Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBGEL:2023:77

11 January 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummers: 05-035880-22, 05-172910-22 (gevoegd t.t.z.)

Datum uitspraak : 11 januari 2023

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar 1970] te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres 1] .

Raadsman: A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede.

Dit vonnis is, met verwijzing door de politierechter naar de meervoudige kamer, gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

De inhoud van de tenlasteleggingen

Aan verdachte is, na intrekking op 26 juli 2022 van een eerdere dagvaarding en uitbrenging op 27 juli 2022 van een nieuwe dagvaardingn

Het verschil tussen beide tenlasteleggingen is gelegen in toevoeging van [slachtoffer 3] onder feiten 2 en 3 van de nieuwe tenlastelegging.

in de zaak met parketnummer 05-035880-22 ten laste gelegd dat:

1

Mishandeling (ex) echtgenote

hij op een (of meer) tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 september 2018

t/m 10 november 2021 te Bennekom, gemeente Ede,

zijn (ex)echtgenote, genaamd [slachtoffer 1] , (telkens) heeft mishandeld door

voornoemde [slachtoffer 1] ,

op 8 september 2018 (met kracht) de keel/hals dicht te knijpen en/of

op 10 november 2021 een geopende deur met kracht dicht te duwen terwijl die [slachtoffer 1]

voornoemd in de deuropening stond waardoor zij bekneld raakte en/of (vervolgens)

een elleboog in/op/tegen de halsstreek te zetten en/of te duwen en/of

(met kracht) te duwen en/of trekken in/op/tegen het lichaam en/of

te slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, althans in/op/tegen het lichaam

en/of (met kracht) te trappen en/of te schoppen in/op/tegen de

be(e)n(en)/voet(en) en/of/althans het lichaam;

( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

2

mishandeling kinderen

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 t/m 31

december 2018 te Bennekom, gemeente Ede,

zijn kind(eren), te weten

[slachtoffer 2] , geboren [geboortejaar 1997] ,

[slachtoffer 3] , geboren [geboortejaar 1999] ,

[slachtoffer 4] , geboren [geboortejaar 2003] ,

[slachtoffer 5] , geboren [geboortejaar 2006] ,

(telkens) heeft mishandeld door voornoemde kinderen met kracht aan de oren te

trekken/sleuren/draaien en/of door de kinderen hard en/of stevig vast te

pakken/vast te houden bij/aan de armen en/of het gezicht en/of door [slachtoffer 3] tegen

diens benen te schoppen waardoor hij viel en/of door die [slachtoffer 3] hardhandig op een

stoel te zetten;

( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

3

Psychische mishandeling kinderen

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 t/m 31

december 2018 te Bennekom, gemeente Ede,

zijn kind(eren),

[slachtoffer 2] , geboren [geboortejaar 1997] ,

[slachtoffer 3] , geboren [geboortejaar 1999] ,

[slachtoffer 4] , geboren [geboortejaar 2003]

[slachtoffer 5] , geboren [geboortejaar 2006]

(telkens) heeft mishandeld door voornoemde kinderen stelselmatig, althans

veelvuldig

-te kleineren en/of te vernederen en/of te kwetsen en/of denigrerend toe te spreken

en/of hen/hem/haar dagenlang te negeren als zij/hij in verdachtes ogen iets

verkeerd had(den) gedaan

-getuige laten zijn van geweldplegingen door verdachte naar hun moeder, [slachtoffer 1]

,

ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5]

(ernstig) is/zijn benadeeld in hun/zijn/haar (geestelijke) gezondheid, althans in een

situatie is/zijn gebracht die voor hun/zijn/haar psychisch schadelijk was of kon zijn;

( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 05-172910-22 ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 9 mei 2022 te Harderwijk, althans in Nederland,

opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens

artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten

de gedragsaanwijzing d.d. 11 februari 2022 gegeven door de officier van justitie in

het arrondissement Oost-Nederland,

kort weergegeven (onder meer) inhoudende dat hij,

verdachte, op geen enkele wijze, noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen)

op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig

ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels

schriftelijke middelen) contact mag leggen met [slachtoffer 1] ,

welk contactverbod hij heeft overtreden door [slachtoffer 1] een email te sturen.

2.a. Ontvankelijkheid openbaar ministerie, parketnummer 05-172910-22

In de zaak onder parketnummer 05-172910-22 (overtreding gedragsaanwijzing) heeft de raadsman aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is, omdat vervolging geen enkel redelijk doel dient.

De rechtbank verwerpt het verweer.

Verdachte is een gedragsaanwijzing opgelegd vanwege een verdenking van (stelselmatige) geweldpleging tegen zijn vrouw. Hij wordt ervan verdacht die gedragsaanwijzing te hebben overtreden. Handelen in strijd met een gedragsaanwijzing is een misdrijf. Gezien de verdenking en de achtergronden in deze specifieke zaak (vechtscheiding), kan niet geconcludeerd worden dat vervolging geen enkel redelijk doel dient, ook al is de overtreding eenmalig geweest.

Het openbaar ministerie is dus ontvankelijk in de strafvervolging in deze zaak.

2.b. Ontvankelijkheid openbaar ministerie, parketnummer 05-035880-22, deel feiten 2 en 3 [slachtoffer 2]

De rechtbank heeft ter terechtzitting aan de orde gesteld de vraag of het openbaar ministerie ontvangen kan worden in de vervolging terzake de verdenking dat verdachte zijn oudste dochter [slachtoffer 2] (lichamelijk en geestelijk) heeft mishandeld voor wat betreft de gehele periode zoals tenlastegelegd onder feit 2 en 3.

Ondanks de wijze van ten laste leggen (meerdere kinderen in 1 feit) moet worden beoordeeld of ten aanzien van elk van de daarin opgenomen personen sprake is van een zelfstandige vervulling van de delictsomschrijving, wat bij een bevestigend antwoord dus meerdere delicten oplevert (vgl. HR 11-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1410).

Op grond van artikel 71, sub 3, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gaat de verjaringstermijn lopen vanaf het bereiken van het 18e jaar. In het geval van [slachtoffer 2] , geboren [geboortejaar 1997] , is de termijn dus gaan lopen op 7 september 2015.

Artikel 304 Sr bepaalt dat een strafverzwaringsgrond van 1/3e van toepassing is ten opzichte van de maximumstraf van drie jaren die is gesteld in artikel 300 Sr. Dit heeft tot gevolg dat het strafmaximum voor feit 2 en 3 vier jaren bedraagt. Op grond van artikel 70, lid 1, Sr geldt daarom een verjaringstermijn van twaalf jaren. Feit 2 en 3 zijn (ook) ten aanzien van [slachtoffer 2] daarom nog niet verjaard, zodat het openbaar ministerie ook in zoverre ontvankelijk is.

2.c. Voeging van de zaken

De raadsman heeft opgemerkt dat de politierechter de zaken ten onrechte heeft gevoegd. Daardoor kan namens verdachte niet meer om schadevergoeding worden gevraagd, aldus de raadsman.

De rechtbank overweegt dat de verdediging daarmee miskent dat ingevolge artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering voeging alsnog wordt bevolen wanneer strafbare feiten waarvan de voeging had behoren te geschieden, op dezelfde terechtzitting afzonderlijk worden aangebracht. Verder: een financieel belang, namelijk de mogelijkheid van schadevergoeding, is niet een belang van het onderzoek als in de wet bedoeld. Overigens heeft de verdediging niet gevraagd om splitsing van de zaken. De rechtbank ziet daartoe ambtshalve ook geen aanleiding.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat de onder beide parketnummers ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen voor de feiten onder parketnummer 05-035880-22. Door de verdediging zijn kritische kanttekeningen geplaatst bij het onderzoek en bij de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. Over het bewijs in de zaak met parketnummer 05-172910-22 heeft de raadsman zich niet uitgelaten.

Beoordeling door de rechtbank

Parketnummer 05-035880-22 n

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600- 2021553306, gesloten op 10 februari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Inleidende overwegingen

Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat het in 1996 gesloten huwelijk tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer 1] medio 2021 is geëindigd, nadat het lange tijd in zwaar weer heeft verkeerd. Uit het huwelijk zijn 5 kinderen geboren, waarvan [naam] op jonge leeftijd door ziekte is overleden. Een van de andere kinderen, [slachtoffer 3] , is door ziekte op een rolstoel aangewezen. Op [slachtoffer 5] na zijn de kinderen inmiddels (jong)volwassen.

Er lijkt sprake te zijn van een vechtscheiding, waarbij het gezin in twee kampen is verdeeld: vader tegenover moeder met de kinderen. Daarbij worden psychiatrische termen niet geschuwd om de ander te duiden. Uit het dossier lijkt verder te volgen dat dynamiek tussen een of meer andere gezinsleden dan verdachte mede van invloed is op het functioneren van het gezin en haar leden. Hoewel de ontstane situatie schrijnend aandoet en bij alle betrokkenen in de weg kan staan aan de emotionele verwerking die vaak bij een echtscheiding hoort, is het niet de taak van de meervoudige strafkamer om partijen te begeleiden of te sturen bij de afwikkeling van de echtscheiding met alles dat daarbij komt. Haar taak is wel te beslissen op de tenlastegelegde feiten.

Het dossier in deze zaak telt 70 pagina’s.

Het dossier bevat onder meer de aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] en de verhoren van de kinderen als getuige, dus niet als aangevers. Verdachte ontkent dat hij strafbare feiten heeft gepleegd, ook al geeft hij aan dat hij als echtgenoot en vader tekort is geschoten en dat er tussen hem en zijn ex-echtgenote wel sprake is geweest van duwen en trekken over en weer, wat uitmondde in worstelingen.

Dat in omvang beperkte dossier is de basis voor de verdenking van de mishandeling van aangeefster [slachtoffer 1] op 2 momenten in een periode van 3 jaar (2018-2021), alsmede voor verdenking van zowel lichamelijke als psychische mishandeling door verdachte van de vier kinderen in een periode van 9 jaar (begin 2010-eind 2018). Tussen de aangifte van moeder (november 2021) en de einddatum van de periode van mishandeling van de kinderen (eind 2018) zijn 3 jaar verstreken. Het dossier maakt niet duidelijk waarom eind 2018 voor wat betreft de kinderen als einddatum is gekozen, terwijl de echtscheiding in 2021 in gang is gezet en verdachte tot eind 2021 in de echtelijke woning verbleef.

Uit het dossier lijkt een dynamiek binnen het gezin naar voren te komen, waarvan het maar de vraag is of en zo ja in hoeverre het in omvang en samenstelling zeer beperkte dossier daarop voldoende licht werpt voor beoordeling van de nu voorliggende en verstrekkende verdenkingen. Dit aspect werkt door in de weging van de bewijsmiddelen en de beoordeling van de verweten gedragingen.

Verdere bewijsoverwegingen

Feit 1 (mishandeling [slachtoffer 1] op 2 tijdstippen)

Uit de tenlastelegging volgt dat verdachte wordt verweten dat hij op 8 september 2018 en op

10 november 2021 aangeefster, zijn vrouw, heeft mishandeld. Verdachte ontkent.

De rechtbank overweegt dat er op 8 september 2018 wel onenigheid is geweest, maar dat de toedracht onvoldoende duidelijk wordt uit het dossier. De foto’s in het dossier zijn niet (steeds) erg duidelijk. Bovendien zijn die foto’s niet beschreven, in die zin dat niet is aangegeven welk letsel op welke foto te zien is. Verder is niet uiteengezet waarom aan de betreffende foto’s de bewuste datum toegerekend kan worden, terwijl aangeefster dit voorval eind 2017 lijkt te plaatsen. Op een andere tijd dus dan in de tenlastelegging staat. [slachtoffer 5] , die naar haar zeggen de rode afdrukken in de hals van haar moeder heeft gefotografeerd, nadat zij zag dat haar vader haar moeder bij de keel vast had en hard kneep, verklaart over een incident “enige tijd geleden”. Bij die stand van zaken kan de rechtbank aan de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging ontlenen dat verdachte zich die dag schuldig heeft gemaakt aan strafrechtelijk verwijtbaar gedrag, dat wil zeggen: mishandeling van [slachtoffer 1] . In zoverre dient vrijspraak te volgen.

Anders is dit voor wat betreft 10 november 2021. De rechtbank is van oordeel dat verdachte aangeefster die dag wel heeft mishandeld door haar pijn te doen.

Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte een aantal dagen later krachtens een voorlopige voorziening de echtelijke woning moest verlaten en dat zij het komend weekend spullen zouden uitzoeken om te verdelen. Toen verdachte - volgens aangeefster tegen de afspraak in - een paar dagen eerder met een doos begon te sjouwen richting zijn kamer, heeft zij hem aangesproken en is zij achter hem aan gelopen. Verdachte deed de deur dicht, terwijl zij er tussen stond en trapte met zijn voeten haar voeten en benen onder haar vandaan. Door het vastpakken van verdachte kon zij voorkomen dat ze viel. Aangeefster beschrijft de kapotte plekken op haar voet(en) en de rode plekken bij haar benen(been) op de bij de aangifte gevoegde foto’s.n

Proces-verbaal van aangifte, p. 16-17.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij dit voorval aangeefster heeft geduwd en geschopt om haar benen onderuit te schuiven, terwijl zij in de deuropening stond en hij haar buiten de kamer wilde houden door de deur te sluiten.n

Proces-verbaal verklaring verdachte ter terechtzitting van 23 december 2022.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte aangeefster op die manier mishandeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat het met kracht sluiten van een deur, terwijl iemand in de deuropening klem staat, pijn en letsel kan opleveren, zeker als daarbij meer geweld wordt gebruikt zoals het trappen tegen de benen om die ander uit evenwicht te brengen.

Een gedeeltelijke vrijspraak volgt voor het duwen met een elleboog tegen de keel van aangeefster en het slaan in haar gezicht. Aangeefster heeft niets verklaard over het slaan en voor het duwen met de elleboog tegen de keel is onvoldoende zwaarwegend steunbewijs in het dossier. Daar heeft de rechtbank bij betrokken, dat in het huisartsenjournaal van 11 november 2021 is beschreven dat er geen zichtbaar letsel is bij de thorax, het hoofd of de hals.

Voor zover het dossier informatie bevat over het dichtknijpen van de keel van aangeefster door verdachte, stelt de rechtbank vast dat die gedraging niet in de tenlastelegging is opgenomen, zodat dit geen verdere bespreking behoeft.

De verklaringen van aangeefsters moeder leiden de rechtbank niet tot een andere conclusie voor wat betreft de mishandelingen op 8 september 2018 en op 10 november 2021. Aangeefsters moeder heeft namelijk verklaard dat zij geen getuige is geweest van die mishandelingen. Haar verklaring dat zij meermaals letsel heeft gezien bij haar dochter, een keer een vreselijk rode keel en de laatste keer overal blauwe plekken op haar benen, keel en rug, maakt dit ook niet anders, vanwege het ontbreken van tijdsindicaties en mede gelet op het hiervoor al genoemde huisartsenjournaal.

Een zelfde conclusie betreft de verklaring van [slachtoffer 4] over een handgemeen tussen zijn ouders over spullen, omdat hij dat voorval in juni/juli 2021 plaatst. Van andere voorvallen waar [slachtoffer 4] over verklaart, is onvoldoende duidelijk of hij dit zelf heeft gezien en wanneer dat zou zijn gebeurd.

Feit 2 (fysieke mishandeling van 4 kinderen gedurende 9 jaar) en feit 3 (psychische mishandeling van 4 kinderen gedurende 9 jaar)

In het oog springt dat deze verdenkingen neerkomen op stelselmatige mishandeling door verdachte van zijn 4 kinderen gedurende 9 jaar, eindigend eind 2018.

De rechtbank overweegt verder als volgt.

-verklaringen aangeefster [slachtoffer 1]

Aangeefster [slachtoffer 1] heeft in haar aangifte beschreven dat verdachte haar en hun kinderen elke dag psychisch mishandelde. De rechtbank stelt vast dat psychische mishandeling van aangeefster [slachtoffer 1] niet ten laste is gelegd.

Het relaas van aangeefster op dit punt omvat een half A4 op pagina 15 en ongeveer 4 regels op pagina 17 van het dossier. Daarbij geeft aangeefster onder meer de volgende voorbeelden: verdachte verdraaide wat hij deed, spullen verdwenen opeens, verdachte maakte negatieve grappen over aangeefster naar anderen toe, verdachte maakte vaak negatieve neerbuigende opmerkingen tegen aangeefster en de kinderen en had altijd kritiek, verdachte kon aangeefster weken, soms maanden lang doodzwijgen en negeren, verdachte versperde maandelijks de weg naar slaapkamer of douche en verdachte dreigde maandelijks met “als jij niet zorgt dat, dan gebeurt er dit”.

Verder heeft aangeefster in haar aangifte (3 regels op pagina 17) beschreven dat toen de kinderen klein waren, ze altijd blauwe oorlellen en blauwe plekken op de armen hadden, dat verdachte heel hardhandig was en ze te hard vastpakte bij armen en oren.

Naar het oordeel van de rechtbank is aangeefster in de hierboven aangehaalde verklaringen te weinig concreet en specifiek voor wat betreft de vraag wat verdachte wanneer bij welk kind deed, om als bewijs te dienen voor het in een periode van 9 jaar stelselmatig lichamelijk en psychisch mishandelen van de vier kinderen, zoals in de tenlastelegging omschreven.

- Verklaring moeder van aangeefster

Aangeefsters moeder heeft verklaard dat zij geen getuige is geweest van de mishandelingen, waarbij zij mishandeling van haar dochter lijkt te bedoelen.

Haar verklaring houdt verder in dat verdachte niets in het huishouden deed of met de kinderen en dat hij de kinderen van tafel stuurde als iets hem niet beviel. Ook beschrijft aangeefsters moeder dat zij op een niet nader genoemd moment ’s nachts gebeld werd door de kleinkinderen dat verdachte en aangeefster zo’n ruzie aan het maken waren, waarbij aangeefsters moeder de kinderen vervolgens beschreef als niet specifiek verdrietig maar wakker geworden (naar de rechtbank begrijpt: van de ruzie). Aangeefsters moeder verklaart verder dat zij verdachte op een niet nader genoemd moment zag tieren tegen aangeefster en in zijn ogen de blik van de duivel zag.

De rechtbank stelt vast dat aangeefsters moeder niet expliciet verklaart over lichamelijke mishandeling door verdachte van de kinderen. Evenmin verklaart zij over letsels bij de kinderen. Verder bevat haar verklaring ten aanzien van de ten laste gelegde periode weinig concrete tijdsindicaties en bevat haar verklaring geen tot weinig concrete en specifieke informatie ten aanzien van de geestelijke mishandeling van (elk van) de vier kinderen.

- Verklaringen van de kinderen

De kinderen hebben geen aangifte gedaan, maar als getuige bij de politie verklaringen afgelegd.

Naar het oordeel van de rechtbank vallen er kanttekeningen te plaatsen bij het voorbereidend onderzoek, namelijk de politieverhoren van de kinderen. De vraagstelling tijdens die verhoren is regelmatig onvoldoende open geweest en op momenten sturend.n

Voorbeelden p.35: “Je moeder heeft verklaard dat zij, maar ook jullie geestelijk mishandeld werden, wat kan je daarover vertellen?”; p. 37: “Is hun (twee zussen/rechtbank) psychische aandoening een direct gevolg van je vader handelen en jullie thuis situatie denk je?”, p 40: “jij hebt aangegeven dat je (…) hebt geleden onder je vaders handelen en gedrag. Hierdoor ben je in de psychiatrie beland (…) maar ook je broer [slachtoffer 4] heeft aangegeven dat jouw geestelijke toestand en die van je zusje (…) een direct gevolg zijn van jullie vaders gedrag en handelen.”; p. 44: “Als eerste wil ik je vragen of je mij kan vertellen wat je hebt gezien en mee hebt gemaakt bij het laatste geweldsincident tussen je ouders.”; p. 4 verhoor [slachtoffer 3] : “begrijp ik hieruit dat je vader je probeerde te manipuleren door aan te geven dat hij nergens debet aan was geweest maar dat het conflict bij anderen lag en dat hij hiermee op jou inpraatte om je hiervan te overtuigen?”, “Wat kun je me vertellen met betrekking tot het geweld ten opzichte van je moeder zowel mentaal als fysiek?”.

Verder zijn twee van hen in elkaars aanwezigheid gehoord. Dit brengt mee dat deze verklaringen behoedzaam moeten worden geïnterpreteerd, zeker gelet op de relatief jonge, soms minderjarige, leeftijd van de kinderen en hun positie binnen het verbroken gezin.

De rechtbank overweegt dat de verklaringen van de kinderen voor zover het gaat om de lichamelijke en psychische mishandeling van henzelf weinig concreet en specifiek zijn als het gaat om tijd en handelingen. Dat geldt ook voor wat zij over elkaar verklaren. Of er worden kwalificerende opmerkingen gemaakt (zoals kleineren, kwetsen), zonder dat daarbij verteld wordt wat er dan door verdachte concreet zou zijn gezegd. Het is niet altijd duidelijk wat wanneer bij wie gebeurd zou zijn, wat daarvan het gevolg was (pijn, letsel) en hoe dat gewogen moet worden.

Volgens [slachtoffer 4] was verdachte weinig thuis, hielp hij niet in huishouding, was zijn wil wet aan tafel. Verdachte deed nooit iets leuks met hen, vernederde hen, verdraaide dingen, trok hen aan de oren waardoor die wel eens blauw waren. Verdachte weigerde te komen toen [naam] uitslag van onderzoek kreeg in het ziekenhuis. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat zijn vader hen geslagen of geschopt heeft.

Volgens [slachtoffer 2] was er dagelijks ruzie. Verdachte zei kwetsende dingen, maar van schelden was geen sprake. Hij kon haar met zijn hand hard en strak aan haar kaak vastgrijpen of aan haar oren draaien. Als ze soms werd weggestuurd kreeg ze nog een trap tegen de kont. Er was altijd bonje aan tafel. [slachtoffer 2] mocht een straalkacheltje niet gebruiken, terwijl ze later van haar moeder hoorde dat verdachte het de hele tijd aan had staan, ook als hij weg was.

[slachtoffer 5] heeft verklaard dat haar vader heel vaak boos was. Verdachte schreeuwde vaak, sprak hard, kleineerde haar. Als hij echt boos was, dan pakte hij haar soms zo hard vast dat ze blauwe plekken kreeg op haar polsen, armen of oren. Een keer trok hij de stoel waarop zij zat heel hard achteruit; ze ging toen meteen staan omdat ze anders was gevallen. Verdachte hielp niet in huis, rende twee keer achter haar aan toen hij boos was, kon je negeren en deed nooit wat leuks met haar.

[slachtoffer 3] heeft in aanwezigheid van zijn broer [slachtoffer 4] een verklaring afgelegd. Uit dat politieverhoor blijkt dat [slachtoffer 4] meermalen inhoudelijke opmerkingen maakt of antwoord geeft tijdens het verhoor en ook vragen stelt aan [slachtoffer 3] .

Volgens [slachtoffer 3] heeft verdachte hem toen hij 6-7 jaar oud was een keer bij de kattenbak gezet omdat hij in zijn bed geplast had. Toen [slachtoffer 3] 9-10 jaar oud was liet zijn vader hem expres vallen als hij in zijn broek geplast had of schopte verdachte zijn benen onder hem uit. Verdachte deed niets in huis. Verdachte pakte [slachtoffer 3] vaak hard bij de oren als hij niet luisterde. Of verdachte zette hem vaak heel hardhandig op een stoel. Dat deed pijn en zijn stuitje was vaak rood of het velletje was eraf. Verdachte praatte tegen [slachtoffer 3] over een ruzie of conflict dat er was geweest en zei dan dat het niet aan hem (verdachte) lag. [slachtoffer 3] heeft wel eens gezien dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] of [slachtoffer 5] bij de oren werden gepakt en dat daaraan werd getrokken. Als verdachte boos was, dan liet hij hem wel eens de hele dag in pyjama zitten.

- Geen andere bewijsmiddelen

Het dossier bevat geen andere bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen, foto’s, informatie over lichamelijke letsels of over het psychisch functioneren van de kinderen, waarbij onder meer gedacht kan worden aan school of een (huis)arts.

- Slotoverwegingen

Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting, waaronder de verklaringen van verdachte, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake lijkt te zijn van verschillende factoren bij verdachte die invloed hebben gehad op de gezinsdynamiek, variërend van handelingsverlegenheid tot pedagogisch tekortschieten. Dat is als zodanig echter onvoldoende voor een bewezenverklaring van strafbare feiten zoals hier tenlastegelegd.

Daar komt bij, dat psychische mishandeling weliswaar in juridische zin als strafbaar feit bewezen kan worden, maar dat voor een dergelijke verdenking niet vaak een vervolging plaatsvindt en dat zo’n verdenking uit zijn aard feitelijk en juridisch complexer is dan lichamelijke mishandeling. Het veroorzaakt zijn van letsel, pijn of (psychische) schade vormt immers een voorwaarde voor strafbaarheid. De rechtbank is in dit opzicht van oordeel dat niet iedere kleinerende of denigrerende handeling of opmerking, en niet iedere emotionele verwaarlozing, als mishandeling in de zin van artikel 300 Sr kan worden aangemerkt. Het komt aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Dit rechtvaardigt, zeker bij een ontkennende verdachte en gezien de lange periode waarin de lichamelijke en geestelijke mishandelingen bij meerdere personen zouden hebben plaatsgevonden, nader voorbereidend onderzoek. Maar dat is niet verricht. De rechtbank ziet daartoe ambtshalve ook geen noodzaak, mede gezien het geruime tijdsverloop.

De rechtbank is alles afwegend van oordeel, na weging van de bewijsmiddelen zelfstandig en in samenhang bezien, dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van de onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde lichamelijke respectievelijke psychische mishandeling door verdachte van zijn 4 kinderen in de periode van januari 2010 tot december 2018. Daarom volgt er voor die feiten een vrijspraak.

Parketnummer 05-172910-22 n

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022293906 gesloten op 25 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:

- de gewijzigde gedragsaanwijzing art 509hh Sv (ongenummerd in procesdossier);

- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 december 2022.

De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van de gedragsaanwijzing.

De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

Parketnummer 05-035880-22

Feit 1

hij op een (of meer) tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 september 2018

t/m 10 november 2021 te Bennekom, gemeente Ede,

zijn (ex)echtgenote, genaamd [slachtoffer 1] , (telkens) heeft mishandeld door

voornoemde [slachtoffer 1] ,

op 8 september 2018 (met kracht) de keel/hals dicht te knijpen en/of

op 10 november 2021 een geopende deur met kracht dicht te duwen terwijl die [slachtoffer 1]

voornoemd in de deuropening stond waardoor zij bekneld raakte en/of (vervolgens)

een elleboog in/op/tegen de halsstreek te zetten en/of te duwen en/of

(met kracht) te duwen en/of trekken in/op/tegen het lichaam en/of

te slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, althans in/op/tegen het lichaam

en/of (met kracht) te trappen en/of te schoppen in/op/tegen de

be(e)n(en)/voet(en) en/of/althans het lichaam van die [slachtoffer 1] .

Parketnummer 05-172910-22

hij op of omstreeks 9 mei 2022 te Harderwijk, althans in Nederland,

opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens

artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten

de gedragsaanwijzing d.d. 11 februari 2022 gegeven door de officier van justitie in

het arrondissement Oost-Nederland,

kort weergegeven (onder meer) inhoudende dat hij,

verdachte, op geen enkele wijze, noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen)

op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig

ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels

schriftelijke middelen) contact mag leggen met [slachtoffer 1] ,

welk contactverbod hij heeft overtreden door [slachtoffer 1] een email te sturen.

Voor zover er in de tenlasteleggingen kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Parketnummer 05-035880-22

Feit 1: mishandeling begaan tegen zijn echtgenoot

Parketnummer 05-172910-22

Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onder b. van het Wetboek van Strafvordering

De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Aan die voorwaardelijke straf wil de officier van justitie een contact- en locatieverbod met aangeefster [slachtoffer 1] en de vier kinderen verbinden. Verder heeft de officier van justitie een contact- en locatieverbod voor 5 jaar gevorderd in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft subsidiair gepleit om bij de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte zelf hulp heeft gezocht bij Kairos voor emotie- en agressieregulatieproblemen binnen het gezin en dat verdachte nadat hij zich gemeld had op het politiebureau, onverwacht drie dagen heeft vastgezeten.

De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf in de gevoegde zaken rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.

Verdachtes strafblad is blanco.

Hij heeft zijn echtgenote, met wie hij toen in echtscheiding lag, mishandeld door tijdens een conflict over de verdeling van spullen een deur dicht te duwen terwijl zij in de opening stond en door tegen haar benen te schoppen. Door zich zo te laten gaan, heeft hij haar pijn gedaan. Ongeveer een half jaar later heeft verdachte zich niet gehouden aan een contactverbod, door zijn ex-echtgenote een mail te sturen over financiële kwesties.

Uit het reclasseringsrapport van 26 juli 2022 volgt dat verdachte werkt als zelfstandige. Er zijn geen problemen op diverse leefgebieden. Door verdachtes proceshouding (ontkennend) kan de reclassering geen inschatting maken van de risico’s. Uit de evaluatie van Kairos volgt dat betrokkene moeite heeft met inleven in eigen emoties en die van anderen. Dit kan in een mogelijke toekomstige relatie tot problemen leiden. Om die reden is verdachte door Kairos aangemeld voor een psychologisch onderzoek, op basis waarvan wordt bekeken welke vervolgbehandeling geïndiceerd is. Verdachte stelt zich meewerkend op. Door Kairos wordt het risico op herhaling ingeschat als zeer laag. Volgens de reclassering kan overwogen worden het contact met Kairos als bijzondere voorwaarde op te nemen in het vonnis. Gezien de proceshouding van verdachte, zijn meewerkende houding en zijn blanco strafblad, acht de reclassering bijzondere voorwaarden voor nu echter niet noodzakelijk. Met uitzondering van het sturen van een mail met rekeningen houdt verdachte zich aan het contact- en locatieverbod dat is opgelegd via de gedragsaanwijzing. Indien deze verboden door de rechtbank noodzakelijk worden geacht, kan dit alsnog worden opgelegd middels politietoezicht, aldus de reclassering.

Uit de door de verdediging overgelegde stukken volgt dat in het behandeltraject bij Kairos bleek dat verdachte moeite had met inleven in eigen en andermans emoties. Verdachte heeft vervolgens blijkens een rapport van 21 december 2022 meegewerkt aan psychodiagnostisch onderzoek door Kairos om te kijken of er classificerend gesproken kan worden van een autismespectrumstoornis of een persoonlijkheidsstoornis. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een autismespectrumstoornis of een persoonlijkheidsstoornis in engere zin. Wel laat hij enige moeite zien met bepaalde aspecten van ‘theory of mind’. Mogelijk zijn emotie- en agressieregulatieproblemen die tot uiting kwamen in het contact met het gezin al

op jongere leeftijd ontstaan. Wanneer het wenselijk is om een beeld te krijgen van onderliggende persoonlijkheidsstructuren die invloed hebben op hoe verdachte zich in het leven beweegt en die een verklaring kunnen vormen voor de manier waarop verdachte op bepaalde situaties reageert, kan structurele persoonlijkheidsdiagnostiek overwogen worden, aldus Kairos.

De rechtbank zal verdachte een straf opleggen die aanzienlijk lager is dan de officier van justitie heeft geëist. Dat komt vooral doordat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de lichamelijke en geestelijke mishandeling van de vier kinderen in de periode van begin 2010 tot einde 2018. Bovendien wordt verdachte vrijgesproken van de mishandeling van zijn echtgenote op 8 september 2018. Het feit dat verdachtes mail, die een schending van de gedragsaanwijzing opleverde, geen teksten bevat die als dreigend of intimiderend zijn aan te merken, is niet strafverzwarend. Vanuit oogpunt van normhandhandhaving is enige sanctionering van die overtreding echter wel op zijn plaats.

Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank in strafmatigende zin gelet op de omstandigheid dat verdachte inmiddels bij Kairos vrijwillig de module Stop relationeel geweld heeft gevolgd. Daarnaast is ook gelet op het feit dat aan verdachte door het openbaar ministerie eerder een gedragsbeperkende maatregel is opgelegd voor 90 dagen, die met 90 dagen is verlengd (contact- en locatieverbod).

Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf moet worden opgelegd van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar. Ingeval van tenuitvoerlegging dient de tijd in verzekering doorgebracht, daarop in mindering te worden gebracht volgens de gebruikelijke maatstraf.

De rechtbank acht het noodzakelijk, gezien de beschreven persoonlijke problematiek bij verdachte en gezien de heftigheid van de relatiebreuk, die doet denken aan een vechtscheiding, dat een eventueel verder ambulant vervolgcontact met Kairos binnen een strafrechtelijk kader aan verdachte wordt opgelegd, zodat hij daartoe verplicht wordt. De vraag of zo’n traject nodig is, wordt aan de reclassering overgelaten. Het meewerken aan eventuele verdere diagnostiek is onderdeel van de voorwaarde. De meldplicht dient ertoe de reclassering een vinger aan de pols te laten houden en toe te laten zien op naleving van een verdere behandelverplichting.

Ook acht de rechtbank het om die reden noodzakelijk dat gedurende het eerste jaar van de proeftijd aan verdachte een contactverbod met zijn ex-echtgenote en hun kinderen en een locatieverbod terzake de woning waar zijn ex-echtgenote met (een of meer) kinderen verblijft, wordt opgelegd. Op naleving van deze verboden ziet de politie toe. Gelet op de complexiteit van de relaties binnen het gezin, zoals zichtbaar geworden in deze strafzaak, acht de rechtbank het nodig dit verbod uit te laten strekken tot de (deels meerderjarige deels inwonende) kinderen van verdachte, ook al volgt ten aanzien van hen een vrijspraak. Een uitzondering op het contactverbod geldt voor contacten die via de advocaat van verdachte lopen.

Vrijheidsbeperkende maatregel

Volgens artikel 38v Sr kan een vrijheidsbeperkende maatregel worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten. Een voorbeeld van zo’n maatregel is een contact of locatieverbod (lid 2). Bij iedere overtreding van een dergelijke maatregel wordt - zonder rechterlijke tussenkomst - vervangende hechtenis toegepast (steeds) ten minste 3 dagen (per keer) en totaal maximaal 6 maanden.

Over de duur van de vervangende hechtenis per overtreding heeft het openbaar ministerie zich in deze zaak ter zitting overigens niet uitgelaten.

De rechtbank ziet in dit geval en op dit moment geen voldoende aanleiding voor toepassing van een zo verstrekkende maatregel als bedoeld in art. 38v Sr. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de op te leggen bijzondere voorwaarden (waaronder het contactverbod), het tijdsverloop in deze zaak en de omstandigheid dat uit het dossier niet volgt dat zich nieuwe incidenten hebben voorgedaan.

De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben in verband met feit 1 respectievelijk feiten 2 en 3 in de zaak met parketnummer 05-035880-22 elk een vordering tot schadevergoeding ingediend, met vergoeding van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met vergoeding van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet kunnen worden toegewezen, mede omdat een onderbouwing van het gestelde geestelijk letsel zou ontbreken.

De beoordeling door de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank acht de schade tot (slechts) een bedrag van € 250,- voldoende aannemelijk geworden, gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Verder zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen vanaf 10 november 2021. Ook wordt de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, omdat zij verdachte vrijspreekt van de feiten 2 en 3.

De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 184, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

De beslissing

De rechtbank:

verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van verdachte in de zaak onder parketnummer 05-172910-22;

spreekt verdachte vrij van hetgeen ten laste gelegd is onder feit 2 en feit 3 van de zaak met parketnummer 05-035880-22;

verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten (feit 1 parketnummer 05-035880-22 en het feit onder parketnummer 05-172910-220, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis;

 bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:

• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

• stelt als bijzondere voorwaarden dat:

- verdachte zich zal melden bij de reclassering Nederland (Advies- & Toezichtunit 3 Oost, Apeldoorn), zo vaak en zo lang de reclassering dit nodig vindt;

- verdachte, indien geïndiceerd, meewerkt aan een eventueel ambulant (vervolg)behandeltraject, en voor zover door de reclassering of de zorgverlener in dat verband nodig wordt geacht: meewerkt aan (vervolg)persoonlijkheidsonderzoek uitgevoerd door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Die behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering in samenspraak met de behandelende instelling nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;

- verdachte gedurende het eerste jaar van de proeftijd op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , waarbij een uitzondering geldt voor contacten die via de advocaat van verdachte lopen;

- verdachte zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd niet zal begeven op of in de directe nabijheid van de woning van [slachtoffer 1] gelegen aan de [adres 2] ;

- bepaalt dat de politie toeziet op naleving van dit contact- en locatieverbod;

• stelt als overige voorwaarden dat:

- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;

- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;

 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;

 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf dat voor iedere dag in verzekering doorgebracht twee uur aftrek op de taakstraf plaatsvindt;

vorderingen benadeelde partijen

 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 in de zaak van parketnummer 05-035880-22 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 250,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;

 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van immateriële schade;

  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 250,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 5 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;

 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 1] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;

 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] elk niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van immateriële schade;

 compenseert de proceskosten met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en

mr. W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2023.

Artikel delen