari 2025. Dit betekent dat het nieuwe bewijsrecht van toepassing is.

Het beoordelingskader van het verzoek tot het verstrekken van afschrift
4.3.
Op grond van artikel 194 lid 1 Rv heeft een partij bij een rechtsbetrekking tegenover degene die beschikt over bepaalde gegevens over die rechtsbetrekking, recht op inzage, afschrift of uittreksel van die gegevens als zij daarbij voldoende belang heeft. Hieruit volgen vier voorwaarden voor de toewijzing van een verzoek op grond van artikel 194 Rv, namelijk (1) degene die informatie verlangt moet partij zijn bij een rechtsbetrekking, (2) de verlangde informatie moet voldoende bepaald zijn, (3) de verzoekende partij moet voldoende belang hebben bij het verzoek en (4) degene van wie inzage wordt verlangd moet over de gevraagde informatie beschikken. Als aan één van deze voorwaarden niet wordt voldaan, moet het verzoek worden afgewezen.

Voldoet het verzoek van MRN aan de voorwaarden?
4.4.
MRN verzoekt om afschrift van gele aftekenlijsten. MRN stelt dat deze aftekenlijsten zijn ingeleverd bij [verweerster] en dat [verweerster] daar dus beschikking over heeft. [verweerster] stelt zich echter op het standpunt dat zij niet beschikt over deze aftekenlijsten, omdat deze vanaf april 2024 niet meer zijn ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat MRN het gemotiveerde betoog van [verweerster] niet of onvoldoende heeft weersproken en dat er van moet worden uitgegaan dat deze lijsten niet in het bezit zijn van [verweerster] . De rechtbank concludeert dan ook dat niet aan alle voorwaarden is voldaan om tot toewijzing van het verzoek te kunnen overgaan.

Het beoordelingskader van het voorlopig getuigenverhoor
4.5.
Een voorlopig getuigenverhoor heeft als doel de verzoeker in staat te stellen duidelijkheid te verkrijgen over bepaalde feiten waarvan hij in een eventuele procedure de bewijslast zal hebben. Daarnaast biedt het de verzoeker de mogelijkheid zijn proceskansen beter te kunnen inschatten.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan worden toegewezen in de gevallen waarin volgens de wet het bewijs door getuigen is toegelaten. Uitgangspunt daarbij is dat de feiten die met het verhoor bewezen kunnen worden tot een beslissing van de zaak kunnen leiden. Op grond van artikel 196 Rv zal een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor alleen worden afgewezen als: (1) de informatie die verlangd wordt, niet voldoende bepaald is, (2) onvoldoende belang bestaat bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor, (3) het verzoek in strijd is met de goede procesorde, (4) sprake is van misbruik van bevoegdheid of (5) andere gewichtige redenen bestaan die zich verzetten tegen het voorlopig getuigenverhoor. Als geen van deze situaties zich voordoet en het verzoek verder aan alle vereisten voldoet, wordt het verzoek toegewezen.

Het verzoek van MRN
4.7.
MRN wenst vijf getuigen te horen: vier personeelsleden en de bestuurder van MRN. De bestuurder, de heer Noga (hierna: Noga), kan volgens MRN verklaren over de afspraken die zijn gemaakt tijdens het gesprek van 25 juli 2024. MRN stelt daartoe dat er in de bodemprocedure duidelijkheid moet zijn over de inhoud van dat gesprek. Verder voert zij aan dat voor zover [verweerster] de gewerkte en gefactureerde uren betwisten, de overige vier verzochte getuigen kunnen verklaren over de daadwerkelijk gewerkte uren op bepaalde projecten.
4.8.
[verweerster] brengt naar voren dat de vier personeelsleden geen Nederlands spreken en dat hen mogelijk iets anders is voorgehouden dan de tussen partijen gemaakte afspraken. Zij brengt bovendien naar voren dat de personeelsleden niet aanwezig zijn geweest bij het overleg van 25 juli 2024. Die vier getuigen kunnen volgens [verweerster] dan ook niet uit eigen waarneming vertellen over afspraken die tussen partijen zijn gemaakt, terwijl dat wel de kern van het geschil betreft.
4.9.
De rechtbank volgt [verweerster] in haar verweer. Hoewel MRN aangeeft ook mensen te willen horen over de gewerkte uren, draait de te entameren bodemprocedure om de vraag of partijen een regeling hebben getroffen waarbij afspraken zijn gemaakt over het komen te vervallen van de facturen ter waarde van € 68.874,-. De vier personeelsleden die MRN wenst te horen, zijn niet betrokken geweest bij het maken van afspraken – MRN betwist dit niet - en kunnen hier dan ook niet over verklaren. Dit leidt ertoe dat de feiten die met het horen van deze vier personeelsleden bewezen kunnen worden onmogelijk relevant zijn voor de beoordeling van de (bodem)zaak. MRN heeft dan ook geen belang bij het horen van de vier personeelsleden.
4.10.
Daarnaast wenst MRN haar bestuurder, Noga, te horen over het overleg van 25 juli 2024. Tijdens de mondelinge behandeling is uitvoerig stil gestaan bij de e-mail van 25 juli 2024 waarin de gemaakte afspraken zijn opgenomen die tijdens het gesprek zouden zijn gemaakt en aan alle betrokkenen is gestuurd. In deze e-mail is opgenomen dat de openstaande facturen van MRN komen te vervallen en een bedrag van € 60.176,- betaald zal worden in 6 termijnen, waarvoor MRN nieuwe facturen zal sturen. MRN bestrijdt niet dat het gesprek is gevoerd, dat naar aanleiding daarvan de e-mail is ontvangen en dat er een nieuwe factuur is gestuurd, maar stelt dat, ondanks dat het wel op die manier is verwoord in de e-mail, van het vervallen van facturen geen sprake is. Daartoe voert zij aan dat het niet zo bedoeld was, maar dat de bestuurder daarop niet heeft gereageerd omdat hij de Nederlandse taal niet voldoende machtig is.
4.11.
Hoewel de beoordeling van het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor niet het moment is om een inhoudelijk oordeel te vellen over het geschil tussen partijen dat de achtergrond vormt van het verzoek, kunnen dat geschil en de daarin ingenomen stellingen wel betrokken worden bij de vraag of er voldoende belang bestaat bij het verzochte verhoor. Nu de in de e-mail opgenomen afspraken niets aan duidelijkheid te wensen overlaten en van de zijde van MRN bovendien in overeenstemming met de weergeven afspraak is gehandeld (door het sturen van een nieuwe factuur voor het overeengekomen bedrag van € 60.176,-), mag van MRN – ook in het kader van dit verzoek – verwacht worden dat zij enige onderbouwing verstrekt van hetgeen zij zal willen bewijzen, en dat is - kort gezegd – dat zij de gemaakte afspraak niet heeft gemaakt. Daarvoor is de blote stelling dat MRN niet bedoeld heeft die afspraak te maken onvoldoende. Bij gebreke van enige nadere concretisering moet de conclusie getrokken worden dat een redelijk belang nodig voor een voorlopig getuigenverhoor, ontbreekt. Dit neemt niet weg dat MRN de mogelijkheid heeft in een bodemgeding haar stellingen alsnog nader te concretiseren waarna de rechtbank MRN mogelijk alsnog tot bewijslevering toelaat.

Het tegenverzoek van [verweerster]
4.12.
heeft verzocht vijf getuigen te horen over – kort gezegd – tekortkomingen van MRN bij het verrichten van werkzaamheden als onderaannemer voor [verweerster] en de regeling die partijen hebben getroffen op 25 juli 2024. In het tegenverzoek wordt daarover niet meer gesteld: elke onderbouwing ontbreekt. Op grond van artikel 196 lid 2 sub a Rv moet de informatie die verlangd wordt voldoende bepaald zijn, oftewel het feitelijk gebeuren waarover getuigen gehoord moeten worden, moet voldoende duidelijk zijn. De rechtbank is van oordeel dat aan dat vereiste niet is voldaan. Het tegenverzoek is dan ook niet toewijsbaar en zal worden afgewezen.

Proceskostenveroordeling
4.13.
[verweerster] heeft verzocht MRN te veroordelen in de proceskosten. Aangezien beide partijen bot vangen met hun verzoeken ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
5De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek van MRN en het tegenverzoek van [verweerster] af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.

type: 3384

Artikel delen