RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/096704-23
Datum uitspraak : 14 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. R. van den Hemel, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
31 mei 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 april 2023 in de gemeente West Betuwe als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N848, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-met een (indicatieve) snelheid van minimaal 158km/h, althans met een snelheid veel hoger dan de toegestane maximum snelheid van 80km/h te rijden en/of (daarbij) (accelererend) één of meerdere motorrijtuigen in te halen en/of (vervolgens)
-gekomen nabij de T-kruising van de wegen, de N848 en/of de Nieuweweg, (wederom) met zijn motorrijtuig op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer te gaan rijden, teneinde (wederom)(accelererend) een medeweggebruiker in te halen, terwijl een tegemoetkomende medeweggebruiker zijn, verdachtes, motorrijtuig al zeer dicht was genaderd en/of (vervolgens)
-zijn motorrijtuig met zeer hoge snelheid, althans met een snelheid veel te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse en/of al remmende naar rechts te sturen en/of (daarbij) de snelheid van zijn motorrijtuig niet, althans in onvoldoende mate aan te passen aan een snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of (vervolgens)
-met een snelheid van 113km/h, althans met een veel hogere snelheid dan de toegestane maximum snelheid van 80km/h, op/tegen de achterzijde van een medeweggebruiker te botsen en/of te rijden, waardoor voornoemde medeweggebruiker op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is terechtgekomen en/of (daarbij) frontaal is aangereden door een tegemoetkomende medeweggebruiker,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en/of waardoor (een) ander(en) (genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 8 april 2023 in de gemeente West Betuwe als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N848, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door,
-met een (indicatieve) snelheid van minimaal 158km/h, althans met een snelheid veel hoger dan de toegestane maximum snelheid van 80km/h te rijden en/of (daarbij) (accelererend) één of meerdere motorrijtuigen in te halen en/of (vervolgens)
-gekomen nabij de T-kruising van de wegen, de N848 en/of de Nieuweweg, (wederom) met zijn motorrijtuig op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer te gaan rijden, teneinde (wederom) (accelererend) een medeweggebruiker in te halen, terwijl een tegemoetkomende medeweggebruiker zijn, verdachtes, motorrijtuig al zeer dicht was genaderd en/of (vervolgens)
-zijn motorrijtuig met zeer hoge snelheid, althans met een snelheid veel te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse en/of al remmende naar rechts te sturen en/of (daarbij) de snelheid van zijn motorrijtuig niet, althans in onvoldoende mate aan te passen aan een snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of (vervolgens)
-met een snelheid van 113km/h, althans met een veel hogere snelheid dan de toegestane maximum snelheid van 80km/h, op/tegen de achterzijde van een medeweggebruiker te botsen en/of te rijden, waardoor voornoemde medeweggebruiker op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is terechtgekomen en/of (daarbij) frontaal is aangereden door een tegemoetkomende medeweggebruiker,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
n
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023154174, gesloten op 18 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. De officier van justitie gaat daarbij uit van de hoogste schuldgradatie, te weten roekeloosheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de zwaarste vorm van schuld, roekeloosheid, niet bewezen kan worden en heeft verzocht verdachte hiervan vrij te spreken.
Beoordeling door de rechtbank
Op 8 april 2023 heeft op de N848 in de gemeente West Betuwe een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte reed op die weg in zijn personenauto en heeft voordat het ongeval plaatsvond zes voertuigen ingehaald.n
Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, p. 125-135; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2024. Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer Wegkantsystemen, p. 128. Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer PD-onderzoek, p. 45. Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, p. 31. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2024. Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer PD-onderzoek, p. 82; het proces-verbaal van bevindingen, p. 179; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2024. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2024. Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer PD-onderzoek, p. 82. Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer PD-onderzoek, p. 64 en 65. Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer PD-onderzoek, p. 82. Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer PD-onderzoek, p. 82. Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer Snelheid & Impact Analyse, p. 148. Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer PD-onderzoek, p. 82.
Als gevolg van dit ongeval is [slachtoffer 1] komen te overlijden.n
Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer PD-onderzoek, p. 82. Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 214; medische verklaring UMC Utrecht van 19 april 2023, p. 216. Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 204-205; geneeskundige verklaring van 8 april 2023, p. 210-212. Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 3] , p. 206-207.
De rechtbank stelt vast dat er geen discussie is over wat er feitelijk is gebeurd op 8 april 2023. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle ten laste gelegde gedragingen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal hieronder uiteenzetten dat verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval. Daarnaast zal zij beoordelen in welke mate er sprake is van schuld.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid dan wel onoplettendheid en/of onachtzaamheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen gedragingen van verdachte, zoals hiervoor weergegeven, het ongeval hebben veroorzaakt en de conclusie rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval.
Roekeloosheid
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of, zoals de officier van justitie heeft betoogd, deze schuld is aan te merken als roekeloosheid. Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 in verbinding met artikel 175, tweede lid, WVW 1994 is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
Artikel 5a van de Wegenverkeerswet
De rechtbank moet beoordelen of verdachte met de hiervoor vastgestelde verkeersgedragingen, die hebben geleid tot het ongeval, (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. de verkeersregels
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal van de in artikel 5a WVW (niet limitatief) genoemde gedragingen. Hij heeft de ter plaatse geldende maximumsnelheid overschreden en heeft gevaarlijk ingehaald. Verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, zoals bedoeld in dat artikel.
in ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen.
Verdachte heeft, gedurende langere tijd, gereden met een snelheid die bijna twee keer zo hoog was als toegestaan. Hij heeft met deze hoge snelheid meerdere auto’s ingehaald en heeft daarna nog één auto willen inhalen. Dit laatste deed hij door op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer te rijden, terwijl er een tegenligger aankwam. Ondanks dat de tegenligger voor verdachte zichtbaar was, heeft hij toch de inhaalmanoeuvre ingezet en geprobeerd met hoge snelheid de auto in te halen. Gelet op de combinatie van deze gevaarlijke verkeersovertredingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
opzettelijk
Voor een overtreding van artikel 5a WVW moet het opzet van de verdachte zowel gericht zijn op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Indien vast komt te staan dat verdachte een of meer verkeersovertredingen heeft begaan waardoor zeer gevaarlijke situaties zijn ontstaan en verdachte dus onaanvaardbare risico’s heeft genomen, levert dit gedrag bijna per definitie het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels op. Ook kan het, over een langere afstand, fors overschrijden van de maximumsnelheid niet anders dan opzettelijk worden uitgevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat het zo aanzienlijk overschrijden van de maximum toegestane snelheid en het gevaarlijk inhalen, niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
gevaar te duchten
Om te kunnen vaststellen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.
De rechtbank acht het voorzienbaar dat zeer gevaarlijke situaties kunnen ontstaan door het vertonen van het hiervoor beschreven rijgedrag. Ten tijde van het ongeval was het druk op de weg, verdachte had al meerdere auto’s ingehaald en al het andere verkeer reed rustig mee met of net onder de plaatselijk toegestane snelheid. Dat het gevaar voor het leven van anderen en het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt, blijkt uit het feit dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] letsel hebben opgelopen. Daarmee was door het handelen van verdachte gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.
Kwalificatie letsel
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 2] als gevolg van het ongeval haar bekken op twee plaatsen gebroken had, twee ruggenwervels gebroken had, aangezichtsfracturen, een hersenkneuzing en een hoofdwond had. Zij heeft twee weken in het ziekenhuis gelegen. De rechtbank concludeert dat het letsel van [slachtoffer 2] , gelet op de aard en ernst daarvan, kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Ook [slachtoffer 3] heeft als gevolg van het ongeval letsel opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet af te leiden is dat bij haar sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Een operatieve ingreep is niet noodzakelijk geweest en uit de bewijsmiddelen blijkt onvoldoende wat de gevolgen van het letsel waren om vast te stellen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht wel bewezen dat sprake is van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de lichamelijke bezigheden is ontstaan. [slachtoffer 3] heeft immers enige tijd niet kunnen werken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 8 april 2023 in de gemeente West Betuwe als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N848, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-met een (indicatieve) snelheid van minimaal 158km/h, althans met een snelheid veel hoger dan de toegestane maximum snelheid van 80km/h te rijden en/of (daarbij) (accelererend) één of meerdere motorrijtuigen in te halen en/of (vervolgens)
-gekomen nabij de T-kruising van de wegen, de N848 en/of de Nieuweweg, (wederom) met zijn motorrijtuig op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer te gaan rijden, teneinde (wederom)(accelererend) een medeweggebruiker in te halen, terwijl een tegemoetkomende medeweggebruiker zijn, verdachtes, motorrijtuig al zeer dicht was genaderd en/of (vervolgens)
-zijn motorrijtuig met zeer hoge snelheid, althans met een snelheid veel te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse en/of al remmende naar rechts te sturen en/of (daarbij) de snelheid van zijn motorrijtuig niet, althans in onvoldoende mate aan te passen aan een snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of (vervolgens)
-met een snelheid van 113km/h, althans met een veel hogere snelheid dan de toegestane maximum snelheid van 80km/h, op/tegen de achterzijde van een medeweggebruiker te botsen en/of te rijden, waardoor voornoemde medeweggebruiker op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is terechtgekomen en/of (daarbij) frontaal is aangereden door een tegemoetkomende medeweggebruiker, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en/of waardoor (een) ander(en) (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, en waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 3] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Het feit is strafbaar.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van verdachte al ingevorderd en ingehouden is geweest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat verdachte dan zijn werk en woning zal verliezen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte niet eerder voor de strafrechter is geweest, het feit dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen en zijn volledige medewerking heeft verleend aan het opsporingsonderzoek.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft op 8 april 2023, door roekeloos rijgedrag, een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij reed met een snelheid die bijna twee keer zo hoog was als toegestaan. Daarnaast heeft hij terwijl het druk was op de weg toch geprobeerd (nog) een auto in te halen. Toen hij doorhad dat hij het inhalen niet ging redden, is hij terug naar zijn eigen weghelft gereden en is hierdoor tegen de achterkant van een auto gereden. Deze auto is terechtgekomen op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer en in aanrijding gekomen met een andere auto. De bestuurder van één van de auto’s, [slachtoffer 1] is hierdoor uit de auto geslingerd en overleden aan zijn verwondingen. [slachtoffer 2] heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen en [slachtoffer 3] heeft bij het ongeval zodanig lichamelijk letsel opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Verdachte heeft met zijn handelen bij de nabestaanden van het overleden slachtoffer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zijn echtgenote, onherstelbaar leed teweeggebracht, zoals ook is gebleken uit de door [slachtoffer 2] voorgelezen slachtofferverklaring. Zij heeft ter terechtzitting op indrukwekkende wijze naar voren gebracht welke gevolgen het overlijden van haar echtgenoot en het door haar opgelopen letsel tot op de dag van vandaag heeft op het leven van haar en haar twee kinderen.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte een botsing met de Lancia heeft willen voorkomen door zijn auto rechts de berm in te sturen toen hij inzag dat zijn inhaalmanoeuvre niet haalbaar was. De rechtbank volgt verdachte in zijn verklaring dat hij daarmee hoopte een ander niet te raken, maar alleen zichzelf in de problemen zou brengen, gelet op hoe zijn auto daardoor uiteindelijk na een botsing met een verkeersbordpaal aan de linkerkant van de weg in de sloot is beland.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 18 april 2024, waaruit blijkt dat verdachte in het (verre) verleden twee geldboetes heeft gekregen voor het rijden onder invloed.
De rechtbank heeft ook oog voor het feit dat het verkeersongeval verdachte niet onberoerd heeft gelaten. Verdachte heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij na het ongeluk op 23 februari 2024 een einde aan zijn leven heeft willen maken. Vervolgens is bij hem een posttraumatische stress stoornis geconstateerd, zoals blijkt uit de schriftelijke toelichting van zijn behandelend GZ-psycholoog van 23 mei 2024, waarvoor hij een intensieve traumabehandeling heeft gekregen. De rechtbank ziet dat verdachte, die tevens bekend is met een autisme spectrum stoornis, nooit opzet heeft gehad op deze gevolgen van zijn handelen en dat hij gebukt gaat onder het feit dat door zijn verkeersgedrag een ander is overleden en twee anderen letsel hebben opgelopen.
De straf
De rechtbank heeft stil gestaan bij de vraag of hier een (gedeeltelijke) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Verdachte is immers naar het oordeel van de rechtbank zelf al doordrongen van het feit dat hij verwijtbaar verkeersgedrag heeft vertoond en dat dit niet opnieuw mag gebeuren. De rechtbank acht echter, alles afwegend, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar, passend. De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen die het feit teweeg heeft gebracht, vanuit het oogpunt van generale preventie, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan geëist door de officier van justitie, omdat verdachte al direct na het ongeluk de volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ten slotte heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte op het allerlaatste moment het ongeluk nog heeft willen voorkomen door zijn auto de berm in te sturen.
De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaar met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. J.L. Wesstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2024. | ||
mr. W. Bruins en mr. J.L. Wesstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.