Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBGEL:2025:4143

Gebondenheid bindend advieds. Geen grond voor vernietiging 7:904 BW. Marginale toetsing.

Rechtbank Gelderland 6 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBGEL:2025:4143 text/xml public 2025-06-06T17:47:54 2025-05-28 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Gelderland 2025-05-28 11534847 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig Op tegenspraak NL Apeldoorn Civiel recht; Verbintenissenrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2025:4143 text/html public 2025-06-06T17:47:28 2025-06-06 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBGEL:2025:4143 Rechtbank Gelderland , 28-05-2025 / 11534847
Gebondenheid bindend advieds. Geen grond voor vernietiging 7:904 BW. Marginale toetsing.

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Apeldoorn

Zaaknummer: 11534847 CV EXPL 25-348

Vonnis van 28 mei 2025

in de zaak van

[eiser] ,

te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: mr. A.F.J. Huigens,

procederend krachtens toevoeging met kenmerk [nummer] ,

tegen

[gedaagde] ,

te [vestigingsplaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. A.H.T. van Gijssel.
1De procedure 1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 26 februari 2025 en de daarin genoemde processtukken,

- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door mr. Huigens overgelegde aanvullende producties,

- de mondelinge behandeling van 22 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De feiten 2.1.
[eiser] ontvangt zorg van [gedaagde] . In het kader van deze zorgverlening heeft [gedaagde] onder meer het exclusieve gebruik over de woonruimte gelegen aan de [adres 1] (hierna: de woning) aan [eiser] ter beschikking gesteld.
2.2.
In de periode van 10 juli 2022 tot en met 31 oktober 2022 heeft [eiser] herhaaldelijk bij [gedaagde] geklaagd over geluidsoverlast boven de woning.
2.3.
In de zomer van 2023 heeft [eiser] bij de Raad van Bestuur van [gedaagde] een klacht ingediend die erop neerkomt dat [gedaagde] de door hem gemelde geluidsoverlast naar zijn mening niet adequaat heeft opgelost. [gedaagde] heeft de Raad van Bestuur tevens verzocht hiervoor een schadevergoeding aan hem toe te kennen.
2.4.
Bij brief van 7 september 2023 heeft [naam 1] , bestuurder [gedaagde] , aan [eiser] bericht dat de overlast binnen redelijke termijn is opgelost en dat de schadeclaim van [eiser] wordt afgewezen.
2.5.
Op 8 september 2023 heeft [eiser] zijn klacht over de geluidsoverlast ingediend bij het Centraal Bureau Klachtenmanagement in de Zorg (CBKZ). Op 13 december 2023 is deze klacht ongegrond verklaard.
2.6.
Op 8 januari 2024 heeft [eiser] de Geschillencommissie Gezondheidszorg (hierna: de Geschillencommissie) verzocht zijn klacht in behandeling te nemen en heeft hij een schadevergoeding gevraagd. Op 8 maart 2024 heeft [eiser] daarvoor een vragenformulier ingevuld en ondertekend. Daarin is, voor zover thans relevant, het volgende vermeld:“(…)

Akkoordverklaring

Ik vraag de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg mijn klacht in behandeling te nemen. Ik begrijp dat ik de klacht ook kan voorleggen aan de bevoegde rechter, maar in plaats daarvan wil ik mijn klacht voorleggen aan de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg. Ik aanvaard de uitspraak van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg als bindend. Met deze uitspraak wordt het geschil beslist. Ik ga ermee akkoord dat het reglement van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg op deze procedure van toepassing is.

(…)

Ik heb bovenstaande gelezen en ga hiermee akkoord

(…)”
2.7.
Artikel 26 lid 1 van het Reglement Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg luidt als volgt:

“Vernietiging van het bindend advies van de commissie kan uitsluitend plaatsvinden door het ter toetsing voor te leggen aan de gewone rechter binnen twee maanden na de verzending van de uitspraak aan partijen. De rechter zal het bindend advies vernietigen, indien de uitspraak in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Door niet binnen voornoemde termijn de uitspraak aan de gewone rechter ter toetsing voor te leggen, wordt de uitspraak onaantastbaar.”
2.8.
Op 12 juli 2024 heeft de Geschillencommissie een bindend advies gegeven. Hierbij heeft zij de klacht van [eiser] ongegrond verklaard en de verlangde schadevergoeding afgewezen. Op 6 augustus 2024 heeft zij een afschrift van dit bindend advies aan partijen verzonden.
3Het geschil 3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

primair

1. zal bepalen dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schadegevolgen van haar handelen vanwege toerekenbare tekortkoming c.q. onrechtmatig handelen,

subsidiair

2. zal verklaren voor recht dat het bindend advies vernietigd dient te worden, althans het bindend advies zal vernietigen,

3. zal bepalen dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schadegevolgen van haar handelwijze,

zowel primair als subsidiair:

4. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 september 2023, althans de datum van de dagvaarding,

alsmede [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4De beoordeling 4.1.
Kern van het geschil is de vraag of [eiser] is gebonden aan het bindend advies van de Geschillencommissie.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat het partijen op grond van artikel 7:900 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vrij staat om in een overeenkomst af te spreken dat een (in de toekomst rijzend) geschil tussen partijen wordt beslecht door een derde bij bindend advies. Bij een dergelijke bindend adviesovereenkomst doen partijen afstand van het recht op toegang tot de overheidsrechter. Op grond van vaste rechtspraak dient die afstand vrijwillig en ondubbelzinnig te geschieden.
4.3.
Vast staat dat [eiser] de Geschillencommissie heeft verzocht om zijn klacht tegen [gedaagde] in behandeling te nemen en dat hij daarbij tevens heeft verzocht om toekenning van een schadevergoeding. [eiser] heeft echter betwist dat sprake is geweest van een verklaring gericht op het vrijwillig en ondubbelzinnig bindend voorleggen van het geschil in de zin van artikel 6:217 BW aan de Geschillencommissie. [eiser] wordt niet in dit standpunt gevolgd. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.4.
[eiser] heeft voorafgaand aan het in behandeling nemen van zijn klacht door de Geschillencommissie een vragenformulier ingevuld en ondertekend (zie hiervoor 2.6.). In dat vragenformulier is onder het kopje “Akkoordverklaring” vermeld dat de ondergetekende (in dit geval [eiser] ) begrijpt dat hij de klacht ook kan voorleggen aan de bevoegde rechter maar dat hij in plaats daarvan zijn klacht voorlegt aan de Geschillencommissie en dat hij de uitspraak van de Geschillencommissie als bindend aanvaardt, alsmede dat met die uitspraak het geschil wordt beslist. Uit de opbouw van het vragenformulier blijkt dat [eiser] hiervoor uitdrukkelijk zijn akkoord heeft gegeven. Deze verklaring valt redelijkerwijze niet anders te begrijpen dan dat [eiser] aanvaardde dat de Geschillencommissie een uitspraak in het geschil tussen partijen zou doen waaraan hij is gebonden. Daarmee is, anders dan [eiser] stelt, sprake van een verklaring die erop is gericht om vrijwillig en ondubbelzinnig afstand te doen van het recht op toegang tot de overheidsrechter.
4.5.
De stelling van [eiser] dat hij tot een bijzondere kwetsbare groep behoort die in een afhankelijkheidsrelatie staat tot [gedaagde] maakt het vorenstaande niet anders. Door [eiser] is namelijk niet gesteld en evenmin is gebleken dat hij daarom voormelde tekst niet heeft kunnen begrijpen, dan wel dat sprake is van een (tijdelijke) geestelijke stoornis die een redelijke waardering van de bij het afleggen van voormelde verklaring betrokken belangen belette als bedoeld in artikel 3:34 lid 1 BW.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat tussen partijen een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen waarbij zij zich aan het bindend advies van de Geschillencommissie hebben onderworpen. [eiser] is daarom in beginsel gebonden aan het bindend advies van de Geschillencommissie.
4.7.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of het bindend advies door de kantonrechter moet worden vernietigd, zoals [eiser] (subsidiair) heeft gevorderd.
4.8.
In artikel 26 lid 1 van het Reglement is in dit verband allereerst bepaald dat vernietiging van het bindend advies van de Geschillencommissie uitsluitend kan plaatsvinden door het ter toetsing voor te leggen aan de gewone rechter binnen twee maanden na verzending van de uitspraak aan partijen. Van een overschrijding van deze termijn is geen sprake zodat de kantonrechter in dit geval bevoegd is om de vordering van [eiser] tot vernietiging van het bindend advies te beoordelen. Voor vernietiging van het bindend advies geldt evenwel een strikte maatstaf. In de tweede volzin van artikel 26 lid 1 van het Reglement is namelijk bepaald dat het bindend advies enkel door de rechter kan worden vernietigd indien de uitspraak in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Anders dan [eiser] heeft gesteld, is dit criterium wat dat betreft gelijkluidend aan artikel 7:904 BW. [eiser] wordt dan ook niet gevolgd in zijn standpunt dat het geschil ten volle aan de kantonrechter kan worden voorgelegd.
4.9.
Voormelde strikte maatstaf vraagt terughoudendheid van de rechter aan wie een bindend advies ter vernietiging wordt voorgelegd. Voor vernietiging van het bindend advies is slechts ruimte als de inhoud of de wijze van totstandkoming zo zeer indruist tegen redelijkheid en billijkheid dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat zij aan dit advies zou kunnen worden gehouden (zie in dit verband HR 25 maart 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1311). Daarvan is alleen sprake indien ernstige gebreken daartoe aanleiding geven. Uit dit alles volgt dat slechts plaats is voor een marginale toetsing van het bindend advies zodat de rechter niet het gehele geschil tussen partijen (opnieuw) kan beoordelen.
4.10.
[eiser] heeft in de dagvaarding naar voren gebracht dat zijn standpunt in het bindend advies onjuist, althans onvolledig, is weergegeven. Volgens [eiser] is in de beschrijving van zijn standpunt namelijk niet weergegeven dat vanaf de aanvang (ook) sprake was van bouwkundige onvolkomenheden, namelijk het ontbreken van de woonfunctie en het ontbreken van geluidsisolatie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] voorts aangevoerd dat de Geschillencommissie eraan voorbij is gegaan dat de woning weliswaar geschikt is voor bewoning maar niet voor zorgbewoning.
4.11.
Het door [eiser] gestelde kan niet tot het oordeel leiden dat de inhoud of de wijze van totstandkoming van het bindend advies zo zeer indruist tegen redelijkheid en billijkheid dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat hij aan dit advies zou kunnen worden gehouden. Niet is gesteld en evenmin is gebleken dat voormelde punten onderdeel uitmaken van de bij de Geschillencommissie ingediende klacht. In de door [eiser] ingevulde klachtomschrijving in het vragenformulier heeft [eiser] in dit verband enkel naar voren gebracht dat de vloeren vanaf het moment van oplevering medio 2021 in strijd waren met het bouwbesluit en dat hij door een gebrekkige vloer een half jaar lang overlast heeft ondervonden. De kern van de ingediende klacht was derhalve het ondervinden van geluidsoverlast door een gebrekkige vloer. Uit het bindend advies blijkt dat de Geschillencommissie deze klacht heeft beoordeeld maar tot het oordeel is gekomen dat de oplossing van de geluidsoverlast geen onredelijk lange tijd heeft geduurd. [eiser] is het met die beoordeling niet eens, maar er is onvoldoende grond voor de conclusie dat dit oordeel de marginale toetsing niet kan doorstaan.
4.12.
De conclusie is dat voor vernietiging van het bindend advies geen grond bestaat en dat partijen aan het bindend advies gebonden blijven. Daarom zal de vordering tot vernietiging worden afgewezen en is [eiser] niet-ontvankelijk in zijn overige vorderingen.
4.13.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden vastgesteld en begroot op:

- salaris gemachtigde



542,00

(2 punten × € 271,00)

- nakosten



135,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal



677,00
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering van [eiser] zoals hiervoor onder 3.1. onder 2 is weergegeven, af,
5.2.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn overige vorderingen,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 677,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.

lt

Artikel delen