Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBGEL:2025:4661

Weigering omgevingsvergunning voor een reclamezuil. Beroep gegrond. Het college had de door eiseres gevraagde wijziging naar een tijdelijke omgevingsvergunning bij de beoordeling mee moeten nemen.

Rechtbank Gelderland 24 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBGEL:2025:4661 text/xml public 2025-06-24T17:00:10 2025-06-18 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Gelderland 2025-06-19 AWB-24_5372 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Arnhem Bestuursrecht; Omgevingsrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2025:4661 text/html public 2025-06-18T12:02:56 2025-06-24 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBGEL:2025:4661 Rechtbank Gelderland , 19-06-2025 / AWB-24_5372
Weigering omgevingsvergunning voor een reclamezuil. Beroep gegrond. Het college had de door eiseres gevraagde wijziging naar een tijdelijke omgevingsvergunning bij de beoordeling mee moeten nemen.
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: ARN 24/5372
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres
(gemachtigde: mr. D.H. Nas),

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel
(gemachtigde: [naam gemachtigde]).
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over de weigering van de door eiseres aangevraagde omgevingsvergunning voor een reclamezuil. Eiseres heeft in de aanvraagfase en ook in bezwaar verzocht om haar aanvraag voor een permanente vergunning te wijzigen in een aanvraag voor een tijdelijke vergunning voor de duur van 15 jaar. Dat heeft het college echter geweigerd. Daar is eiseres het niet mee eens en zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep gegrond is omdat het college de door eiseres gevraagde wijziging van het bouwplan bij de beoordeling had moeten meenemen. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak en de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Daarbij gaat de rechtbank in op de vraag of het college de gevraagde wijziging van het bouwplan bij de beoordeling had moeten meenemen. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
Procesverloop
2. Eiseres heeft op 8 augustus 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een driezijdige reclamezuil op het perceel [locatie] in [plaats]. Het college heeft deze aanvraag in het besluit van 8 november 2023 afgewezen omdat de aanvraag niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Er mogen op grond van de welstandsnota geen nadelige gevolgen zijn voor de verkeersveiligheid. Overleg met de wegbeheerder is daarom een vereiste. Dat is in dit geval Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat heeft op 5 september 2023 aangegeven: “Het toevoegen van nog een zuil, voor zover gericht op de rijksweg zorgt voor extra afleiding, wordt vanuit verkeersveiligheid onwenselijk geacht. Daarmee adviseert Rijkswaterstaat als wegbeheerder negatief op het verzoek.” Gelet op dit advies heeft het college de aanvraag voor de activiteit bouwen in het besluit van 8 november 2023 geweigerd.

Voor zover de aanvraag ziet op het plaatsen van handelsreclame is het college tot de conclusie gekomen dat er op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening geen

vergunningplicht bestaat voor deze activiteit.
2.1.
In de beslissing op bezwaar van 27 juni 2024 is het college, in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [persoon A], [persoon B] en gemachtigde en namens het college de gemachtigde.
Beoordeling door de rechtbank
Aanvraag

3. Eiseres voert aan dat het college ten onrechte niet heeft toegestaan om de aanvraag te wijzigen naar een tijdelijke omgevingsvergunning voor 15 jaar terwijl daar een aantal keren telefonisch en ook per e-mail van 29 december 2023 om is verzocht. Er is volgens eiseres sprake van een wijziging van ondergeschikt belang. De wijziging naar een tijdelijke omgevingsvergunning heeft volgens eiseres niet tot gevolg dat sprake is van een wezenlijk ander plan. Volgens eiseres had het college in heroverweging bij de beslissing op bezwaar deze wijziging alsnog mee moeten nemen. Bij een tijdelijke omgevingsvergunning geldt een ander toetsingskader omdat dan geen welstandsadvies nodig is. Dit betekent volgens eiseres dat geen sprake is van een weigeringsgrond voor de omgevingsvergunning en het college de omgevingsvergunning had moeten verlenen.
3.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) is geen nieuwe aanvraag nodig als de wijziging van het bouwplan van ondergeschikte aard is.
3.2.
De rechtbank leidt uit de uitspraken van de Afdeling van 4 april 2012 en 19 oktober 2022 af dat het daarbij niet alleen kan gaan om wijzigingen van feitelijke aard, maar ook om een grondslagwijziging. Die uitspraken gingen over de wijziging van een aanvraag voor een vergunning van tijdelijke aard naar een permanente vergunning. De Afdeling heeft in die uitspraken niet overwogen dat een grondslagwijziging niet van ondergeschikte aard kan zijn. De Afdeling heeft wel geoordeeld dat een wijziging van tijdelijk naar permanent niet van ondergeschikte aard is, maar de reden daarvoor was dat een bouwwerk daarmee een blijvende ruimtelijke uitstraling krijgt. In dit geval is dat niet aan de orde. Het enige verschil is dat het bouwwerk met de door eiseres voorgestelde wijziging maximaal 15 jaar ter plaatse mag staan. Ook een bouwwerk met een permanente vergunning mag echter al binnen 15 jaar worden verwijderd, zodat er geen nieuwe mogelijkheden bij komen. Evenmin krijgt het bouwwerk met deze wijziging een andere ruimtelijke uitstraling. Dat er in geval van een tijdelijke omgevingsvergunning een ander toetsingskader geldt waarbij er geen ruimte is voor een welstandstoets maakt het voorgaande niet anders. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat de mogelijkheid om een aanvraag te wijzigen of aan te vullen juist ook bedoeld is om geconstateerde beletselen voor het verlenen van de vergunning weg te nemen.
3.3.
Het college had het expliciete verzoek van eiseres om de aanvraag te wijzigen in een tijdelijke omgevingsvergunning dus moeten aanmerken als een wijziging van ondergeschikte aard en had dit dus moeten meenemen in de beoordeling van de aanvraag.

Omdat het college de wijziging ten onrechte niet heeft meegenomen slaagt de beroepsgrond en is het beroep reeds hierom gegrond. Uit de besluitvorming blijkt verder dat er na deze wijziging geen ruimte meer is voor een welstandstoets en dat er evenmin sprake is van andere weigeringsgronden omdat het bouwplan past binnen het bestemmingsplan, het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening.
3.4.
Dat het bouwplan, ongeacht of het tijdelijk of permanent zou worden vergund, volgens het college in strijd is met artikel 4:15 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) omdat handelsreclame geen gevaar voor verkeer mag opleveren is ook geen weigeringsgrond voor de aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen en kan daarom niet worden tegengeworpen. Daarbij merkt de rechtbank op dat het voeren van handelsreclame volgens de APV op zichzelf niet verboden is en dat daar in beginsel dus ook geen vergunning voor nodig is. In zoverre heeft het college in het primaire besluit terecht opgemerkt dat voor de gevraagde reclame geen vergunning nodig was. Reclame die gevaar oplevert is wel verboden, maar uit het tweede lid van artikel 4:15 van de APV volgt dat het verbod op gevaarlijke reclame niet van toepassing is in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar is betrokken bij de afweging. Daarvan is in dit geval geen sprake omdat de gevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen aanvankelijk is geweigerd, juist vanwege dat gevaar, terwijl bij het verlenen van een tijdelijke vergunning eventueel gevaar niet mag worden betrokken bij de afweging.
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. Er is ook geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten. De rechtbank zal echter niet zelf in de zaak voorzien, mede omdat bij het verlenen van een omgevingsvergunning nog verschillende praktische voorschriften en bepalingen moeten worden opgenomen, wat op de weg van het college ligt.
Conclusie en gevolgen
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de beslissing op bezwaar. Het college zal opnieuw op het bezwaar van eiseres moeten beslissen.

5. Aangezien het beroep gegrond is veroordeelt de rechtbank het college in de volgende door eiseres gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde in de beroepsprocedure levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) met een waarde per punt van € € 907 en met een wegingsfactor 1. Totaal wordt toegekend € 1.814. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de beslissing op bezwaar;

draagt het college op opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiseres met in achtneming van deze uitspraak;

veroordeelt het college in de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 1.814;

draagt het college op de door eiser betaalde griffiekosten van € 371 aan haar te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier.

Uitgesproken in het openbaar op

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo)

Artikel 2.1 Wabo

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a.het bouwen van een bouwwerk,

(...)

Artikel 2.2. Wabo

1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:

(...)

h.op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats,

i.als eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toe te staan of te gedogen dat op of aan die onroerende zaak handelsreclame wordt gemaakt of gevoerd met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats,

(...)

geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

Artikel 2.10 Wabo

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:

(...)

d.het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;

(...)

Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

Artikel 4:15 APV Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

1. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

De aanvraag ziet op de activiteiten bouwen (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo)) en het maken van handelsreclame (artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder h en i, van de Wabo).

Op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo is strijd met de redelijke eisen van welstand een weigeringsgrond.

ECLI:NL:RVS:2012:BW0758.

ECLI:NL:RVS:2022:3019.

Zie onder meer de uitspraak van 4 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW0758.

Strijd met een bepaling van de APV is niet als weigeringsgrond opgenomen in artikel 2.10 van de Wabo.

Artikel delen