Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBLIM:2022:7574

4 October 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/298096 / HA ZA 21-557

Vonnis van 28 september 2022

in de zaak van

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. J.P.M. Bergmans,

tegen

[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ,

2. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

advocaat mr. S.J.M. Peters.

Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en (gezamenlijk in enkelvoud) [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] worden genoemd.

De procedure

1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 5 januari 2022,

  • conclusie van antwoord in reconventie,

  • de door [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] nagestuurde producties 19 tot en met 23, ter griffie ontvangen op

17 juni 2022,

- het proces-verbaal van plaatsopneming en mondelinge behandeling, gehouden op

27 juni 2022,

- de spreekaantekeningen als tijdens de mondelinge behandeling door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgelegd.

1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is eigenaar van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] . In de leveringsakte van 15 november 1965 waarbij de woning is overgedragen aan de rechtsvoorganger van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] staat - voor zover thans van belang - het volgende (productie 10 bij de conclusie van antwoord in conventie):

“(…)

De gevel tussen het verkochte en het naastgelegen aan verkoper verblijvende pand, [adres 2] , staat op de hart der scheidingslijn en zal een gemeenschappelijke gevel zijn. (…) ”

[gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] is sinds 27 juli 2018 eigenaar van de woning aan de [adres 2]

te [woonplaats] .

Partijen zijn buren. Voor een overzicht van de situationele toestand met betrekking

tot de geschilpunten wordt verwezen naar het proces-verbaal van plaatsopneming van

27 juni 2022. De woning rechts op onderstaande foto is van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , de woning links op de foto is van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] .

[foto huizen]

2.4. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] is in 2018 begonnen met slopen en verbouwen van zijn woning. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] heeft in het kader van die verbouwing twee dakkapellen op de zolderetage aangebracht. Hierbij zijn stalen balken in de zijgevel/muur, zijnde de muur tussen de woningen van partijen, bevestigd. De staalconstructie is op twee plaatsen in voornoemde zijgevel vastgemaakt. Voorts heeft [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] een niet meer in gebruik zijnd stukje regenpijp verwijderd. Hierdoor is er schade in het trappenhuis van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ontstaan. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] erkent aansprakelijk te zijn voor deze schade en is bereid deze te (laten) herstellen.

2.5.Op 31 oktober 2019 zijn de werkzaamheden aan de dakkapellen door de gemeente stop gezet, omdat [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] niet beschikte over de benodigde vergunning. Die vergunning is op 21 mei 2022 verleend, waarna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hiertegen bezwaar maakt. In het advies van de bezwaarbehandelaar van 15 oktober 2020 staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 14 bij de conclusie van antwoord in conventie):

“(…)

Er wordt overigens niet ingezien waarom de uitvoering van het voorliggende plan appellant zou beperken in de mogelijkheden om zijn woning uit te breiden of te verduurzamen. Dit is verder ook niet toegelicht of aannemelijk gemaakt.

In dat kader kan nog worden verwezen naar de ter zitting door vergunninghouder overgelegde rapportage van [naam bedrijf] van 5 oktober 2020 waarin onderbouwd aannemelijk is gemaakt dat de veiligheid van de gezamenlijke muur tussen beide panden aan de [adres 2] en [adres 1] niet in het geding is en dat de bouwkundige werkzaamheden aan het pand aan de [adres 2] gunstige effecten zullen hebben voor de belending aan de [adres 1] in termen van isolatie, akoestiek, waterkering en waterdoorslag. (…)”

Het bezwaar is op 3 november 2020 ongegrond verklaard (productie 13 bij de conclusie van antwoord in conventie).

Op 18 maart 2020 heeft CED Nederland B.V. in opdracht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een onderzoek uitgevoerd. In de rapportage van 27 mei 2020 staat dat tijdens de sloop- en herstelwerkzaamheden van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] schade is ontstaan aan de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en dat het schadebedrag € 3.250,00 (inclusief btw) is (productie 6 bij dagvaarding). De kosten van het onderzoek bedragen € 1.210,00 (inclusief btw). In het rapport staat voorts, geciteerd voor zover hier van belang:

“(…)

Niet alle schade is te relateren aan de door wederpartij uitgevoerde werkzaamheden; een deel van met name de scheuren betreft oudere gebreken. In verband hiermee hebben wij in de schadevaststelling rekening gehouden met verbetering na herstel. (…)”

2.7.Bij brief van 28 september 2020 (productie 10 bij dagvaarding) heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] (nogmaals) laten weten schade te lijden door onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] en uit dien hoofd [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] gesommeerd € 4.910,10 te betalen en heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] aangemaand de stalen balken binnen 15 dagen te verwijderen.

2.8.Bij brief van 12 oktober 2020 (productie 11 bij dagvaarding) heeft [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] aansprakelijkheid met betrekking tot de stalen balken afgewezen, omdat het een gemeenschappelijke gevel betreft en de stalen balken in de eigen helft van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] zijn bevestigd. Hierbij is verwezen naar hetgeen in de notariële akte van 12 november 1965 (productie 10 bij de conclusie van antwoord in conventie) staat, te weten dat de gevel een gemeenschappelijke gevel zal zijn.

In het rapport van [naam deskundige] , dat in opdracht van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] is opgemaakt, van

27 april 2021 staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 20 bij dagvaarding):

“(…)

2. Gat trappenhuis naar de verdieping

Stelling verzekeringsexpert CED:

“In het trappenhuis naar de verdieping is een gat aanwezig, dat volgens client ontstaan is doordat men een oude goot/hwa gesloopt heeft en naar binnen heeft gestoten.”

Toelichting [naam deskundige] Bouwadvies (naar aanleiding van inspectie):

Tijdens onze inspectie stelden wij vast dat er een gat in de buitengevel t.p.v. het trappenhuis is. (…)

Kostenraming herstel vastgestelde schades; (…)

2. Gat trappenhuis naar de verdieping € 423,50 (…)”

In het proces-verbaal van 27 juni 2022 staat, geciteerd voor zover hier van belang:

“ (…)

De rechter constateert dat (zie foto’s 5 tot en met 9) de buitenmuur van nummer [adres 1] op de originele buitenmuur van nummer [adres 2] staat. De buitenmuur van [adres 1] is op de buitenmuur van nummer [adres 2] omhoog getrokken. Gelet op de aanwezige ramen in de muur (foto’s 2, 3 en 4), de spiegelbeeldige bouw van de achtergevel van nummer [adres 2] , en het feit dat de buitenmuur van nummer [adres 1] gebouwd is op de muur van nummer [adres 2] moet nummer [adres 2] er eerst hebben gestaan, omdat anders nummer [adres 1] niet op deze manier gebouwd had kunnen worden. Kort gezegd: nummer [adres 1] stort in als de muur van nummer [adres 2] wordt weggehaald. (…)”

Het geschil

in conventie

3.1. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. voor recht verklaart dat het gedeelte van de zijgevel van de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat boven de woning van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] uitsteekt volledig in eigendom toebehoort aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ;

  2. voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] door zonder toestemming van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat gedeelte van de zijgevel van de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , dat volledig toebehoort aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , voor zijn verbouwingswerkzaamheden te gebruiken;

  3. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt om te verwijderen en verwijderd te houden, al hetgeen, dus alle materialen/zaken/balken, die zij in dan wel aan dat gedeelte van de zijgevel van de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , dat uitsluitend in eigendom toebehoort aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , hebben aangebracht, dan wel hebben laten aanbrengen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,--, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, met een maximum van € 10.000,00 aan verbeurde dwangsommen voor elke dag of een deel daarvan dat [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] daar niet aan voldoet;

  4. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen, des de een betalende de ander zal zijn gekweten, de schade die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft geleden door de (verbouwings)werkzaamheden van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] , en zoals die is vastgesteld in het deskundigenrapport van CED Nederland B.V., totaal ten bedrag van € 3.250,00, althans een door de rechtbank te bepalen ander bedrag, alsmede een bedrag van € 1.2100,00 ter zake de kosten van het deskundigenrapport;

  5. voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] aansprakelijk is voor de schade die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] lijdt door de voortgezette verbouwingswerkzaamheden, welke schade bestaat uit de aanvullende herstelkosten van de gevel van de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en derhalve [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen de aanvullende schade aan de gevel van de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , die hij heeft veroorzaakt door nadere verbouwingswerkzaamheden en die niet is meegenomen in de rapportage van CED Nederland B.V., welke schade nader bij staat dient te worden opgemaakt;

  6. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 120,--, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

3.2.1. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] legt - kort gezegd - aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Dit onrechtmatig handelen bestaat uit:

  • het plaatsen van twee stalen balken in de zijgevel van de woning die in eigendom aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toebehoort,

  • het verwijderen van een hemelwaterafvoer.

Door dit handelen, waar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen toestemming voor heeft gegeven, is schade ontstaan.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat dit handelen van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] primair in strijd is met het aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toekomende eigendomsrecht. De gevel waar de stalen balken in zijn gelegd, is alleen gemeenschappelijk voor zover de woningen tegen elkaar aanstaan, maar dat is niet het geval daar waar [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] de stalen balken heeft bevestigd. Ingevolge het oud BW wordt verondersteld dat indien gebouwen niet even hoog zijn, de scheidsmuur slechts gemeen is tot de hoogte van het laagste gebouw. Ook in de leveringsakte van 1965 staat een vergelijkbare bepaling.

Subsidiair stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] niet aan artikel 5:67 BW heeft voldaan. Op grond van deze bepaling mag iedere mede-eigenaar in de mandelige muur balken aanbrengen tot op de helft der dikte, mits hij aan de muur geen nadeel aanbrengt. Onduidelijk is in hoeverre de balken in de muur liggen. Door het aanbrengen van de balken in de muur is afbreuk gedaan aan het bestaande karakter van de scheidsmuur en kan het mogelijk de constructie aantasten. Voor het aanbrengen van de balken was op grond van de wet toestemming vereist.

In juni 2021 heeft [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] de werkzaamheden aan het dak voortgezet. In plaats van de stalen balken zijn nu steunplaten ingemetseld in twee gemaakte nissen, waar eerst de balken lagen. Hierop zijn horizontaal langs de muur houten balken bevestigd en verticaal houten dwarsbalken geplaatst. Deze houten constructie is met bouten vastgemaakt aan de gevel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Omdat deze latere werkzaamheden ook schade hebben veroorzaakt, zijn de kosten van het herstel ervan nog niet bekend, reden waarom [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verwijzing naar de schadestaat vordert.

3.3. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer.

3.4.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.5. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt om aan [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen een bedrag van € 2.728,38, althans (na verrekening met de in conventie toegewezen € 423,50) van € 2.304,88, een en ander met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van deze procedure.

3.6. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] legt aan zijn vordering ten grondslag dat, nu volgens hem de muur mandelig is, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op grond van artikel 5:65 BW gehouden is bij te dragen in (de helft van) de kosten die [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] heeft gemaakt om de onroerende zaak te verbeteren. Door deze verbeteringen zijn ook de vochtproblemen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verholpen.

3.7. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer.

3.8.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

in conventie en in reconventie

Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze in het onderstaande in onderling verband beoordelen.

De (opgetrokken) gevelmuur

In hoeverre is de (opgetrokken) gevelmuur mandelig?

Artikel 681 oud BW (verder: OBW) luidt als volgt:

Alle muren dienende tot afscheiding tusschen gebouwen landerijen hoven en tuinen worden gerekend gemeene muren te zijn ten ware er een titel of teeken het tegendeel aanduidende mogt bestaan.

Indien de gebouwen niet even hoog zijn wordt de scheidsmuur slechts voorondersteld gemeen te zijn tot de hoogte van het minst verhevene gebouw.

4.3.De rechtbank is van oordeel dat woning nr. [adres 2] is gebouwd omstreeks 1920/1921 en dat woning nr. [adres 1] is gebouwd omstreeks 1926. De rechtbank heeft ter plekke geconstateerd dat de feitelijke opbouw van de gevel aan de achterzijde en de raampartij bouwkundig dusdanig zijn geconstrueerd, ook gelet op de overgelegde bouwtekening, dat nr. [adres 2] eerst moet zijn gebouwd, omdat nr. [adres 1] anders niet op die manier gebouwd had kunnen zijn (overweging 2.10.). In zoverre volgt de rechtbank [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet in zijn stelling dat nr. [adres 1] er eerder stond. Dit betekent dan ook dat er vanuit moet worden gegaan dat de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (nr. [adres 1] ) tegen de woning van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] (nr. [adres 2] ) is aangebouwd, en dat de gevelmuur van nr. [adres 2] ten behoeve van woning nr. [adres 1] de gevelmuur verder is opgetrokken. Dat gedeelte wordt in dit vonnis aangeduid met de term ‘opgetrokken gevelmuur’.

4.4.De aanbouw respectievelijk verder opbouw van de gevelmuur maakt dat daardoor op grond van de wet, ingevolge voornoemd artikel 681 OBW, de gevelmuur in ieder geval deels mandelig is geworden. Daarbij is het voor de eigendom van een dergelijke muur verder niet relevant of de erfgrens tussen de percelen wel of niet in de lengterichting onder de muur is gelegen.

Voorts rijst de vraag in hoeverre de muur mandelig is. Een vraag die (in ieder geval) tot 1965 niet is gerezen aangezien vanaf 1926 tot 1965 beide percelen met daarop de panden nrs. [adres 2] en [adres 1] in eigendom toebehoorden aan één en dezelfde persoon. In 1965 is

nr. [adres 1] echter verkocht en geleverd aan een derde (overweging 2.1.).

De tweede zin van artikel 681 OBW houdt een bewijsvermoeden - welk vermoeden in het woord ‘verondersteld’ tot uiting komt - in, te weten dat eigendom van de opgetrokken gevelmuur toebehoort aan de eigenaar van nr. [adres 1] . Op grond van dit vermoeden komt de opgetrokken gevelmuur (in beginsel) toe aan de eigenaar van nr. [adres 1] . Daarmee is er geen sprake van mandeligheid voor dàt gedeelte. Het betreft hier echter een bewijsvermoeden waartegen tegenbewijs open staat. Voor tegenbewijs is niet voldoende dat de wederpartij het vermoeden ontzenuwt, in die zin dat voldoende is dat twijfel wordt gezaaid. De wederpartij kan het vermoeden weerleggen door bewijs van het tegendeel te leveren. Zij zal het dus - met andere woorden - moeten bewijzen (aantonen, aldus de toelichting Meijers, Parl. Gesch. BW Boek 5, p. 172).

4.6.Volgens [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] komt in de akte van 1965 tot uitdrukking dat de rechtsvoorgangers van partijen destijds zijn overeengekomen dat de gevelmuur in zijn geheel mandelig is.

4.7.Bij de uitleg van bepalingen in een notariële akte komt het aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in deze akte gebezigde bewoordingen uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. De rechtbank volgt [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] in de door hem aangevoerde uitleg:

  • de buitenmuur was destijds eigendom van nr. [adres 2] ,

  • die muur is vervolgens “omhooggetrokken” ten behoeve van nr. [adres 1] ,

- nr. [adres 2] heeft met de notariële akte een deel van haar eigendom prijsgegeven: de volledig bij

nr. [adres 2] in eigendom zijnde muur én het gedeelte erboven (lees: de opgetrokken gevelmuur) is door die akte mandelig geworden,

  • omdat dit bij notariële akte is vastgelegd, is er afgeweken van de wettelijke mandeligheid,

  • in de notariële akte is niet bedongen dat de opgetrokken gevelmuur niet mandelig zou zijn, terwijl het voor de hand zou liggen om dienaangaande wel iets in de akte op te nemen hadden partijen dat toentertijd gewild,

  • nu er in de akte niets is opgenomen, moet ervan worden uitgegaan dat de muur en het

de opgetrokken gevelmuur mandelig zijn en dat dit destijds zo door partijen is bedoeld.

[gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] heeft aldus het tegenbewijs geleverd. Gelet hierop moet ervan worden uitgegaan dat de gehele gevelmuur en daarmee ook de nadien opgetrokken gevelmuur mandelig is.

4.8.De bewijsleveringslast dat de opgetrokken gevelmuur niet mandelig is voor wat betreft het uitstekende deel, komt daarmee weer bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te liggen. De rechtbank stelt vast dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dienaangaande slechts heeft aangevoerd dat het woordje ‘tussen’ in de notariële akte duidelijk maakt dat het gaat om het deel van de gevel dat tussen de panden staat, maar hij geeft geen nadere toelichting hierop, hetgeen in het licht van de uitleg zoals door [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] gegeven, onvoldoende is om te slagen. De rechtbank neemt daarom als vaststaand aan dat de gehele muur mandelig is. Gelet hierop zal de rechtbank het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij petitum sub 1 en sub 2 gevorderde afwijzen, nu die vorderingen ervan uitgaan dat de muur volledig in eigendom toebehoort aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , hetgeen niet het geval is.

Heeft [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] in strijd met 5:67 BW gehandeld?

4.9. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] voert als verweer dat van nadeel niet is gebleken en dat hij op zijn helft van de mandelige muur is gebleven: de mandelige muur is in totaal 22 centimeters diep en de vier zetijzers zijn tot op een diepte van 10 centimeters geplaatst. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft tegen de door [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] gestelde maatvoering niets ingebracht. De rechtbank neemt dan ook als vaststaand feit aan dat de vier zetijzers die [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] in de muur heeft aangebracht op minder dan de helft der dikte van de mandelige scheidsmuur zijn geplaatst. Voor zover [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft beoogd zich er op te beroepen dat door de stalen balken nadeel aan zijn woning is toegebracht, volgt de rechtbank hem hierin niet. Hetgeen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dienaangaande heeft aangevoerd (zoals hiervoor geciteerd) is dusdanig speculatief van aard (“kan mogelijk worden aangetast”, “is mogelijk aangetast”) dat de rechtbank hieraan voorbijgaat.

4.10.Voorts merkt de rechtbank het navolgende op. CED Nederland B.V. heeft in opdracht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (overweging 2.6.) een rapport laten opmaken. Dit rapport is door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook overgelegd. Voor zover het de bedoeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] was daarmee aan te tonen dat door de werkzaamheden van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] aan zijn woning nadeel is toegebracht - hetgeen gissen is, want dit volgt niet respectievelijk onvoldoende uit de dagvaarding - dan heeft te gelden dat onduidelijk is welke werkzaamheden die [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] heeft verricht geleid hebben tot welk nadeel. Anders gezegd: het is aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om de causale relatie tussen het handelen van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] enerzijds en het nadeel aan zijn woning anderzijds te stellen (en zo nodig te bewijzen).

4.11.Anders dan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betoogt, heeft [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] geen toestemming nodig van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om binnen de reikwijdte van artikel 5:67 BW gebruik te maken van de muur.

Conclusie: plaatsing van de twee stalen balken in de opgetrokken zijgevel is niet onrechtmatig

4.12.Gezien hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder rechtsoverwegingen 4.2. tot en met 4.11. is van een onrechtmatig handelen geen sprake. Er is dan ook geen grond om [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot het verwijderen en verwijderd te houden van alle materialen/zaken/balken die hij in dan wel aan de opgetrokken gevelmuur heeft aangebracht. Het onder 3 in conventie gevorderde wordt dan ook afgewezen, evenals de schade als gevorderd onder 4 voor zover deze samenhangt met het plaatsen van twee stalen balken in de opgetrokken gevelmuur.

De verwijderde hemelwaterafvoer

4.13. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] erkent dat hij bij het verwijderen van de ingemetselde hemelwaterafvoer schade heeft veroorzaakt aan de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en dat hij gehouden is tot betaling van de daardoor ontstane schade. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] laat echter na de hoogte van de schade door het handelen van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] met betrekking tot hemelwaterafvoer te specifiëren. Dit volgt ook niet uit het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgelegde rapport van CED Nederland B.V. De door [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] ingeschakelde deskundige [naam deskundige] heeft deze schade begroot op € 423,50 (overweging 2.9.). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist in de conclusie van antwoord in reconventie dat de totaal door hem geleden schade hoger is dan het bedrag van € 423,50, maar niet dat de schade met betrekking tot alleen de hemelwaterafvoer € 423,50 bedraagt, zijnde een stelling die nadrukkelijk in de conclusie van antwoord in conventie door [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] is ingenomen, en tijdens de mondelinge behandeling ook is herhaald. De rechtbank gaat dan ook uit van dit bedrag en zal [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] veroordelen aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een bedrag van € 423,50 te betalen.

4.14.Het onder 4 in conventie gevorderde wordt met betrekking tot de hemelwaterafvoer afgewezen voor zover dit ter zake de hemelwaterafvoer het bedrag van € 423,50 overstijgt.

De door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde schade als gevolg van voortgezette verbouwingswerkzaamheden

4.15.De onder 5 in conventie gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] aansprakelijk is voor de schade die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] lijdt door de voortgezette verbouwingswerkzaamheden wordt afgewezen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] laat (onder meer) na te onderbouwen om welk werkzaamheden het gaat, waarom [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] niet had mogen doorgaan met die werkzaamheden, en welke (beweerdelijke) schade aan de gevel een gevolg van die werkzaamheden is.

Kosten deskundige rapport

4.16.De kosten van de deskundige als in het petitum onder 4 in conventie gevorderd, worden afgewezen. Naast het feit dat met betrekking tot het plaatsen van twee stalen balken in de zijgevel van de woning de onrechtmatigheid niet is komen vast te staan, biedt het rapport van CED Nederland B.V. ook geen duidelijkheid ten aanzien van de hoogte van de schade die ten gevolge van het handelen van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] in relatie tot de hemelwaterafvoer is ontstaan.

Bijdrage in de kosten door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ?

4.17.Voor zover [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als verweer heeft aangevoerd niets te hoeven bijdragen omdat het geen mandelige muur betreft, gaat de rechtbank hieraan - onder verwijzing naar de rechtsoverwegingen 4.2. tot en met 4.12. - voorbij.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist voorts voordeel te hebben gehad van de werkzaamheden. Hij betwist vochtproblemen te hebben (gehad), en [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] is, ondanks van de protesten daartegen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en zonder toestemming van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , voor eigen rekening en risico doorgegaan met de verbouwwerkzaamheden. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist bovendien het bedrag

€ 2.372,50, nu het niet duidelijk is waarop dat is gebaseerd. De door [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] overgelegde productie 19 laat louter werkzaamheden zien die ten goede komen aan de woning van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] , zodat niet valt in te zien dat en waarom [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daaraan zou moeten meebetalen, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .

4.19.De rechtbank stelt voorop dat de eigenaren van de erven als deelgenoten in een (gebonden) gemeenschap zich overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid dienen te gedragen (zie de artikelen 3:166 lid 3 en 6:2 BW). Verder moet over het beheer van een mandelige zaak in beginsel gemeenschappelijk worden beslist (artikel 3:170 BW). Ingevolge artikel 5:65 BW moeten mandelige zaken op kosten van alle mede-eigenaars worden onderhouden, gereinigd en, indien nodig, vernieuwd. Onder verwijzing naar de conclusie A-G mr. E.B. Rank-Berenschot (bij HR 06-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1907, m.nt. H.J. Snijders, NJ 2020/356, rov 2.13. ev) merkt de rechtbank op dat deze bepaling verder gaat dan hetgeen gewoonlijk bij gemeenschap geldt (artikelen 3:170 en 3:172 BW) voor zover de mede-eigenaar de andere mede-eigenaars kan dwingen om bij te dragen in de kosten van noodzakelijke vernieuwing. Een beheersregeling kan anders bepalen (artikel 5:69 BW). Het antwoord op de vraag wanneer sprake is van een ‘noodzakelijke’ vernieuwing, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het gaat hierbij om een objectief begrip; de enkele wens van één van de partijen tot vernieuwing is niet voldoende. Aangenomen wordt dat noodzaak tot vernieuwing niet te snel moet worden aangenomen, met dien verstande dat deze terughoudendheid niet ertoe dwingt om aan te nemen dat pas sprake is van noodzakelijke vernieuwing indien deze geen uitstel kan lijden en onderling overleg niet kan worden afgewacht. Meer in het algemeen komt uit de rechtspraak omtrent vernieuwing naar voren dat het voeren van overleg een belangrijke factor vormt. Zo wordt bijvoorbeeld aangenomen dat het nalaten (voldoende) overleg te voeren gevolgen kan hebben voor de hoogte van de door de andere eigenaar te betalen bijdrage.

4.20.Gelet op het hiervoor weergegeven juridisch kader, is niet van belang dat - zoals [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] heeft gesteld - [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is gebaat bij de door [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] uitgevoerde werkzaamheden, nu gesteld noch gebleken is van overleg tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] over mogelijke werkzaamheden aan de mandelige muur, laat staan dat gebleken is van een noodzakelijke vernieuwing van de mandelige muur. Dat [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] om hem moverende redenen werkzaamheden heeft uitgevoerd om zijn eigen woning te verbeteren en/of te vergroten, waarbij als (onbedoeld) bijeffect [eiser in conventie, verweerder in reconventie] mogelijk baat heeft wat betreft werkzaamheden aan de mandelige muur, rechtvaardigt op zichzelf niet dat hij achteraf geconfronteerd wordt met een vordering tot bijdrage in de door en ten behoeve van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] geëntameerde werkzaamheden met betrekking tot de dakkapel en/of regenpijp. Verder is gesteld noch gebleken dat de werkzaamheden in het kader van onderhoud dan wel reiniging , zoals artikel 5:65 BW bepaalt, zijn uitgevoerd. Het in reconventie gevorderde bedrag van € 2.728,38 wordt dan ook afgewezen.

De proceskosten

4.21. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal in conventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] . Deze worden aan de zijde van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op:

  • griffierecht € 952,00

  • salaris advocaat € 1.689,00 (3 punten x liquidatietarief II)

- Totaal € 2.641,00

4.22. [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] zal in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Deze worden aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op € 1.434,00 (salaris advocaat, 3 punten x liquidatietarief I).

De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.veroordeelt [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen, des de een betalende, de ander zal zijn gekweten, de schade die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft geleden door de (verbouwings)werkzaamheden van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] in totaal bedragend € 423,50 (ter zake het gat in de muur),

5.2.veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] begroot op € 2.641,00,

5.3.verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.wijst het meer of anders gevorderde af,

in reconventie

5.5.wijst de vorderingen af,

5.6.veroordeelt [gedaagde in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] begroot op € 1.434,00,

5.7.verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken op

28 september 2022.

type: JC

Artikel delen