Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBGEL:2025:2748

De rechtbank veroordeelt vier mannen en een vrouw voor grootschalige internationale handel in cocaïne en gewoontewitwassen. Drie mannen en een vrouw gaan de cel in voor het vervoeren, het bezitten en het verkopen of bezitten van grote hoeveelheden cocaïne. Ook veroordeelt de rechtbank dit kwartet en nog een andere man voor het witwassen van zeer grote geldbedragen. Dit alles speelde zich tussen...

Rechtbank Gelderland 1 July 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBGEL:2025:2748 text/xml public 2025-07-01T09:25:03 2025-04-10 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Gelderland 2025-04-08 05/334783-22 Uitspraak Eerste aanleg - meervoudig NL Strafrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2025:2748 text/html public 2025-07-01T09:24:41 2025-07-01 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBGEL:2025:2748 Rechtbank Gelderland , 08-04-2025 / 05/334783-22
De rechtbank veroordeelt vier mannen en een vrouw voor grootschalige internationale handel in cocaïne en gewoontewitwassen. Drie mannen en een vrouw gaan de cel in voor het vervoeren, het bezitten en het verkopen of bezitten van grote hoeveelheden cocaïne. Ook veroordeelt de rechtbank dit kwartet en nog een andere man voor het witwassen van zeer grote geldbedragen. Dit alles speelde zich tussen januari 2020 en maart 2023 af. De mannen uit Hellouw, Herwijnen, Amsterdam en Waardenburg en de vrouw uit Hoenzadriel krijgen gevangenisstraffen variërend tussen de 4 en 13 jaar opgelegd.

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer: 05/334783-22

Datum uitspraak : 8 april 2025

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officieren van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag 1] 1984 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres 1] in ( [postcode] ) [woonplaats] .

Raadsman: mr. M.L. van Gessel, advocaat in [plaats 4] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

Inhoudsopgave

1. De inhoud van de tenlastelegging 4

2 Overwegingen ten aanzien van het bewijs 5

2.1 Aanleiding van onderzoek Murray 5

2.2 Het standpunt van de officieren van justitie 6

2.3 Het standpunt van de verdediging 6

2.4 Beoordeling door de rechtbank 6

2.4.1 De bewijsmiddelen 7

2.4.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs 7

2.4.2.1 Algemeen 7

2.4.2.2 Algemene opmerking inhoud gesprekken 8

2.4.2.3 Identificatie gebruikers PGP-accounts 8

2.4.2.4 Identificatie [naam 1] en [naam 3] 12

2.4.2.5 OVC-opnames autogarage [medeverdachte 5] 14

2.4.2.6 Boekhouding groep [naam 1] 14

2.4.2.7 De rol van [medeverdachte 5] 14

2.4.2.8 Feit 1 (cocaïne transacties) 15

2.4.2.8.1 10 kg cocaïne (zaaksdossier 04: Saint Tropez; transport 28 mei-1 juni 2020) 15

2.4.2.8.2 25 kg cocaïne (zaaksdossier 05: Verenigd Koninkrijk; transport 23 t/m 30 mei 2020) 16

2.4.2.8.3 18 kg cocaïne (zaaksdossier 05: Verenigd Koninkrijk; transport 19 september t/m 20 oktober 2020) 17

2.4.2.8.4 49 kg cocaïne (zaaksdossier 02: transactie 21-30 mei 2020) 18

2.4.2.8.5 180 kg cocaïne (zaaksdossier 02; transactie 15 juni-3 juli 2020) 18

2.4.2.8.6 45 kg cocaïne (zaaksdossier 02: transactie 13-22 juli 2020) 18

2.4.2.8.7 20 kg cocaïne (zaaksdossier 02: transactie 24 juli 2020) 19

2.4.2.8.8 Conclusie feit 1 19

2.4.2.9 Feit 2 (hasj transacties) 19

2.4.2.9.1 150 eenheden hasjiesj (zaaksdossier 2: transactie 21-24 september 2020) 20

2.4.2.9.2 299,9 kilogram hasjiesj (zaaksdossier 2: transport 14-16 januari 2021) 20

2.4.2.9.3 Conclusie feit 2 20

2.4.2.10 Feit 3 (witwassen) 20

2.4.2.10.1 € 1.147.915 20

2.4.2.10.2 Meerdere geldbedragen: € 250.000, € 275.000, € 260.000 en € 275.000 21

2.4.2.10.3 € 1.000.000 (of 1.000.000 pond) en/of 10.000.000 Kronen 22

2.4.2.10.4 € 2.000.000 22

2.4.2.10.5 Beoordelingskader witwassen 23

2.4.2.10.6 Toepassing van het beoordelingskader witwassen 23

2.4.2.10.7 Opzet 24

2.4.2.10.8 Medeplegen 24

2.4.2.10.9 Gewoontewitwassen 24

2.4.2.10.10 Conclusie feit 3 24

3 De bewezenverklaring 25

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde 26

5 De strafbaarheid van de feiten 26

6 De strafbaarheid van de verdachte 26

7 De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel 27

7.1 Het standpunt van de officieren van justitie 27

7.2 Het standpunt van de verdediging 27

7.3 De beoordeling door de rechtbank 27

8 De beoordeling van het beslag 30

8.1 Het standpunt van de officieren van justitie 30

8.2 Het standpunt van de verdediging 30

8.3 De beoordeling door de rechtbank 30

9 De toegepaste wettelijke bepalingen 30

10 De beslissing 30
1De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 maart 2020 tot en met 20 oktober 2020 te [plaats 3] en/of [plaats 1] en/of één of meer andere plaatsen in Nederland en/of Spanje en/of Frankrijk en/of het Verenigd Koninkrijk, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,

(ongeveer) 10 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD04 Saint Tropez, transport 28 mei-1 juni 2020, hoofdstuk 5.1] en/of

(ongeveer) 25 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD05 Verenigd Koninkrijk, transport 23 t/m 30 mei 2020, hoofdstuk 5.1] en/of

(ongeveer) 18 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD05 Verenigd Koninkrijk, transport 19 september t/m 20 oktober 2020, hoofdstuk 5.2] en/of

(ongeveer) 49 kilogram cocaïne, althans 47 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD02, transactie 21-30 mei 2020, paragraaf 15] en/of

(ongeveer) 180 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD02, transactie 15 juni-3 juli 2020, paragraaf 16] en/of

(ongeveer) 45 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD02, transactie 13-22 juli 2020, paragraaf 19] en/of

(ongeveer) 20 kilogram cocaïne, althans 3 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD02, transactie 24 juli 2020, paragraaf 20],

in elk geval (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 september 2020 tot en met 16 januari 2021 te [plaats 1] en/of één of meer andere plaatsen in Nederland en/of Spanje en/of Marokko, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,

(ongeveer) 150 eenheden hasjiesj, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj [ZD02, transactie 21-24 september 2020, paragraaf 30] en/of

(ongeveer) 299,9 kilogram hasjiesj, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj [ZD02, transport 14-16 januari 2021, paragraaf 42],

in elk geval (telkens) een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3

hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2020 tot en met 26 augustus 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of één of meer andere plaatsen in Nederland, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte,

(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

(telkens) (contante) geldbedragen, waaronder:

een geldbedrag van (ongeveer) € 1.147.915, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH161], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 250.000, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH161], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 275.000, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH161], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 260.000, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH161], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 275.000, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH161], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 1.000.000 (of 1.000.000 pond) en/of 10.000.000 Kronen, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH110], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 2.000.000, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH115],

(sub a)

(telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die

geldbedrag(en) was, en/of verborgen en/of verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had,

en/of

(sub b)

(telkens) verworven en/of overgedragen,

terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die voornoemde (contante) geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2Overwegingen ten aanzien van het bewijs 2.1
Aanleiding van onderzoek Murray

In Frankrijk werd door de Franse autoriteiten een onderzoek gedaan naar de handel in verdovende middelen. Dit onderzoek werd uitgevoerd onder de naam [naam onderzoek] . De Franse autoriteiten onderzochten daarbij een organisatie die voornamelijk bestaat uit Nederlanders, die zich bezig houden met het vervoer en verkopen van verdovende middelen en het vervoeren van geld. In onderzoek [naam onderzoek] is [naam 4] als verdachte van (onder andere) het koerieren van geld en/of drugs aangemerkt. Naar aanleiding van dit onderzoek in Frankrijk werd door de autoriteiten van Nederland en Frankrijk een Joint Investigation Team geformeerd, waarvan de overeenkomst eind maart 2022 werd ondertekend. Naar aanleiding van informatie die Nederland vervolgens ontving uit Frankrijk, TCI-informatie en restinformatie uit het onderzoek Hemel werd onderzoek Murray opgestart, met onder andere [medeverdachte 5] als verdachte van de handel in verdovende middelen en het witwassen van de daaruit verkregen gelden. Omdat [medeverdachte 5] ook onderwerp van onderzoek was in het FIOD-onderzoek Clifford is informatie uitgewisseld met dat onderzoek.

Het onderzoeksteam Murray heeft onderzoek gedaan naar het netwerk rond [medeverdachte 5] . Dit netwerk wordt in het onderzoek aangeduid als ‘groep [naam 1] ’ of ‘groep [medeverdachte 5] ’. [medeverdachte 5] werd in het onderzoek aangemerkt als de centrale figuur van dit netwerk. De autogarage van [medeverdachte 5] , gevestigd op zijn woonadres aan de [adres 2] in [plaats 1] , werd in het onderzoek gezien als de plaats waarvandaan de in-, door- en uitvoer van verdovende middelen en geld naar nationale en internationale bestemmingen zou plaatsvinden. Naast [medeverdachte 5] werden in onderzoek Murray (voor zover hier van belang) [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) als verdachte aangemerkt. Het onderzoek Murray heeft zich toegelegd op de vermoedelijke strafbare feiten die zijn gepleegd in de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 maart 2023.
2.2
Het standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 3, de handel in cocaïne en het witwassen, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 2, de handel in hasjiesj, hebben zij vrijspraak gevorderd.

Het bewijs voor de feiten 1 tot en met 3 volgt volgens de officieren van justitie uit de inhoud van de chats van de drie SkyECC-accounts en het EncroChat-account dat aan de groep ‘ [naam 1] ’ kan worden toegeschreven. Dit account werd wisselend door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] gebruikt. Daarnaast zijn volgens hen de chats van de individuele accounts van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en de in het buitenland vervolgde verdachten [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] redengevend voor het bewijs. Verder zijn de gesprekken die door middel van OVC-apparatuur zijn opgenomen in de auto van [naam 4] en in de autogarage van medeverdachte [medeverdachte 5] relevant voor het bewijs. Het bewijs wordt voor sommige transporten daarnaast nog ondersteund door peilbakengegevens, mastgegevens, vluchtgegevens of camerabeelden. Tot slot is tijdens de doorzoeking in het gastenverblijf van medeverdachte [medeverdachte 5] aan de [adres 3] in [plaats 1] meer dan een miljoen euro in contanten aangetroffen.
2.3
Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft ten aanzien van alle feiten aangevoerd dat verdachte is gebruikt als werktuig. Ten aanzien van feit 1, de handel in cocaïne, heeft de verdediging ten aanzien van drie gedachtestreepjes verweer gevoerd. De verdediging stelt ten aanzien van deze transporten dat er onvoldoende bewijs in het dossier zit dat sprake was van cocaïne, dat het bewijs afkomstig is uit één bron, namelijk de chats en dat er geen bewijs is dat er daadwerkelijk een levering van cocaïne heeft plaatsgevonden.

Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de 150 eenheden is er volgens de verdediging geen bewijs in het dossier aanwezig waaruit blijkt dat het om hasjiesj ging. Ten aanzien van de 299,9 kilo ontbreekt het bewijs voor de betrokkenheid van verdachte.

Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging eveneens integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van alle transacties geldt dat volgens de verdediging niet is komen vast te staan dat het geld afkomstig is van misdrijf. Daarnaast heeft de verdediging verweer gevoerd op de afzonderlijke transacties.
2.4
Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten bewezen op basis van de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank is echter van oordeel dat een aantal onderdelen van de tenlastelegging niet kunnen worden bewezen. Ten aanzien van die onderdelen zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken. De rechtbank overweegt als volgt.
2.4.1
De bewijsmiddelen

Met het oog op de leesbaarheid van het vonnis zijn de bewijsmiddelen niet op deze plaats opgenomen, maar als bijlage I aangehecht. De bewijsmiddelen dienen op deze plaats als ingelast te worden beschouwd.

Ten aanzien van de bewijsmiddelen geldt dat zij steeds worden gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
2.4.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

2.4.2.1 Algemeen

In maart 2023 hebben politie en het openbaar miniserie onderzoek Murray zogenaamd ‘laten klappen’. Op de internationale actiedag op 28 maart 2023 vonden er in onderzoek Murray en [naam onderzoek] in Nederland, Frankrijk, Spanje en Roemenië meerdere aanhoudingen plaats en werden er doorzoekingen verricht in woningen, bedrijfspanden en voertuigen. De bevindingen zijn voor zover relevant opgenomen in de bewijsmiddelen. De rechtbank concludeert hieruit het volgende.

Op meerdere locaties zijn zeer grote contante geldbedragen aangetroffen: in een verborgen ruimte in de auto van [naam 4] , ongeveer € 675.000); in een afgesloten salontafel in een door [medeverdachte 5] gehuurd appartement aan de [adres 3] in [plaats 1] , € 1.067.600,-; en in het appartement van [medeverdachte 1] in Roemenië, € 75.000,-.

In meerdere voertuigen zijn verborgen ruimtes aangetroffen, namelijk in de auto’s van [naam 4] en [medeverdachte 3] en in meerdere aangetroffen auto’s aan de [adres 2] in [plaats 1] (een Mercedes Sprinter op naam van [naam 8] met kenteken [kenteken 1] ), een Mercedes E-classe op naam van [naam 9] én een Mercedes Vito op naam van Autohandel [medeverdachte 5] B.V. ( [kenteken 2] ). De verborgen ruimtes zijn volgens de verbalisanten achteraf en zeer professioneel ingebouwd.

Het geld in de auto van [naam 4] en het geld in de salontafel aan de [adres 3] in [plaats 1] bevonden zich in sporttassen. Deze sporttassen zijn soortgelijk. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] worden tijdens observaties op meerdere momenten gezien met sporttassen lopend van de [adres 3] naar [adres 2] in [plaats 1] .

In de kofferbak van de auto waarvan [naam 4] gebruik maakte toen hij op 27 maart 2023 aangehouden, zat een Google-telefoon waarop hij berichten ontving voor zijn illegale werk (de rechtbank begrijpt: PGP-berichten). Bij [medeverdachte 4] in de auto is tijdens een verkeerscontrole op 1 februari 2021 een PGP-telefoon aangetroffen. Hierna zal worden vastgesteld dat de verdachten van onderzoek Murray gebruik maakten van versleutelde communicatiediensten, waarvoor PGP-telefoons worden gebruikt. Uit de verklaring van [naam 4] volgt dat hij van ‘de organisatie’ een PGP-telefoon heeft ontvangen om met hen te communiceren over de door hem uit te voeren transporten. Het is een feit van algemene bekendheid dat PGP-telefoons (een telefoon waarmee versleutelde berichten kunnen worden verstuurd) veelvuldig worden gebruikt in het criminele milieu.

Het geld in de salontafel aan de [adres 3] in [plaats 1] , gehuurd door [medeverdachte 5] , bestond - naast bundels geldpakketten in sporttassen - uit 1 Euromunten verpakt in plastic zakjes. Een vingerafdruk op een van de plastic zakjes komt overeen met een vingerafdruk van [medeverdachte 1] .

In meerdere woningen – namelijk van [medeverdachte 4] in [plaats 2] , van [medeverdachte 1] in Roemenië en van [naam 5] in Spanje – zijn kaartjes aangetroffen met daarop een boekhouding (kasboeknotities). De namen en bedragen op de kaartjes komen overeen met de inhoud van verstuurde PGP-berichten. In de woning van [medeverdachte 4] aan de [straatnaam] in [plaats 2] verbleef [medeverdachte 1] als zij in Nederland was. Ook in de auto van [medeverdachte 4] zijn op 1 februari 2021 soortgelijke kaartjes met daarop een boekhouding aangetroffen, tezamen met de hiervoor genoemde PGP-telefoon.

In de woning van [medeverdachte 5] in [plaats 1] en de woning van [medeverdachte 4] in [plaats 2] zijn geldtelmachines aangetroffen. Het serienummer van de geldtelmachine aangetroffen in de woning van [medeverdachte 5] komt terug in chats van [accountnaam 1] , dat hierna zal worden geïdentificeerd als het account van de groep [naam 1] . Een van de geldtelmachines in de woning van [medeverdachte 4] komt overeen qua merk en type met de machine aangetroffen in de woning van [medeverdachte 5] .

De rechtbank acht verder het volgende, hetgeen zij uit de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage I afleidt, van belang.

- Uit de verklaring van [naam 4] volgt dat ‘de organisatie’ waar hij voor werkte, al 6 à 7 jaar in bedrijf is, dat hij de in zijn auto aangetroffen vier sporttassen (met Engelse ponden) moest (af)leveren en dat er bij de levering van tassen werd gewerkt met zogenaamde tokens.

[medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] hebben al meer dan 10 jaar een liefdesrelatie.

[medeverdachte 1] verblijft in Nederland in een woning in eigendom van [medeverdachte 4] gelegen aan de [adres 4] in [plaats 2] .

[medeverdachte 2] is de schoonzoon van [medeverdachte 5] .

[medeverdachte 4] is sinds 1 september 2020 in dienst van Autohandel [medeverdachte 5] B.V.

[medeverdachte 4] wordt ‘ [naam 11] ’ genoemd en heeft verder de volgende bijnamen: ‘ Tally ’/ ‘ [naam 14] ’ en ‘ Rasta ’.

[naam 5] wordt ‘ Scooter ’ genoemd.

[naam 4] wordt ‘ Franse pik ’ genoemd.

[medeverdachte 3] heeft de bijnaam ‘ Jottum ’.

2.4.2.2 Algemene opmerking inhoud gesprekken

In het dossier bevindt zich een groot aantal chatgesprekken die zijn gevoerd door de verdachten (zoals hierna zal worden vastgesteld). De rechtbank is zich bewust van het feit dat deze chats niet volledig zijn. Een groot aantal van de berichten is eenzijdig ontsleuteld. Bovendien ontbreken er chats. Het is niet bekend hoeveel chats er ontbreken. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat behoedzaamheid moet worden betracht bij het duiden van de betekenis en strekking van de inhoud van de gesprekken. De onvolledigheid betekent echter niet dat op basis van de chats in zijn geheel geen vaststellingen kunnen worden gedaan. Voor zover de rechtbank op basis van de chats bepaalde feiten en omstandigheden heeft vastgesteld, zal zij dit bij de hierna te bespreken feiten uiteen zetten.

2.4.2.3 Identificatie gebruikers PGP-accounts

Aan verdachten van onderzoek Murray worden een of meerde accounts van EncroChat en SkyECC door de politie toegeschreven in zogenaamde identificatie-processenverbaal en aanvullingen daarop. De identificaties volgen onder meer uit de inhoud van de chatberichten, maar ook uit aangestraalde zendmasten, vluchtgegevens, observaties, OVC-opnames, taps, verkregen gegevens uit privételefoons, een verkeerscontrole en andere identificerende gegevens.

De rechtbank hecht er belang aan op te merken dat het bij een identificatie van een bepaald account niet noodzakelijk is dat iedere identificerende omstandigheid op zichzelf dusdanig redengevend is dat op basis hiervan identificatie plaats kan vinden. De identificerende feiten en omstandigheden dienen in onderling verband en samenhang te worden bezien. Op basis daarvan, stelt de rechtbank de identificatie van de gebruikers (voor zover relevant) van de EncroChat- en SkyECC-accounts in de desbetreffende periode(s) zoals weergegeven in verderop ingevoegde tabel. De rechtbank vult hierop het volgende aan ten aanzien van de accounts die aan de groep [naam 1] worden toegeschreven en die deels bij verdachte in gebruik zijn geweest.

De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen over de identificatie van de accounts [accountnaam 1] en [accountnaam 2] en [accountnaam 3] af dat deze accounts in gebruik zijn bij ‘groep [naam 1] ’, dat over [naam 1] in de derde persoon werd gesproken en dat het dus niet anders kan dan dat de accounts door een ander dan ‘ [naam 1] ’ werden bediend. De politie heeft nader onderzoek gedaan naar degene die het account bediende (hierna de gebruiker). Daarvoor is gekeken naar de gebruikte wachtwoorden, de aangestraalde zendmasten in de nacht en overdag en identificerende gegevens van de gebruiker. Deze gegevens zijn vergeleken met identificerende gegevens van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] .

De rechtbank leidt allereerst uit de OVC-opname van 15 februari 2023 af dat [medeverdachte 2] op enig moment na het klappen van EncroChat van [medeverdachte 5] moest stoppen (aan de zijlijn moest gaan staan) omdat het risico bestond dat anders ‘die twee wijven’ (de rechtbank begrijpt: de vrouw en de dochter van [medeverdachte 5] (de laatste tevens de partner van [medeverdachte 2] )), alleen achter zouden blijven.

Op 1 september 2020 is [medeverdachte 4] in dienst gekomen bij het autobedrijf van [medeverdachte 5] . [medeverdachte 2] heeft op 9 november 2020 een WhatsApp-bericht verstuurd waarin staat dat [medeverdachte 4] zijn plek in de garage heeft overgenomen. [medeverdachte 2] kwam wel in de garage maar was ook druk met zijn eigen bedrijf en stond niet op de loonlijst van [medeverdachte 5] . Op grond hiervan neemt de rechtbank aan dat [medeverdachte 2] op enig moment voor 9 november 2020 is ‘vervangen’ door [medeverdachte 4] , in verband met het risico op ontdekking door de politie.

[medeverdachte 2] is naar het oordeel van de rechtbank de gebruiker geweest van het account [accountnaam 6] . [medeverdachte 4] is naar het oordeel van de rechtbank de gebruiker geweest van het account [accountnaam 5] .

Uit het gebruik van de wachtwoorden leidt de rechtbank af dat [accountnaam 1] gebruik maakte van dezelfde of vergelijkbare wachtwoorden die [accountnaam 6] ( [medeverdachte 2] ) gebruikte en van dezelfde of vergelijkbare wachtwoorden die [accountnaam 5] ( [medeverdachte 4] ) gebruikte. Ook leidt de rechtbank uit de wachtwoorden af dat [accountnaam 2] gebruik maakte van dezelfde of vergelijkbare wachtwoorden die [accountnaam 5] ( [medeverdachte 4] ) gebruikte.

Uit de inhoud van de chatberichten blijkt dat de gebruiker van [accountnaam 1] de schoonzoon van [naam 1] is. De rechtbank zal hierna vaststellen dat [naam 1] [medeverdachte 5] is. [medeverdachte 2] is zijn schoonzoon.

Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank verder af dat [accountnaam 2] het opvolgend account van [accountnaam 1] is in december 2020. Het gebruikte wachtwoord voor [accountnaam 2] komt overeen met een wachtwoord in gebruik bij [accountnaam 1] .

Uit de aangestraalde zendmasten overdag van [accountnaam 1] en gegevens uit de telefoon van [medeverdachte 2] leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] en de telefoon met het account [accountnaam 1] zich in ieder geval in elkaars nabijheid bevonden van 16 t/m 19 juni 2020 en op 21, 24 en 25 augustus 2020. Verder leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat [accountnaam 1] en [medeverdachte 2] gelijktijdig in Spanje zijn tussen 31 juli en 15 augustus 2020.

De rechtbank leidt vervolgens uit de aangestraalde nachtelijke Nederlandse zendmasten van het account [accountnaam 1] af dat er vanaf 2 september 2020 een verandering te zien is en dat dit overeenkomt met de indiensttreding van [medeverdachte 4] bij Autohandel [medeverdachte 5] B.V. op 1 september 2020. Tot en met 1 september 2020 werden ’s nachts de masten aangestraald in [plaats 3] (de woonplaats van [medeverdachte 2] ), Nieuwaal en Vuren. Vanaf 2 september 2020 worden in de nacht masten aangestraald in [plaats 4] . Uit de aangestraalde zendmasten overdag van [accountnaam 1] volgt dat er na 1 september 2020 op meerdere dagen reisbewegingen zichtbaar waren van [plaats 4] naar [plaats 3] .

Ook het account [accountnaam 5] straalde 159 van de 193 nachten in Nederland een mast aan (op het [plaats 5] ) in [plaats 4] . Uit onderzoek van de banktransacties van [medeverdachte 4] , te weten uitgaven van persoonlijke aard en levensonderhoud in de omgeving van het [plaats 5] in [plaats 4] , leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 4] in [plaats 4] verbleef in de periode van 1 juni 2020 t/m 17 maart 2022.

Verder leidt de rechtbank uit de aangestraalde nachtelijke Nederlandse zendmasten van het account [accountnaam 1] af dat er tussen 20 en 29 september 2020 een ander beeld te zien is wat de locatie van het account betreft, dan tussen 1 en 19 september en na 29 september 2020. In de periode van 20 september 2020 tot en met 29 september 2020 straalt de gebruiker van [accountnaam 1] in de nachtelijke uren de telefoonmast aan in [plaats 3] (de woonplaats van [medeverdachte 2] ). In dezelfde periode reist [medeverdachte 4] naar Dubai (zie de bewijsmiddelen onder [accountnaam 5] ).

Uit de inhoud van de chatberichten van 8 maart 2021 blijkt dat de gebruiker van [accountnaam 2] [medeverdachte 4] is: hij is een ‘Paak’ (de rechtbank begrijpt een Pakistaan) en heeft ook Sky-account [accountnaam 5] in gebruik. Dit vindt bevestiging in de omstandigheid dat bij [medeverdachte 4] op 1 februari 2021 een PGP-telefoon is aangetroffen tijdens een verkeerscontrole waarop te zien was dat er een SkyECC bericht was binnengekomen.

[medeverdachte 4] reist tussen 28 december 2020 en 20 januari 2021 naar Dubai en Pakistan. [accountnaam 2] blijft dan in Nederland. In de periode is [accountnaam 2] dus bij een ander in gebruik geweest. Uit de aangestraalde nachtelijke masten door [accountnaam 2] volgt eenzelfde beeld als bij [accountnaam 1] . Er worden vanaf 27 december 2020 tot en met 19 januari 2021 ’s nachts masten in [plaats 3] (de woonplaats van [medeverdachte 2] ) aangestraald. De periode daarvoor en daarna straalt de gebruiker van het account ’s nachts masten aan in [plaats 4] (de verblijfplaats van [medeverdachte 4] ). Uit de op 30 december 2020 en 14 januari 2021 overdag aangestraalde zendmasten [accountnaam 2] in combinatie met WhatsApp-berichten van [medeverdachte 2] leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] en [accountnaam 2] op die dagen overdag in elkaars nabijheid waren.

Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de accounts [accountnaam 1] (na 1 september 2020) en [accountnaam 2] (beiden toegeschreven aan de ‘groep [naam 1] ’ primair beheerd werden door [medeverdachte 4] , maar dat [medeverdachte 2] de accounts tijdelijk overnam in de periodes dat [medeverdachte 4] in Dubai en Pakistan verbleef.

EncroChat

Account

Bijnaam

Gebruiker

Periode

[accountnaam 6]

[naam 1]

[naam 3]

Farmer

Garage

[naam 15]

[naam 1] schn.zoon Farmer new Schoonzoon 2

linkerhand [naam 1]

wsl holland

tractor

Groep [naam 1]

[medeverdachte 2]

27 januari 2020 t/m 4 maart 2020 en 8 maart 2020 t/m 8 juni 2020

[accountnaam 7]

Livelytoast, jottumke, jottum new, wisselar, jottum , jottum wissel, wissel nl

[medeverdachte 3]

27 maart 2020 t/m 28 april 2020

[accountnaam 8]

Bossi-bitchi, Partner, [naam 2] , bossibitchi

[medeverdachte 1]

8 april 2020 t/m 3 juni 2020

[accountnaam 9]

Lazylovecub, woeii, talli, tali, tally n

[medeverdachte 4]

[accountnaam 10]

(…)moneyexchange (…)

[naam 5]

25-03-2020 t/m

12-06-2020

[accountnaam 11]

caninefern, manaco, fr pik,

french pik newnew, partner,

franseleuterfr

[naam 4]

15-01-2020 t/m 15-07-2020

SkyECC

Account

Bijnaam

Gebruiker

Periode

[accountnaam 1]

Farmer, Farmer new, [accountnaam 2] ,

[accountnaam 1]

Groep [naam 1]

[medeverdachte 2]

[medeverdachte 4]

14 juni t/m 1 september 2020 en 20 t/m 29 september 2020

1 t/m 19 september 2020 en 29 september t/m 22 december 2020

[accountnaam 2]

Faf, Fnb, Farmer

Groep [naam 1]

[medeverdachte 2]

[medeverdachte 4]

28 december 2020 t/m 20 januari 2021

22 december 2020 t/m 26 december 2020

20 januari 2021 t/m 8 maart 2021

[accountnaam 3]

Kkk, Tarzan, [naam 1]

Groep [naam 1]

Gebruiker is niet nader geïdentificeerd.

13 juni 2020 t/m 8 juli 2020

[accountnaam 12]

Jottum Wissel nl

[medeverdachte 3]

16 juni 2020 t/m 5 oktober 2020

[accountnaam 5]

[naam 13] , [naam 14] , Pinto-Pakistan [plaats 4] .

[medeverdachte 4]

2 maart 2020 t/m 9 maart 2021

[accountnaam 13]

Crispymate

[medeverdachte 1]

13 juni 2020 t/m 19 augustus 2020

[accountnaam 14]

123, Sky, Sonia

[medeverdachte 1]

9 juli 2020 t/m 13 november 2020

[accountnaam 15]

Scooter ??MoneyExchange, Scooter @oneyExchange@Marbella, Nw Sky 57CKH2, Exchange NO1BC711491

[naam 5]

4 december 2019 t/m 14 januari 2021

[accountnaam 16]

Cupertino, Scooter ,

ScooterMoneyExchange

[naam 5]

11-12-2020 t/m 08-03-

2021

2.4.2.4 Identificatie [naam 1] en [naam 3]

Identificatie ‘ [naam 1] ’

De SkyECC-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] worden, zoals bij de bespreking van de feiten zal blijken, gebruikt voor het plegen van criminele activiteiten. Het account [accountnaam 3] is een contact van [accountnaam 1] . De accounts [accountnaam 1] en [accountnaam 3] zijn een korte periode in juni/juli 2020 gelijktijdig in gebruik geweest. De accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] maken gebruik van dezelfde bijnamen, namelijk ‘ [naam 1] ’ en/of ‘Farmer’. In de chatberichten wordt ‘ [naam 1] ’ door derden wisselaar genoemd. ‘ [naam 1] ’ is een wisselaar en je kan bij hem ‘papieren’ droppen. ‘ [naam 1] ’ is een machtige man (een ‘man met power’).

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] geen vaste gebruiker hadden, maar in gebruik waren bij een of meerdere personen behorende tot een crimineel netwerk (groep [naam 1] ) waarvan ‘ [naam 1] ’ op de achtergrond de bepalende persoon is die de leiding heeft. Er wordt door de accounts gesproken over ‘ons’ of ‘we’, hetgeen duidt op gebruik door een groep. [naam 1] is echter degene die steeds beslist/goedkeuring geeft. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat ‘ [naam 1] ’ zelf geen actieve gebruiker is (geweest) van de accounts.

De rechtbank dient de vraagt te beantwoorden wie met ‘ [naam 1] ’ wordt bedoeld. Zij neemt daarbij het volgende in aanmerking. De cryptotelefoons worden een groot deel van de periode dat de accounts actief zijn, gebruikt in de omgeving van de [adres 2] in [plaats 1] . Dit betreft het woonadres van [medeverdachte 5] en tevens is daar zijn autogarage gevestigd. Uit de aangestraalde zendmasten volgt dat de gebruiker(s) zich hebben opgehouden in de directe omgeving van het bedrijf (en woonhuis) van [medeverdachte 5] aan de [adres 2] in [plaats 1] . De hiervoor geïdentificeerde gebruikers [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zijn directe vertrouwelingen van [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] is zijn schoonzoon en [medeverdachte 4] staat op de loonlijst van zijn autogarage. [accountnaam 1] was de hele periode in Nederland met uitzondering van 31 juli 2020 t/m 15 augustus 2020. In die periode straalde de telefoon aan in Spanje. In diezelfde periode zaten volgens de vluchtgegevens [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] met hun partners in Spanje. Verder neemt de rechtbank identificerende gegevens uit de chatberichten het volgende in aanmerking.

‘ [naam 1] ’ is woonachtig op de [adres 2] in [plaats 1] . [medeverdachte 5] is de enige man die op dat adres staat ingeschreven.

De woning van ‘ [naam 1] ’ wordt met foto’s gedeeld. De woning op de foto komt overeen met de woning van [medeverdachte 5] .

‘ [naam 1] ’ woont in een kleine boerderij met een kleine garage er tegen aan. De autogarage van [medeverdachte 5] is naast de woning gevestigd.

‘ [naam 1] ’ is een Hollandse man. [medeverdachte 5] is Nederlands.

‘ [naam 1] ’ is oude man 60+. [medeverdachte 5] is geboren op [geboortedag 2] 1959 en dus ten tijde van het bericht op 25 augustus 2020 ouder dan 60 jaar.

Op 6 oktober 2020 stuurt [accountnaam 1] dat [naam 1] zelf weg is, maar dat hij iets heeft klaar liggen voor het tegencontact dat kan worden opgehaald. [medeverdachte 5] bevindt zich volgens de vluchtgegevens op dat moment in (de omgeving van) Malaga (Spanje).

De rechtbank concludeert dat ‘ [naam 1] ’ [medeverdachte 5] is.

Dat in de Nederlandse vertaling van het verzoek tot verlenging van de voorlopige hechtenis van [naam 16] , zoals overgelegd door de verdediging, de zinsnede “Daarnaast was er [naam 1] , « [accountnaam 17] », een Nederlander waarschijnlijk van Arabische afkomst die vanaf Nederland toezicht hield op de leveringen van verdovende middelen, evenals op het overdragen van geld.”, staat opgenomen, maakt vorenstaande conclusie niet anders. Gelet op de overige inhoud van het overlegde stuk en de overige informatie uit het onderzoek [naam onderzoek] beschouwt de rechtbank deze opmerking als abusievelijk onjuist getrokken conclusie door de degene die het verzoek tot verlenging van de voorlopige hechtenis van [naam 16] heeft opgemaakt.

Identificatie ‘ [naam 3] ’

De rechtbank stelt op grond van de volgende feiten en omstandigheden vast dat ‘ [naam 3] ’ [medeverdachte 5] is.

[naam 10] kreeg regelmatig opdracht van [naam 12] om geld op te halen bij of weg te brengen naar ‘ [naam 3] ’. Uit de bakengegevens van zijn auto volgt dat [naam 10] vervolgens naar het adres [adres 2] te [plaats 1] reed.

Er is een peilbaken geplaatst onder de auto waarin [naam 10] reed. Uit de bakengegevens volgt dat [naam 10] meerdere malen een ‘fix’ had in de directe omgeving van dan wel op het adres [adres 2] te [plaats 1] .

[naam 12] had meermalen contact met het EncroChat-account [accountnaam 6] . Uit de metadata van EncroChat volgt dat [accountnaam 6] onder andere de nickname ‘ [naam 3] ’ had.

In de Exclu-berichten worden volgens de verbalisant de volgende details over ‘ [naam 3] ’ gedeeld:

o ‘ [naam 3] ’ werd soms ook ‘ [naam 1] ’ genoemd.

o Rond 2 november 2022 zou de jongste dochter van ‘ [naam 3] ’ een zwaar ongeluk hebben gehad, vermoedelijk in Spanje. Deze dochter zou in coma hebben gelegen. Uit een tapgesprek van 1 november 2022 volgt volgens de politie dat een dochter van [medeverdachte 5] een zwaar motorongeluk in Spanje heeft gehad en op de IC ligt.

o ‘ [naam 3] ’ zou vanaf 1 december 2022 een week weg zijn geweest. Uit vluchtgegevens volgt dat [medeverdachte 5] van 1 tot en met 7 december 2022 met [medeverdachte 1] naar Malaga is gevlogen.

2.4.2.5 OVC-opnames autogarage [medeverdachte 5]

De rechtbank neemt het algemene beeld over dat verbalisanten hebben afgeleid uit de OVC-gesprekken, tevens opgenomen in de bewijsbijlage, welke gesprekken zijn opgenomen in het garagebedrijf van [medeverdachte 5] aan de [adres 2] in [plaats 1] , te weten dat er met en door [medeverdachte 5] regelmatig werd gesproken over de handel in drugs en over ondergronds bankieren. In de bewijsbijlage zijn meerdere gesprekken opgenomen, waaruit dit beeld naar voren is gekomen.

2.4.2.6 Boekhouding groep [naam 1]

In het voorgaande is vastgesteld dat [medeverdachte 1] de gebruiker van de accounts [accountnaam 8] , [accountnaam 13] en [accountnaam 14] is geweest. Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de woningen/appartementen waar [medeverdachte 1] verbleef (Roemenië, Marbella (Spanje) en in [plaats 2] ), administratiekaartjes zijn aangetroffen die overeenkomen dan wel soortgelijk zijn aan de kaartjes die zijn verzonden door de accounts in gebruik bij [medeverdachte 1] . De rechtbank gaat er gelet op de inhoud van de kaartjes en de inhoud van de PGP-berichten vanuit dat op de kaartjes werd bijgehouden welke bedragen zijn afgegeven en van wie deze afkomstig zijn. Het bevat een beginsaldo van contant geld, (veelal) vermeerderd met de contanten die koeriers afleveren, verminderd met de afdracht van contante gelden aan klanten en dat resulteert in een nieuw saldo van de voorraad geld. De kaartjes werden gedeeld met [naam 5] , die zich in Spanje bevond, en met ‘groep [naam 1] ’, die zich in Nederland bevond. De rechtbank gaat ervan uit dat de kaartjes een administratie van de voorraad contant geld in Spanje zijn en dat met “SPP” ‘Spaanse pot’ wordt aangeduid, die beheerd wordt door [naam 5] .

2.4.2.7 De rol van [medeverdachte 5]

De rechtbank leidt uit de volgende feiten en omstandigheden en onder verwijzing naar bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage af dat [medeverdachte 5] aan de leiding stond van een organisatie die aangeduid werd als de ‘groep [naam 1] ’ en dat hij degene was die de besluiten nam.

De autogarage van [medeverdachte 5] was de centrale plek waarvandaan de handel in verdovende middelen en geldtransporten werden uitgevoerd.

De PGP-accounts die in gebruik zijn bij de organisatie hebben als bijnaam ‘ [naam 1] ’ of ‘farmer’. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, wordt met [naam 1] [medeverdachte 5] bedoeld.

Uit de verschillende berichten leidt de rechtbank af dat aan ‘ [naam 1] ’, ofwel [medeverdachte 5] , vaak toestemming moet wordt gevraagd voor het verrichten van een geldtransactie of een transactie met betrekking tot de handel in cocaïne. Zie onder andere de SkyECC-berichten van 11 juli 2020 van [naam 5] aan het account van groep [naam 1] ‘ik zie [naam 1] zo maat en vraag ik of dat goed of is al accoord’. En tussen dezelfde accounts op 14 juli 2020 ‘laat je straks weten als [naam 1] er is maat’. En op 3 september 2020 tussen [naam 4] en het account van groep [naam 1] ‘doe maar via scooter , [naam 1] is met scooter ’.

Ook zijn er EncroChat-berichten waaruit volgt dat [naam 1] degene is die de beslissingen neemt. Een voorbeeld zijn de berichten van 19 mei 2020 tussen [medeverdachte 1] en [naam 17] waarin [naam 17] vraagt ‘kun je de [naam 1] vragen wanneer ik het geld van mijn schoonzoon kan ophalen’. En de berichten van 26 mei 2020 tussen [accountnaam 6] (het account van groep [naam 1] ) en [accountnaam 17] , waarin [accountnaam 6] schrijft ‘ik zal het morgenmiddag gelijk doorgeven aan [naam 1] ’ en de volgende middag ‘ [naam 1] zegt ook ok’.

In berichten tussen anderen waarin wordt gesproken over [naam 1] , wordt hij de wisselaar genoemd en op 22 mei 2020 zegt gebruiker van [accountnaam 18] tegen gebruiker [accountnaam 19] over hem ‘hoe power die man is en hoe eerlijk’.

- In het OVC-gesprek op 9 februari 2023 tussen [medeverdachte 5] en een onbekende man vraagt de onbekende man aan [medeverdachte 5] hoe je handel moet opbouwen. [medeverdachte 5] legt vervolgens uitgebreid uit hoe je vanaf het begin de handel moet opbouwen. [medeverdachte 5] benoemt daar onder andere dat hij het eerste en het laatste woord heeft en beschrijft de handel telkens in de ‘ik’-vorm. Dat doet hij in meer gesprekken, bijvoorbeeld ook in de OVC-gesprekken tussen [naam 18] en [medeverdachte 5] op 21 maart 2023. In dat gesprek beschrijft [medeverdachte 5] ook hoeveel ‘hij’ aan de handel over houdt.

2.4.2.8 Feit 1 (cocaïne transacties)

Verdachte wordt onder feit 1 kort gezegd verweten dat hij samen met anderen telkens een bepaalde hoeveelheid cocaïne heeft vervoerd en/of verkocht dan wel aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal in het navolgende de ten laste gelegde transporten bespreken.

10 kg cocaïne (zaaksdossier 04: Saint Tropez; transport 28 mei-1 juni 2020)

De rechtbank leidt ten eerste uit de chatberichten tussen [naam 4] en de gebruiker [accountnaam 20] af, dat deze [accountnaam 20] 10 stuks wil afnemen van [medeverdachte 5] . [accountnaam 20] wordt door [naam 4] vervolgens Captain genoemd.

Uit de berichten van 1 en 2 mei 2020 tussen [naam 4] en [medeverdachte 2] , leidt de rechtbank af dat door [naam 4] eerst aan [medeverdachte 5] gevraagd moet worden of captain 10 stuks kan afnemen. [medeverdachte 2] (die is op dat moment de gebruiker van [accountnaam 6] ), laat namelijk weten dat [medeverdachte 5] bij Roemeen (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) is. Daarop neemt [naam 4] contact op met [medeverdachte 1] en vraagt: “are you with your lover”. Vervolgens wordt via het account dat [medeverdachte 1] in gebruik heeft toestemming gegeven aan [naam 4] voor de transactie met Captain. [naam 4] kan zelf een afspraak maken met Captain voor de levering. De rechtbank maakt daaruit op dat akkoord is gevraagd aan en gegeven door [medeverdachte 5] . Op 26 mei 2020 zegt [naam 4] tegen [accountnaam 20] dat [medeverdachte 5] contact wil met hem en dat [naam 4] op 28 mei 2020 bij [medeverdachte 5] zal zijn. Uit de daaropvolgende berichten van 28 mei 2020 van [medeverdachte 2] aan [accountnaam 20] volgt dat de 10 stuks de stempel Pitbull hebben en € 30.000,- per stuk kosten. Het betreft ‘Colo’. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de term “colo” in de handel van verdovende middelen gebruikt wordt om cocaïne uit Colombia aan te duiden (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBDHA:2021:14242 en ECLI:NL:RBAMS:2022:7082). De prijs van 1 blok cocaïne ligt in 2020 rond € 30.000,-. [accountnaam 20] gaat akkoord met de pitbulls.

Uit de chatberichten leidt de rechtbank verder af dat [naam 4] als koerier voor groep [medeverdachte 5] die 10 stuks heeft geëxporteerd vanuit [plaats 1] (Nederland) naar Saint Tropez (Frankrijk). [naam 4] stuurt namelijk op 26 mei 2020 aan [medeverdachte 2] : “ik kom de 28. Moet rijden naar Captain in St Tropez”. Na uitstel door [accountnaam 20] levert [naam 4] op 1 juni 2020 en krijgt hij € 199.400,-. Aan [medeverdachte 1] stuurt [naam 4] : “I went to captain , all good , he gave me 199400” samen met een afbeelding van Eurobankbiljetten.

De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen 10 stuks cocaïne heeft verkocht, uitgevoerd en geleverd. [medeverdachte 1] heeft daarbij opgetreden als tussenpersoon in de communicatie tussen [naam 4] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 2] heeft daarbij opgetreden als tussenpersoon in de communicatie tussen [accountnaam 20] /Captain en [medeverdachte 5] , bij het sluiten van de deal en daarnaast in het contact met [naam 4] . Daarmee zijn [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] alle drie een belangrijke schakel en is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hen. Hoewel ook hier weer aannemelijk is dat een stuk cocaïne 1 kilo bevat, zal de rechtbank niet 10 kilo bewezen verklaren, omdat dit niet kan worden vastgesteld op basis van het dossier.

25 kg cocaïne (zaaksdossier 05: Verenigd Koninkrijk; transport 23 t/m 30 mei 2020)

De rechtbank leidt uit de berichten het volgende af. In de berichten tussen Gamestrong en [medeverdachte 2] (die op dat moment [accountnaam 6] in gebruik heeft) wordt gesproken over ‘bolli’, ‘bollie’, ‘collo’, ‘paard stempel’, ‘ster’, ‘fendi’, ‘stuks’, ‘spullen’ en ‘tp’/’tp man’.

[medeverdachte 2] heeft met de telefoon van groep [naam 1] een transport geregeld op zondag voor 50 stuks met de stempel ‘ster’. Daarbij worden er 25 stuks afgenomen voor een klant van groep [naam 1] en 25 stuks voor een klant van Gamestrong: “25 voor jullie en 25 voor onze klant”, “Onze persoon geeft jou 25 stuks aan jou klant in uk” en “die 25 kopen wij van jou voor 26.500”.

Uit de berichten van 24 mei 2020 volgt dat er 50 stuks zijn afgegeven, maar dat er geen ‘ster’ maar ‘fendi’ is geleverd bij groep [naam 1] . Uit de berichten van 8 april 2020 tussen [medeverdachte 2] en [naam 5] leidt de rechtbank af dat ‘fendi’ een stempel is van een blok.

Op 25 mei 2020 zijn de spullen meegegeven aan het transport. Op 27 mei 2020 kan Gamestrong zijn ‘tas’ komen ophalen. Diezelfde dag wordt een financieel overzicht gestuurd waaruit volgt dat er voor er voor de 25 stuks met de stempel Fendi à 26.5 totaal 662.500 is betaald.

De handelsprijs per blok cocaïne was midden 2020 t/m begin 2021 ruim 30.000,- euro.

Gelet op de afgesproken prijs in combinatie met de gebezigde termen in de berichten, stelt de rechtbank vast dat het ging om de verkoop van cocaïne.

Op 29 mei 2020 laat [medeverdachte 2] weten dat de baas van de chauffeur is opgepakt en vervolgens vraagt Gamestrong: “of chauffeur in uk ook is gepakt en of spullen ook gevonden zijn”. Uit dit bericht in combinatie met het eerdere bericht “Onze persoon geeft jou 25 stuks aan jou klant in uk”, leidt de rechtbank af dat de 25 stuks cocaïne naar de United Kingdom (het Verenigd Koninkrijk) zijn vervoerd.

Uit de door [medeverdachte 2] genoemde termen “wij”, “onze persoon” en “onze klant”, volgt dat [medeverdachte 2] praat namens de organisatie. Degene die de beslissingen in de organisatie neemt is [medeverdachte 5] , zoals de rechtbank heeft geconcludeerd in het voorgaande onder de paragrafen ‘Identificatie [naam 1] en [naam 3] ’ en ‘De rol van [medeverdachte 5] ’. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.

Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met anderen 25 stuks cocaïne aanwezig heeft gehad (gekocht van Gamestrong) én 25 stuks cocaïne heeft vervoerd naar het Verenigd Koninkrijk en dus uitgevoerd tussen 23 en 30 mei 2020 (voor Gamestrong). De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een grote hoeveelheid cocaïne heeft vervoerd, uitgevoerd en aanwezig gehad tussen 23 en 30 mei 2020.

18 kg cocaïne (zaaksdossier 05: Verenigd Koninkrijk; transport 19 september t/m 20 oktober 2020)

De rechtbank leidt uit de berichten het volgende af. Op verzoek van [accountnaam 21] laat [medeverdachte 4] (die op die dag [accountnaam 1] in gebruik heeft) op 19 september 2020 weten dat ze nieuwe voorraad hebben van de stempel ‘Schorpioen’ voor ‘33’. Het gaat om ‘perfect colo’.

Uit de berichten van 19 september 2020 volgt verder dat [accountnaam 21] 54 stuks wil hebben, maar dat [medeverdachte 4] eerst 18 stuks zal leveren en daarna 36.

Uit het bericht “U may aswell grab the first 18+1 extra for bonjo on Monday wen u see farmer!!??!!? That ur plan” van 20 september 2020 van [accountnaam 21] aan [accountnaam 22] en het bericht “The 33,500€ is 1 of the 19 from today,,, it was for bonjo u see” van 21 september 2020 van [accountnaam 21] aan [medeverdachte 2] (die op dat moment [accountnaam 1] in gebruik heeft, omdat [medeverdachte 4] dan in Dubai is), leidt de rechtbank af dat er op maandag 21 september 2020 door groep [naam 1] 18 stuks zijn geleverd aan [accountnaam 21] .

Uit de berichten van 30 september 2020 tussen [accountnaam 21] en [accountnaam 22] leidt de rechtbank af dat er door [medeverdachte 5] instructies zijn gegeven naar aanleiding van de levering van de 18 stuks: “farm msg'ed him saying other have said the things are light so to check the 18 and if any light take them back and swap”.

Gelet op de berichten van 5 oktober 2020 tussen [accountnaam 22] en [medeverdachte 4] (die op dat moment weer [accountnaam 1] in gebruik heeft) en tussen [accountnaam 22] en [accountnaam 21] zijn de 18 stuks op 5 oktober 2020 omstreeks 17 uur omgewisseld. De rechtbank gaat ervan uit dat de omwisseling heeft plaatsgevonden bij [medeverdachte 5] aan de [adres 2] in [plaats 1] , gezien de aangestraalde zendmasten met dekkingsgebied op de [adres 2] in [plaats 1] door de telefoon met account [accountnaam 1] op 5 oktober 2020 vanaf half 1 en het bericht van [accountnaam 22] “Swapped up with farm lad”.

Uit de berichten van 20 oktober 2020 leidt de rechtbank af dat [accountnaam 21] de aankoop van de overige 36 stuks wil annuleren en [accountnaam 21] raadt [medeverdachte 4] (die dan nog steeds [accountnaam 1] in gebruik heeft) aan om ze te verkopen als hij dat kan.

Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat er een grote hoeveelheid (18 stuks) cocaïne is verkocht en afgeleverd door groep [naam 1] tussen 19 september en 5 oktober 2020.

De berichten van 19 september 2020 en 5 en 20 oktober 2020 betreffen de verkoop van de 18 stuks en de omwisseling en zijn verzonden door [medeverdachte 4] .

Op 21 september 2021 wordt door [medeverdachte 2] de (af)rekening aan [accountnaam 21] gestuurd, hetgeen ziet op betalingen en schulden van [accountnaam 21] bij groep [naam 1] . Ook dan komen de 18 stuks ter sprake:“And stand 18 bits now”.

Uit de genoemde termen “we” en “we do”, volgt dat [medeverdachte 4] praat namens de organisatie. De rol van [medeverdachte 4] bestaat dan ook uit het communiceren met de partij waarmee groep [naam 1] zaken doet (in dit geval de gebruiker van [accountnaam 21] ). [medeverdachte 2] vervangt [medeverdachte 4] tijdens zijn afwezigheid, waarbij de communicatie met de tegenpartij wordt overgenomen zonder dat dit aan de tegenpartij wordt vermeld. [medeverdachte 2] is op de hoogte van het feit dat er 18 stuks door [accountnaam 21] zijn afgenomen. De rol van [medeverdachte 5] bij deze transactie volgt niet alleen uit het feit dat hij de leider is van die organisatie maar tevens uit de berichten waaruit blijkt dat hij instructies geeft ten aanzien van de geleverde cocaïne. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] .

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen 18 stuks cocaïne heeft verkocht en afgeleverd. Anders dan de officieren van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat de 18 stuks (in opdracht van [medeverdachte 5] of voor/door groep [naam 1] ) zijn uitgevoerd naar het Verenigd Koninkrijk, nu de rechtbank dit op basis van het dossier niet kan vaststellen.

49 kg cocaïne (zaaksdossier 02: transactie 21-30 mei 2020)

Uit de chatberichten in het dossier leidt de rechtbank af dat er sprake is van een aanstaande transactie van cocaïne. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat er daadwerkelijk cocaïne is verkocht en geleverd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.

180 kg cocaïne (zaaksdossier 02; transactie 15 juni-3 juli 2020)

Tussen 17 juni 2020 en 3 juli 2020 worden berichten gestuurd tussen [accountnaam 1] en [accountnaam 3] beide in gebruik bij groep [naam 1] . Van het account [accountnaam 1] heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat in de deze periode het account werd bediend door [medeverdachte 2] . Uit de berichten volgt dat door [accountnaam 3] aan [medeverdachte 2] telkens wordt gevraagd om één of meerdere stuks te brengen van “1111” of “777” of “Pitbull plaatje hond” of “pitbull kop”. Dat dit namen van stempels van cocaïne betreffen leidt de rechtbank af uit de in de bewijsmiddelen opgenomen berichten aan en tussen andere SkyECC-gebruikers (namen van stempels, prijzen en foto’s). De gebruiker van [accountnaam 3] bevindt ten tijde van de door hem/haar gewenste aflevermomenten telkens op masten met dekkingsgebied aan de [adres 2] in [plaats 1] , het adres waar [medeverdachte 5] woonachtig is. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de [adres 2] in [plaats 1] telkens de afleverlocatie is voor de cocaïne. In totaal gaat het om 180 “stuks” die [medeverdachte 2] wordt verzocht om te leveren (3 + 13 + 1 + 5 + 3 + 13 + 1 + 5 + 6 + 2 + 60 + 10 + 15 + 30 + 24 + 11). Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid (180 stuks) cocaïne aanwezig heeft gehad en heeft vervoerd in de periode van 15 juni tot en met 3 juli 2020. Hoewel voor dit transport geen directe bewijsmiddelen voorhanden zijn voor een actieve rol van verdachte [medeverdachte 5] , vindt de rechtbank ook voor hem het medeplegen van deze feiten bewezen. De rechtbank baseert dit op de bewijsmiddelen die zijn opgenomen onder de kop algemeen en de bewijsoverwegingen onder 3.4.2.7 ‘rol van [medeverdachte 5] ’. Daaruit volgt dat hij de leider van de organisatie is, dat hem vaak om toestemming wordt gevraagd voor concrete transacties en dat zijn garage de plek is waarvandaan de drugstransporten plaatsvinden. In de berichten die gaan over de specifieke transacties gaat het telkens om de levering van grote hoeveelheden blokken cocaïne naar de garage van [medeverdachte 5] door [medeverdachte 2] , een van de gebruikers van het account dat aan de organisatie toebehoort. De rechtbank gaat er vanuit dat deze blokken vervolgens weer vanuit deze garage naar andere plekken zijn gebracht, over welke transacties verdachte [medeverdachte 5] de leiding voerde.

45 kg cocaïne (zaaksdossier 02: transactie 13-22 juli 2020)

Op 15 juli 2020 wordt door [accountnaam 23] aan [medeverdachte 2] (die op dat moment [accountnaam 1] in gebruik heeft) een afbeelding gestuurd met een blok waarop een stempel van het merk Audi te zien is. Op 21 juli 2020 wordt door [accountnaam 23] aan [medeverdachte 2] een afbeelding gestuurd met een blok waarop een stempel van een ster en een Y te zien is.

Op basis hiervan en de berichten van [accountnaam 23] aan [medeverdachte 2] over ‘herdrukken’, ‘kwaliteit’ en ‘1 vb afgooien’, stelt de rechtbank vast dat er wordt gesproken over blokken cocaïne. Als [accountnaam 23] vraagt naar de prijs, reageert [medeverdachte 2] : “ik ga even berichten”. Hieruit leidt de rechtbank af dat er binnen groep [naam 1] , die onder leiding van [medeverdachte 5] staat, overleg wordt gevoerd over de prijs die ze willen betalen voor de herdrukte blokken cocaïne. [medeverdachte 2] wil eerst een voorbeeld zien van de herdrukte cocaïne en vraagt aan [accountnaam 23] om dat af te geven. De aangestraalde masten door [medeverdachte 2] ten tijde van het aflevermoment hebben dekking op de [adres 2] in [plaats 1] , alwaar [medeverdachte 5] woonachtig is. In de daaropvolgende berichten van 21 en 22 juli 2020 tussen [accountnaam 23] en [medeverdachte 2] wordt gesproken over het leveren van 44 stuks op 22 juli 2020. [medeverdachte 2] straalt, ten tijde van het uit de berichten af te leiden aflevermoment wederom masten aan met dekking op de [adres 2] in [plaats 1] . De rechtbank concludeert uit de aangestraalde zendmasten dat het woonadres van [medeverdachte 5] de afleverlocatie van de 45 blokken cocaïne betreft en dat iemand van groep [naam 1] deze cocaïne daar in ontvangst heeft genomen.

De rechtbank acht het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid (45 blokken) bewezen. Hoewel ook hier weer aannemelijk is dat een blok cocaïne 1 kilogram betreft, staat dat onvoldoende vast en zal de rechtbank een grote hoeveelheid bewezen verklaren.

De rol van [medeverdachte 2] bij deze transactie blijkt uit de berichten die hij verstuurt namens de organisatie. Degene die de beslissingen in de organisatie neemt is [medeverdachte 5] , zoals de rechtbank al heeft geconcludeerd in het voorgaande onder ‘de rol van [medeverdachte 5] ’. Uit de berichten met betrekking tot deze transactie volgt dat eerst overleg moest worden gevoerd voordat [medeverdachte 2] over de prijs wilde communiceren. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] .

20 kg cocaïne (zaaksdossier 02: transactie 24 juli 2020)

De rechtbank leidt uit de berichten tussen [medeverdachte 2] (die op dat moment de gebruiker was van [accountnaam 1] ) en [accountnaam 23] van 24 juli 2020 af dat er bij groep [naam 1] 20 stuks zijn afgeleverd op 24 juli 2020. Uit de berichten leidt de rechtbank verder af dat het gaat om cocaïne. Er wordt namelijk gesproken over stempels van cocaïne: ‘ster 7’, ‘cat’ en ‘ktm’ en de prijs van ‘29’. Van die 20 stuks zijn er 17 stuks met de stempels van ‘cat’ en ‘ktm’ teruggegeven en 3 stuks van de stempel ‘ster 7’ gehouden. Dat er 17 stuks zijn teruggeven doet niet af aan het feit dat groep [naam 1] de 20 stuks wel aanwezig heeft gehad. Er is daarmee sprake van een voltooid feit van het aanwezig hebben van cocaïne. Uit het bericht “Ok ik laag je zo weten”, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] communiceert namens de organisatie en dat er binnen groep [naam 1] overlegd wordt over de prijs. Degene die de beslissingen in de organisatie neemt is [medeverdachte 5] , zoals de rechtbank al heeft geconcludeerd in het voorgaande onder ‘de rol van [medeverdachte 5] ’. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] .

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 24 juli 2020 samen met anderen 20 stuks cocaïne aanwezig heeft gehad.

2.4.2.8.8 Conclusie feit 1

De rechtbank concludeert dat verdachte samen met anderen meerdere grote hoeveelheden cocaïne (totaal 308 stuks/blokken cocaïne: 10 blokken + 25 stuks + 18 blokken + 180 blokken + 45 blokken + 20 stuks) heeft verkocht en/of vervoerd en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of voorhanden gehad in een periode van 23 mei 2020 t/m 20 oktober 2020. De rechtbank acht dan ook feit 1 voor die onderdelen wettig en overtuigend bewezen.

2.4.2.9 Feit 2 (hasj transacties)

Verdachte wordt onder feit 2 kort gezegd verweten dat hij samen met anderen telkens een bepaalde hoeveelheid hasjiesj heeft vervoerd en/of verkocht dan wel aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal in het navolgende de ten laste gelegde transporten bespreken.

150 eenheden hasjiesj (zaaksdossier 2: transactie 21-24 september 2020)

Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier zit om vast te kunnen stellen dat er sprake is van hasj. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.

299,9 kilogram hasjiesj (zaaksdossier 2: transport 14-16 januari 2021)

Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier zit om vast te kunnen stellen dat [medeverdachte 2] betrokken is geweest bij het aanwezig hebben van 299,9 kg hasj. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.

2.4.2.9.3 Conclusie feit 2

De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 2 gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen.

2.4.2.10 Feit 3 (witwassen)

Verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij samen met anderen geldbedragen heeft witgewassen en daar een gewoonte van heeft gemaakt. De rechtbank zal eerst de betrokkenheid van verdachte per ten laste gelegd geldbedrag bespreken en daarna ingaan op de vraag of sprake is van (gewoonte)witwassen.

€ 1.147.915

Uit de berichten leidt de rechtbank het volgende af. [accountnaam 24] bericht dat er op 11 juli 2020 een tas (met 1.15) zal worden afgeleverd bij [naam 1] . [naam 5] laat aan [medeverdachte 4] weten dat hij met [naam 1] ( [medeverdachte 5] ) is. Dit past bij het feit dat [medeverdachte 5] op 9 juli 2020 naar Marbella is gevlogen. [naam 5] vraagt of [medeverdachte 4] kan regelen dat ‘smurf’ op 10 juli een tas kan laten aanpakken ‘bij [naam 1] ’ en vraagt om een token. [medeverdachte 4] verstuurt vervolgens de token aan [naam 5] en aan [accountnaam 25] . [accountnaam 25] is kennelijk ‘smurf’. [naam 5] laat [medeverdachte 4] weten dat ‘smurf’ de tas moet meenemen en een telling moet doen. De rechtbank concludeert hieruit dat [medeverdachte 5] via [naam 5] instructies geeft aan [medeverdachte 4] .

[accountnaam 25] (smurf) laat aan [medeverdachte 4] , onder andere weten dat de tas is aangenomen en veilig in het ‘safehouse’ terecht is gekomen. Uit de berichten van 12 juli 2020 blijkt dat er een telling heeft plaatsgevonden van de inhoud van de tas en dat het gaat om een bedrag van 1.147.915. Deze telling wordt door [accountnaam 24] aan [naam 5] doorgegeven. Op 14 juli 2020 vraagt [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 2] (op dat moment de gebruiker van [accountnaam 1] namens groep [naam 1] ) of ‘smurf’ de tas met ‘die 1 m+’ kan afgooien. [medeverdachte 2] laat weten dat hij dat op 15 juli 2020 kan doen. [medeverdachte 5] die vanaf 9 juli 2020 in Spanje is geweest, vloog op 14 juli 2020 weer terug vanaf Marbella naar Nederland. Op 15 juli 2020 bericht [accountnaam 25] (smurf) aan [medeverdachte 4] : “afgegeven aan [naam 1] ”. De rechtbank concludeert daaruit dat [medeverdachte 5] het geld heeft aangenomen.

De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat groep [naam 1] op 15 juli 2020 een bedrag van 1.147.915 heeft ontvangen en aanwezig gehad. De rechtbank kan niet vaststellen uit welke valuta’s het geldbedrag bestaat. Zij acht daarom bewezen dat een groot geldbedrag is verworven en voorhanden gehad.

De rol van [accountnaam 25] (smurf) bestaat uit het vervoeren van het geld voor de organisatie. De rol van [naam 5] bestaat uit het doorgeven van instructies namens [medeverdachte 5] . De rol van [medeverdachte 4] bestaat uit het onderhouden van contact met de koerier en het uitvoeren van opdrachten van en het afleggen van verantwoording aan [medeverdachte 5] , die bij [naam 5] is. [medeverdachte 5] is vanaf 14 juli 2020 weer in Nederland en dat is tevens het moment dat [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 2] vraagt of de tas met geld kan worden afgegeven. [medeverdachte 2] geeft aan [medeverdachte 4] door wanneer en hoe laat de tas kan worden afgegeven. De rol van [medeverdachte 5] bestaat uit het geven van instructies aan [medeverdachte 4] en uit het aannemen van het geld. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en de gebruiker van [accountnaam 25] (smurf).

De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte samen met anderen een contant geldbedrag van € 1.147.915,- heeft verworven en voorhanden gehad.

2.4.2.10.2 Meerdere geldbedragen: € 250.000, € 275.000, € 260.000 en € 275.000

De rechtbank zal de ten laste gelegde transporten betreffende € 250.000, € 275.000, € 260.000 en € 275.000 gezamenlijk bespreken.

Uit de chatberichten tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] (die op dat moment de gebruiker was van het account van groep [naam 1] ) volgt dat ‘bolt’ meerdere keren met iets geladen wordt door [medeverdachte 4] :

op 08 juli 2020 met 250k;

op 17 juli 2020 met 275.000;

op 25 juli 2020 met 260k;

op 31 juli 2020 met 275k.

De rechtbank leidt uit de berichten van 18 juli 2020 van [medeverdachte 2] af, dat het om geld gaat: “bol truck aan gepakt. Maat telling klopt”. Uit de berichten van 8 juli 2020 leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 4] het geld had verborgen: “dit lag bij me zus (…) had overal weggelegd om veilig te houden”. Uit de berichten van 31 juli 2020 volgt bovendien dat [medeverdachte 4] zich niet in Nederland bevindt: “5de naar nl (…)”. Uit het bericht van 20 juli 2020 van [medeverdachte 2] blijkt dat [medeverdachte 4] in het Verenigd Koninkrijk is: “Hoeveel heb je nog in uk liggen” en Er wordt dus geld vervoerd vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Nederland en afgeleverd bij groep [naam 1] . De rechtbank kan niet vaststellen om welke valuta’s het gaat en gaat daarom uit van meerdere grote contante geldbedragen.

De rol van het [medeverdachte 4] bij deze transporten bestaat uit het aannemen/verkrijgen van, het bewaren van het geld voor de organisatie en het meegeven van het geld met de chauffeur voor het vervoer naar Nederland. De rol van [medeverdachte 2] bestaat uit het bedienen van het account [accountnaam 1] , dat op dat moment bij hem in gebruik was en het (door)geven van instructies aan en informeren van [medeverdachte 4] over (het vervoer van) de geldbedragen. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] .

De rechtbank gelet op vorenstaande bewezen dat verdachte samen met anderen in juli 2020 meerdere grote geldbedragen van een onbekende valuta (te weten: 250.000, 275.000, 260.000 en 275.000) heeft verworven en voorhanden heeft gehad in juli 2020.

2.4.2.10.3 € 1.000.000 ( € 1.000.000 (of 1.000.000 pond) en/of 10.000.000 Kronen

Uit de berichten tussen [naam 5] en [medeverdachte 2] (op de moment gebruiker van account [accountnaam 1] vangroep [naam 1] ), tussen [naam 4] en [medeverdachte 2] (groep [naam 1] ) en tussen [naam 5] en [naam 4] in samenhang met het administratiekaartje (afbeelding 9) dat op 22 juli 2020 door [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] (groep [naam 1] ) is verstuurd, leidt de rechtbank af dat [naam 4] op 20 juli 2020 in Nederland € 1.000.000,- en 10.000.000 Kronen heeft opgehaald en heeft vervoerd naar Spanje en vervolgens heeft afgeleverd bij [naam 5] . Met ‘Fr pik’ wordt [naam 4] bedoeld. Voor het vervoeren van geld werd door [naam 4] gebruik gemaakt van een verborgen ruimte in zijn auto. Voor de communicatie onderling werd gebruik gemaakt van PGP-telefoons. Uit het administratiekaartje blijkt dat het bedrag van € 1.000.000,- ook is opgenomen in de boekhouding van de organisatie (groep [naam 1] ).

De rol van [naam 4] bestaat uit het koerieren van het geld van de organisatie. De rol van [medeverdachte 1] bestaat uit het bijhouden van de financiën van de organisatie. [medeverdachte 2] onderhoudt het contact met de koerier en met degene waar het geld moet worden afgeleverd. Uit het feit dat [medeverdachte 2] ‘we’ stuurt in het bericht “en maandag gaan we fr pik laden”, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] communiceert namens de organisatie. Degene die de beslissingen in de organisatie neemt is [medeverdachte 5] , zoals de rechtbank heeft geconcludeerd in het voorgaande onder ‘de rol van [medeverdachte 5] ’. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [naam 4] bij dit feit.

De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte samen met anderen € 1.000.000,- en 10 miljoen Kroon voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.

€ 2.000.000

Uit de berichten tussen [naam 5] en [medeverdachte 2] (die op dat moment [accountnaam 1] in gebruik heeft namens groep [naam 1] ), tussen [naam 4] en [medeverdachte 2] (groep [naam 1] ), tussen [naam 5] en [naam 4] en tussen [accountnaam 15] ( [naam 19] , onbekende gebruiker) en [naam 5] in samenhang met de foto met daarop bundels van 50 euro biljetten leidt de rechtbank af dat [naam 4] op 29 juli 2020 in Nederland € 2.000.000,- heeft opgehaald en heeft vervoerd naar Spanje. Het geld is door [naam 4] op verzoek van [naam 5] afgeleverd bij ‘ [naam 19] ’, de gebruiker van het account [accountnaam 26] . Voor het vervoeren van geld werd door [naam 4] gebruik gemaakt van een verborgen ruimte in zijn auto. Voor de communicatie onderling werd gebruik gemaakt van PGP-telefoons. Uit het administratiekaartje dat op 15 augustus 2020 door [accountnaam 13] ( [medeverdachte 1] ) is verstuurd aan [medeverdachte 2] (groep [naam 1] ), blijkt dat het bedrag van € 2.000.000,- ook is opgenomen in de boekhouding van de organisatie (groep [naam 1] ).

De rol van [naam 4] bestaat uit het koerieren van het geld voor de organisatie. De rol van [medeverdachte 1] bestaat uit het bijhouden van de financiën van de organisatie. [medeverdachte 2] onderhoudt het contact met de koerier en met [naam 5] . Uit het feit dat [medeverdachte 2] ‘we’ stuurt: “Vanavond laden we fr pik met 2m euro”, volgt dat [medeverdachte 2] communiceert namens de organisatie. Degene die de beslissingen in de organisatie neemt is [medeverdachte 5] , zoals de rechtbank heeft geconcludeerd in het voorgaande onder ‘de rol van [medeverdachte 5] ’. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.

De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte samen met anderen € 2.000.000,- voorhanden hebben gehad en hebben overgedragen.

2.4.2.10.5 Beoordelingskader witwassen

Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij geldtransacties van grote contante geldbedragen, dient zij de vraag te beantwoorden of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen.

Om te komen tot een bewezenverklaring van het in de tenlastelegging opgenomen onderdeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ moet vaststaan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Uit de bewijsmiddelen hoeft echter niet te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan.

Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.

Wanneer door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Als echter zo’n verklaring van verdachte uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen over het bewijs.

Als de verdachte zo’n verklaring wel geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.

2.4.2.10.6 Toepassing van het beoordelingskader witwassen

De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de geldbedragen van € 1.000.000,- en 10 miljoen Kroon, € 2.000.000,-, € 1.147.915,- en 250.000, 275.000, 260.000 en 275.000,- sprake is van een vermoeden dat de geldbedragen afkomstig zijn uit misdrijf en neemt daarbij het volgende in aanmerking:

- uit de chatberichten blijkt dat, ondanks dat het om een groot geldbedrag ging, dan wel bij de pakketten geld om grote geldbedragen moet zijn gegaan, er geen gebruik werd gemaakt van het normale gangbare financiële (girale) verkeer door verdachten;

hierdoor en door de wijze van vervoer van dit soort grote contante geldbedragen, werden ongebruikelijke en hoge veiligheidsrisico’s gelopen;

de contante geldbedragen werden vervoerd in (sport)tassen of plastic zakken;

de verdachten waren in het bezit van PGP-telefoons, waarmee afspraken werden gemaakt over de overdrachten;

er werd gebruik gemaakt van gecodeerde aanduidingen/afkortingen en bijnamen van klanten en medeverdachten;

de transacties zijn summier geadministreerd, waarbij met bijnamen van klanten werd gewerkt;

er werd geld overgedragen door koeriers; en

er werd veelvuldig gebruik gemaakt van een verborgen ruimte in een voertuig.

Nu de verdachte niet heeft verklaard over de herkomst van de geldbedragen kan het niet anders dan dat deze geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf.

2.4.2.10.7 Opzet

Uit de redengevende feiten en omstandigheden - die volgen uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage I - in onderling verband en samenhang bezien, blijkt van een modus operandi van groep [naam 1] (waaronder verdachte) die steeds bestond uit:

het gebruik van PGP-telefoons door verdachten om te communiceren met tegenpartijen (leveranciers/klanten), waarbij verdachten zich onbespied waanden door te communiceren via versleutelde communicatie;

het summier en anoniem administreren van transacties door gebruik te maken van bijnamen en afkortingen;

het verwerven, voorhanden hebben en verplaatsen van omvangrijke geldbedragen;

het gebruiken van verborgen ruimtes, zoals aangetroffen in de auto’s van de koeriers [medeverdachte 3] en [naam 4] .

Gezien de vergaande betrokkenheid van verdachte bij de geldverplaatsingen (het als tussenpersoon instrueren van de koeriers, het onderhouden van contacten en het aannemen van geld) is uitgesloten dat verdachte niet van de criminele herkomst heeft geweten.

2.4.2.10.8 Medeplegen

De rechtbank is van oordeel dat bij voorgaande witwastransacties die de rechtbank bewezen acht, steeds sprake is geweest van de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Er is sprake geweest van witwassen in een georganiseerd verband, namelijk door ‘groep [naam 1] ’. Iedere verdachte had daarin zijn eigen rol die al dan niet inwisselbaar was. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] waren degene die de telefoons van de groep bedienden. Zij waren het aanspreekpunt voor de contacten van groep [naam 1] . Zij communiceerden dus met andere criminele groepen. [naam 4] en [medeverdachte 3] waren koeriers van groep [naam 1] . [medeverdachte 1] hield de administratie van groep [naam 1] bij en was dus de boekhoudster van de organisatie. Zij was daarnaast ook bij een aantal transporten betrokken als koerier en fungeerde als aanspreekpunt voor [medeverdachte 5] als hij bij haar was. Uit verschillende berichten volgt dat er toestemming moest worden gevraagd aan [medeverdachte 5] voor het brengen of ophalen van geld. Uit opgenomen OVC-gesprekken volgt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] aanwezig waren bij het inladen van het geld. Uit OVC-gesprekken volgt ook dat [medeverdachte 5] zelf herhaaldelijk aanwezig was op momenten dat er werd ingeladen of uitgeladen.

2.4.2.10.9 Gewoontewitwassen

Gelet op de omvangrijke hoeveelheid contant geld, kan naar het oordeel van de rechtbank ook worden bewezen dat de verdachten van witwassen een gewoonte hebben gemaakt.

2.4.2.10.10 Conclusie feit 3

De rechtbank komt gelet op dat wat hiervoor is besproken tot een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 22 juni 2020 tot en met 26 augustus 2020, nu verdachte samen met anderen opzettelijk meerdere grote geldbedragen (totaal: € 4.147.915,- 10 miljoen Kroon en een bedrag van 1.060.000 van een onbekende valuta) heeft verworven en/of overgedragen terwijl zij wisten dat dit van misdrijf afkomstig was (sub b) en daarnaast dat zij de herkomst, de vindplaats, de verplaatsing en de rechthebbende op die geldbedragen hebben verborgen/verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie die geldbedragen voorhanden had (sub a).
3De bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

1.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 maart 23 mei 2020 tot en met 20 oktober 2020 te [plaats 3] en/of [plaats 1] en/of één of meer andere plaatsen in Nederland en/of Spanje en/of Frankrijk en/of het Verenigd Koninkrijk, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,

(ongeveer) 10 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD04 Saint Tropez, transport 28 mei-1 juni 2020, hoofdstuk 5.1] en/of

(ongeveer) 25 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD05 Verenigd Koninkrijk, transport 23 t/m 30 mei 2020, hoofdstuk 5.1] en/of

(ongeveer) 18 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD05 Verenigd Koninkrijk, transport 19 september t/m 20 oktober 2020, hoofdstuk 5.2] en/of

(ongeveer) 49 kilogram cocaïne, althans 47 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD02, transactie 21-30 mei 2020, paragraaf 15] en/of

(ongeveer) 180 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD02, transactie 15 juni-3 juli 2020, paragraaf 16] en/of

(ongeveer) 45 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD02, transactie 13-22 juli 2020, paragraaf 19] en/of

(ongeveer) 20 kilogram cocaïne, althans 3 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne [ZD02, transactie 24 juli 2020, paragraaf 20],

in elk geval (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.

hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2020 tot en met 26 augustus 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of één of meer andere plaatsen in Nederland, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte,

(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

(telkens) (contante) geldbedragen, waaronder:

een geldbedrag van (ongeveer) € 1.147.915, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH161], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 250.000, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH161], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 275.000, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH161], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 260.000, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH161], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 275.000, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH161], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 1.000.000 (of 1.000.000 pond) en/of 10.000.000 Kronen, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH110], en/of

een geldbedrag van (ongeveer) € 2.000.000, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) [AH115],

(sub a)

(telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die geldbedrag(en) was, en/of verborgen en/of verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had,

en/of

(sub b)

(telkens) verworven en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die voornoemde (contante) geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de in artikel 2 onder A, B en C van de Opiumwet gegeven verboden, meermalen gepleegd.

feit 3:

medeplegen van gewoontewitwassen.
5De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
6De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel 7.1
Het standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om bij de bepaling van de straf rekening te houden met het feit dat verdachte een first offender is, met het positieve beeld dat naar voren komt uit de reclasseringsrapportage, het feit dat sprake is van oude feiten (2020) en het feit dat verdachte een ondergeschikte rol heeft vervuld in het geheel.
7.3
De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.

De ernst van de feiten

Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de internationale handel in harddrugs. In een periode van 5 maanden is een totale hoeveelheid van 308 stuks/blokken cocaïne vervoerd, uitgevoerd, afgeleverd, verkocht en/of aanwezig geweest. Doorgaans is een blok cocaïne ongeveer één kilogram. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat er ruim 300 kilogram cocaïne is verhandeld.

Door het handelen van verdachte wordt de handel in verdovende middelen in stand gehouden en kan hij medeverantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Daarbij is van belang dat cocaïne zwaar verslavend is en schadelijk voor de volksgezondheid van de gebruikers van deze drug.

Van de georganiseerde drugshandel gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd. Niet alleen worden grote sommen crimineel geld geïnvesteerd in legale activiteiten en goederen maar worden ook medewerkers van bijvoorbeeld op zichzelf bonafide bedrijven en zelfs van opsporingsinstanties omgekocht en ingezet voor de handel in drugs. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan die georganiseerde drugshandel en de geschetste schadelijke effecten van die handel, waardoor deze mede in stand blijft.

Daarnaast heeft verdachte zich gedurende 2 maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een bedrag van ruim 4 miljoen Euro, 10 miljoen Kronen en ruim een miljoen van een onbekende valuta.

Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan ondergronds bankieren. Criminelen konden hun contante geld bij de organisatie waar verdachte toe behoorde brengen. De organisatie zorgde vervolgens voor het vervoer van die contante bedragen naar andere plekken en landen, waar het vervolgens weer kon worden opgehaald. In sommige gevallen werden valuta omgewisseld in andere valuta. De organisatie kreeg vervolgens een provisie per transactie. Door deze manier van witwassen kunnen ook andere vormen van zeer ernstige criminaliteit zoals (georganiseerde) drugshandel, wapenhandel, corruptie, fraude en terrorisme worden gefinancierd. Dit maakt dat de criminele wereld in stand wordt gehouden en andere stafbare feiten mogelijk worden gemaakt. Verdachte dient zich bewust te zijn dat zijn handelen veel verder reikt dan alleen het verplaatsen van geld. Witwassen op deze enorme schaal vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende en corrumperende werking op de samenleving.

Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten. Deze feiten zijn door verdachte gepleegd in georganiseerd verband, waarbij verdachte een belangrijke uitvoerende rol vervulde. Zijn rol in het geheel was cruciaal, omdat hij gedurende een lange periode de PGP-telefoons van de organisatie beheerde. Daarmee was hij degene die namens de organisatie de contacten onderhield met andere criminele groeperingen. Hij was van de gehele gang van zaken binnen de organisatie op de hoogte en hield door zijn handelen het plegen van de strafbare feiten in stand. Er was sprake van een hoge organisatiegraad bij de internationale drugshandel en geldtransacties en -transporten.

Dat verdachte in de tweede helft van 2020 aan de zijlijn is gaan staan, lijkt niet te zijn ingegeven uit de intrinsieke motivatie om met het plegen van strafbare feiten te stoppen, maar was gelegen in het belang dat medeverdachte [medeverdachte 5] niet wilde dat zijn vrouw en dochter (partner van verdachte) bij ontdekking van de praktijken van de groep [naam 1] alleen achter bleven. Dat verdachte zich niet volledige distantieerde blijkt ook uit het feit dat verdachte in september 2020 en van december 2020 tot en met januari 2021, toen [medeverdachte 4] in het buitenland was, de PGP-telefoon van de organisatie weer heeft gebruikt en kennelijk nog altijd op de hoogte was van de gang van zaken binnen de organisatie.

Verdachte heeft zich van alle hiervoor genoemde negatieve effecten niets aangetrokken. Hij heeft zich - naar mag worden aangenomen - enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.

De feiten rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur.

Landelijke Oriëntatiepunten Straftoemeting

Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor het uitvoeren van 20 kilogram of meer harddrugs een gevangenisstraf van 60 maanden en hoger als uitgangspunt genomen. Indien dit feit wordt gepleegd in georganiseerd verband wordt een gevangenisstraf van 72 maanden en hoger als uitgangspunt genomen. Datzelfde uitgangspunt geldt voor het verkopen en vervoeren van harddrugs vanaf 20 kilogram. In onderhavige zaak gaat het zoals gezegd om meer dan 300 kilogram cocaïne dat ofwel is verkocht, vervoerd, uitgevoerd of aanwezig gehad en deze feiten zijn in georganiseerd verband gepleegd.

Hoewel hier geen sprake is van witwassen in een frauduleuze context, ziet de rechtbank ook voor het witwassen aanleiding om aan te sluiten bij de LOVS-oriëntatiepunten. Verdachte en zijn mededaders hebben met het witwassen op grote schaal criminele activiteiten gefaciliteerd. In het geval van verdachte gaat het om witwassen van een groot geldbedrag. Op basis van de LOVS-oriëntatiepunten zou ook voor het witwassen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn. Bij een bedrag van € 1.000.000,- of hoger geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van ten minste 24 maanden. De LOVS-oriëntatiepunten geven geen verdere specificatie voor een bedrag van meer dan € 1.000.000,-.

De op te leggen straf

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank niet alleen gekeken naar de bewezenverklaarde hoeveelheden cocaïne en witgewassen bedragen, maar met name ook naar wat ieders rol is geweest binnen de organisatie. Ook heeft zij gekeken naar straffen die worden opgelegd in vergelijkbare zaken en in de zaken van de medeverdachten. Uit het dossier maakt de rechtbank op dat de criminele organisatie gedurende lange tijd actief is geweest en dat de bewezenverklaarde feiten mogelijk het topje van de ijsberg zijn. Zoals gezegd had verdachte een cruciale rol binnen deze organisatie, maar wel kleiner dan de leidende rol die [medeverdachte 5] had. Verdachte had een grotere rol dan [medeverdachte 1] , nu hij bij veel meer strafbare feiten betrokken is geweest en zoals gezegd de beheerder was van de PGP-telefoon die aan de organisatie toebehoorde. Ook was zijn rol aanzienlijk groter dan die van [medeverdachte 3] , die enkel als geldkoerier heeft gefungeerd. Hoewel de rol enigszins vergelijkbaar is met die van [medeverdachte 4] , komt de rechtbank bij verdachte tot een hogere straf, omdat hij bij veel meer transacties betrokken is geweest. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren dient te worden opgelegd. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal hierop in mindering worden gebracht.

Tenuitvoerlegging

Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen. De verdediging voert daarvoor aan dat uit de recente conclusie van de Advocaat-Generaal (A-G) bij de Hoge Raad volgt dat het enkele opleggen van een vrijheidsbenemende sanctie bij vonnis, onvoldoende is voor het opheffen van de schorsing van de voorlopig hechtenis (ECLI:NL:PHR:2025:267). Daarbij komt dat verdachte zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gehouden aan alle gestelde (bijzondere) voorwaarden.

Subsidiair verzoekt de verdediging de voorlopige hechtenis van verdachte opnieuw te schorsen, al dan niet onder voldoening van een borgsom.

Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat de voorlopige hechtenis van verdachte in stand moet blijven en verzet zich tegen een schorsing.

De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte geschorst tot aan de

einduitspraak, waardoor de voorlopige hechtenis bij het wijzen van dit vonnis automatisch weer herleeft.

De recidivegrond is naar het oordeel van de rechtbank nog altijd aanwezig. De rechtbank voegt daar aan toe dat het onder feit 1 bewezenverklaarde een feit is waarvoor een gevangenisstraf van 12 jaar kan worden opgelegd. Door de grote omvang van de internationale handel in cocaïne en de hoge organisatiegraad is volgens de rechtbank sprake van een geschokte rechtsorde. De rechtbank zal deze grond daarom aanvullend opnemen als grond voor de voorlopige hechtenis van verdachte. De rechtbank ziet op basis van beide genoemde gronden geen aanleiding de voorlopige hechtenis op te heffen.

Ook het subsidiaire verzoek tot (hernieuwde) schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen. Het persoonlijk belang tot schorsing van de voorlopige hechtenis was er eerder in gelegen dat verdachte zijn proces, dat lang heeft geduurd, in vrijheid kon afwachten. Dit belang wordt door de rechtbank na dit veroordelend vonnis anders gewogen. De persoonlijke belangen die specifiek voor verdachte zijn aangevoerd, zoals het behoud van zijn onderneming en het kunnen onderhouden van zijn gezin, wegen in deze fase naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet op tegen het genoemde strafvorderlijk belang. De conclusie is dat het verzoek tot hernieuwde schorsing wordt afgewezen. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis bij het uitspreken van het vonnis op 8 april 2025 eindigt en verdachte weer gedetineerd komt te zitten.
8De beoordeling van het beslag
Er rust strafvorderlijk beslag op de volgende voorwerpen:

fles met munten van in totaal € 1.302,47;

90 x € 50,- (totaal € 4.500,-);

gouden kistje met € 2.300,-;

een geldbedrag van € 161,35;

personenauto Mercedes [kenteken 3] ;

personenauto Mercedes [kenteken 4] ;

onroerend registergoed [adres 1] [plaats 3] ;

vier geldvorderingen bij de Rabobank ter waarde van € 2.478,24, € 9.816,50, € 92.008,92 en € 3.007,88.
8.1
Het standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie hebben gevorderd dat het klassieke beslag op deze goederen moet worden opgeheven, omdat er niet langer een strafvorderlijk belang is bij de voortduring van het beslag.
8.2
Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.3
De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heft het klassieke beslag op deze goederen op en gelast de teruggave aan de rechthebbende. Aangezien er ook conservatoir beslag op de goederen ligt, betekent dit dat de goederen feitelijk niet aan verdachte worden teruggegeven.
9De toegepaste wettelijke bepalingen
De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:

47, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;

2 en 10 van de Opiumwet.
10De beslissing
De rechtbank:

 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;

 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren;

 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

ten aanzien van het beslag:

 gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan de rechthebbende:

o fles met munten van in totaal € 1.302,47;

o 90 x € 50,- (totaal € 4.500,-);

o gouden kistje met € 2.300,-;

o een geldbedrag van € 161,35;

o personenauto Mercedes [kenteken 3] ;

o personenauto Mercedes [kenteken 4] ;

o onroerend registergoed [adres 1] [plaats 3] ;

o vier geldvorderingen bij de Rabobank ter waarde van € 2.478,24, € 9.816,50, € 92.008,92 en € 3.007,88.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Keijzer (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 april 2025.

mr. M.J. Wasmann en mr. M.G.E. ter Hart zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Pretty Good Privacy

Artikel delen