Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBGEL:2025:768

Echtscheiding waarbij minderjarige al langer dan een jaar bij pleegouders verblijft. Pleegouders hebben in een procedure bij andere rechtbank verzocht om hoofdverblijfplaats minderjarige bij hen vast te stellen. In onderhavige procedure verzoeken beide ouders om hoofdverblijfplaats bij hen vast te stellen. Beide ouders verzoeken vervangende toestemming op grond van artikel 1:253 lid 1 BW. De re...

Rechtbank Gelderland 10 February 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBGEL:2025:768 text/xml public 2025-02-10T08:48:21 2025-01-31 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Gelderland 2025-01-29 C/05/434921 / ES RK 24-166 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig Beschikking NL Arnhem Civiel recht; Personen- en familierecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2025:768 text/html public 2025-02-10T08:47:09 2025-02-10 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBGEL:2025:768 Rechtbank Gelderland , 29-01-2025 / C/05/434921 / ES RK 24-166
Echtscheiding waarbij minderjarige al langer dan een jaar bij pleegouders verblijft. Pleegouders hebben in een procedure bij andere rechtbank verzocht om hoofdverblijfplaats minderjarige bij hen vast te stellen.

In onderhavige procedure verzoeken beide ouders om hoofdverblijfplaats bij hen vast te stellen. Beide ouders verzoeken vervangende toestemming op grond van artikel 1:253 lid 1 BW.

De rechtbank gelast een Raadsonderzoek over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling.

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht

Zittingsplaats Arnhem

Zaakgegevens: C/05/434921 / ES RK 24-166

Datum uitspraak: 29 januari 2025

beschikking echtscheiding met nevenvoorzieningen

in de zaak van

[verzoeker] (hierna te noemen: de man),

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. M.M. Spooren te Vught;

tegen

[verweerster] (hierna te noemen: de vrouw),

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. M.B.M. Kaaij te Nijmegen .

De rechtbank merkt als informant aan met betrekking tot de verzoeken over de hoofdverblijfplaats van [het kind] :

de heer [naam 1] (hierna te noemen: de pleegvader),

mevrouw [naam 2] (hierna te noemen: de pleegmoeder),

beiden wonende te [woonplaats] ,

de pleegvader en de pleegmoeder hierna tezamen te noemen: de pleegouders.
1Het verloop van de procedure 1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:

het verzoekschrift, ingekomen op 19 april 2024;

het exploot van betekening van 23 april 2024;

het verweerschrift met zelfstandig verzoek, ingekomen op 1 juli 2024;

het verweerschrift tegen zelfstandig verzoek, ingekomen op 20 augustus 2024;

het F9-formulier van de man van 4 december 2024;

het F9-formulier van de vrouw van 6 december 2024;

het F9-formulier van de man van 6 december 2024.
1.2.
De zaak is besproken op de mondelinge behandeling van 10 december 2024 met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig:

de man, bijgestaan door zijn advocaat;

de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

een zittingvertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad);

de pleegouders.
2De feiten 2.1.
Partijen zijn op [datum] in de gemeente [plaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
Zij hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.3.
Het minderjarige kind van partijen is:

- [het kind], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [woonplaats] .
2.4.
[het kind] woont sinds december 2022 in het kader van een vrijwillige plaatsing in een netwerkpleeggezin bij de pleegouders. De pleegouders zijn de ouders van de vrouw.
2.5.
Op 27 juni 2024 hebben de pleegouders een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Rotterdam. De pleegouders verzoeken die rechtbank primair om de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij hen vast te stellen, in ieder geval de komende twee jaren tot 1 juli 2026. Subsidiair verzoeken zij te bepalen dat er een beschermingsonderzoek zal plaatsvinden door de Raad naar de mogelijkheden om de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij de pleegouders vast te laten stellen.
3De beoordeling 3.1.
Deze rechtbank is bevoegd omdat de vrouw in het rechtsgebied van de rechtbank Gelderland woont.

De echtscheiding

Ontvankelijkheid
3.2.
In de wet staat dat ouders pas een verzoek tot echtscheiding kunnen doen, als zij een ouderschapsplan hebben gemaakt waarin zij afspraken hebben gemaakt over hun kind(eren). In dit geval is er geen ouderschapsplan overgelegd. Toch zal de rechtbank het verzoek tot echtscheiding van zowel de man als de vrouw beoordelen. Het is namelijk voldoende aannemelijk dat er redelijkerwijs geen ouderschapsplan kan worden overgelegd, omdat de ouders niet tot een overeenstemming kunnen komen over regelingen voor [het kind] .

Inhoudelijk
3.3.
De rechtbank zal op verzoek van de man en de vrouw de echtscheiding uitspreken. In de wet staat dat je mag scheiden als je huwelijk duurzaam is ontwricht. Daarvan is sprake als het niet meer mogelijk is om met elkaar samen te leven en dat het er niet naar uitziet dat het beter wordt. De vrouw en de man hebben gezegd dat dit zo is.

De hoofdverblijfplaats en de zorgregeling

De verzoeken
3.4.
De man verzoekt de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij hem vast te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij tevens verzocht om hem op grond van artikel 1:253s lid 1 BW vervangende toestemming te verlenen om het hoofdverblijf van [het kind] te wijzigen. Verder verzoekt de man de rechtbank om een raadsonderzoek te gelasten naar de mogelijkheden voor een zorgregeling tussen de vrouw en [het kind] .
3.5.
De vrouw verzoekt de rechtbank om primair de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij de pleegouders vast te stellen en subsidiair bij de vrouw. Ook zij heeft tijdens de mondelinge behandeling verzocht om haar op grond van artikel 1:253s lid 1 BW vervangende toestemming te verlenen om het hoofdverblijf van [het kind] te wijzigen. Verder heeft de vrouw - kort gezegd - verzocht om een zorgregeling vast te stellen waarbij partijen ieder de helft van de zorg voor [het kind] op zich nemen. Tot slot verzoekt de vrouw de rechtbank zo nodig een raadsonderzoek te gelasten naar de hoofdverblijfplaats van [het kind] en de mogelijkheden voor een zorgregeling tussen partijen ieder en [het kind] .

Raadsonderzoek
3.6.
Zoals tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken zal de rechtbank een raadsonderzoek gelasten over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling. Partijen hebben ter zitting aangegeven hiervoor open te staan.
3.7.
De rechtbank verzoekt de Raad te rapporteren en te adviseren over de volgende vragen:

Welke hoofdverblijfplaats is het meest in het belang van [het kind] ?

Hoe zou een zorgregeling (vorm en frequentie) er in het belang van [het kind] uit moeten zien?

Zijn er omstandigheden die een zorgregeling belemmeren? Zo ja, welke komen vanuit het kind en welke vanuit de (pleeg)ouder(s)? Hoe en op welke termijn zijn deze omstandigheden op te heffen?

In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in voornoemde vragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de te nemen beslissingen?
3.8.
De rechtbank zal in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek iedere verdere beslissing over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling aanhouden. De rechtbank verzoekt de Raad uiterlijk 15 juli 2025 de rechtbank schriftelijk te berichten over de uitkomsten van het raadsonderzoek. De rechtbank verzoekt de advocaten om binnen twee weken na ontvangst van het raadsrapport schriftelijk te reageren op de inhoud ervan en een standpunt in te nemen over het verdere verloop van de procedure, (zo nodig) onder vermelding van de verhinderdata.

Voorlopige zorgregeling
3.9.
In afwachting van het raadsonderzoek hebben partijen afspraken gemaakt over een voorlopige zorgregeling. Zij hebben afgesproken dat [het kind] bij de man verblijft van maandagochtend tot dinsdagavond. [het kind] verblijft van vrijdagochtend tot zaterdagavond bij de vrouw. De overige tijd verblijft [het kind] bij de pleegouders. De rechtbank zal deze voorlopige zorgregeling vastleggen.

Het huurrecht van de echtelijke woning
3.10.
Partijen zijn huurder van de huurwoning in [adres] (hierna: de woning).
3.11.
Zowel de man als de vrouw verzoeken de rechtbank om het huurrecht van de woning aan hem respectievelijk haar toe te wijzen.
3.12.
Bij de beslissing over wie het huurrecht van de woning toekomt na de echtscheiding, weegt de rechtbank de verschillende belangen van partijen tegen elkaar af. Het is de rechtbank duidelijk dat beide partijen een groot belang hebben bij het gebruik van de woning. De rechtbank oordeelt dat in dit geval het belang van de vrouw bij het huurrecht van de woning zwaarder weegt dan het belang van de man.
3.13.
Voor de beslissing van de rechtbank is doorslaggevend dat de verhuurder van de woning ( [woningstichting] ) de woning heeft aangemerkt als levensloop geschikte woning. De vrouw heeft een indicatie voor een dergelijke woning. De rechtbank acht het wenselijk dat woningen voor een bepaalde doelgroep ook zoveel mogelijk daadwerkelijk bewoond worden door mensen uit die doelgroep. In dit geval de vrouw dus. Ook speelt mee dat de vrouw al voordat partijen een relatie kregen in de woning woonde. Bovendien woont de man sinds juni 2023 al niet meer in de woning en heeft hij inmiddels andere woonruimte gevonden.

Uitvoerbaar bij voorraad
3.14.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De uitvoerbaarheid bij voorraad geldt niet voor de echtscheiding. Die beslissing geldt namelijk pas als de echtscheiding is ingeschreven en dat kan pas gebeuren als daar geen hoger beroep meer tegen mogelijk is.
4De beslissing
De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen de partijen, die met elkaar gehuwd zijn op [datum]

in de gemeente [woonplaats] ;
4.2.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming te adviseren en rapporteren, zoals hiervoor onder 3.7 is overwogen en het raadsrapport uiterlijk 15 juli 2025 beschikbaar te stellen;
4.3.
verzoekt de advocaten om binnen twee weken na ontvangst van het Raadsrapport schriftelijk te reageren op de inhoud ervan en een standpunt in te nemen over het verdere verloop van de procedure, (zo nodig) onder vermelding van de verhinderdata;
4.4.
stelt als voorlopige zorgregeling vast dat de minderjarige [het kind] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [woonplaats] , iedere week:

van maandagochtend tot dinsdagavond bij de man verblijft;

en van vrijdagochtend tot zaterdagochtend bij de vrouw verblijft;

de overige tijd verblijft [het kind] bij de pleegouders;
4.5.
bepaalt dat de vrouw huurder zal zijn van de woning aan het adres [adres] , zulks met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
4.6.
bepaalt dat de onder 4.4 en 4.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar zijn bij voorraad;
4.7.
houdt iedere verdere beslissing over de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de proceskosten aan;
4.8.
wijst af wat meer of anders is verzocht voor zover de behandeling daarvan niet is aangehouden.

Deze beschikking is gegeven door mr. E.L. de Jongh, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. K.K.H. Wagemaker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.

Artikel 815 lid 2 Rv.

Artikel delen