Zittingsplaats Roermond
zaaknummer: ROE 23/558
(gemachtigden: mr. A. Harmanci en mr. J.M. Van der Kooij),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, het college,
(gemachtigde: mr. V.J.H.M. van de Heuvel).
1.1.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de omvang van de toegekende hulp bij het huishouden en de hoogte van het pgb-uurtarief door het college.
1.2.Bij besluit van 1 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft het college eiser met ingang van 1 juli 2022 hulp bij het huishouden toegekend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De hulp is toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor 5 uur per week à € 16,76 per uur.
1.3.Bij besluit van 19 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Het college heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat aan eiser 6,5 uur per week hulp bij het huishouden wordt toegekend. Voor het overige is het primaire besluit gehandhaafd.
1.4.Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de huishoudelijke hulp van eiser, de gemachtigden van eiser en de gemachtigde van het college.
2. Eiser is bekend met diverse beperkingen zoals een luchtwegaandoening, huisstofmijtallergie, longproblemen en covid waardoor aan hem een indicatie voor hulp bij het huishouden is afgegeven door het college. Voorheen ontving de echtgenote van eiser op basis van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) n
Zie de uitspraak van de CRvB van 22 juli 2015, nr. 13/6278 WMO.
Bij het primaire besluit heeft het college eiser hulp bij het huishouden toegekend in de vorm van een pgb met een omvang van 5 uur per week tegen een tarief van € 16,76 met ingang van 1 juli 2022. Het GGD-advies is aan dit besluit ten grondslag gelegd.
De voorziening is als volgt opgebouwd:
Lichte huishoudelijke taken: 60 minuten per week;
Zware huishoudelijke taken: 180 minuten per week;
Volledige wasverzorging (incl. strijk): 60 minuten per week.
2.2.Eiser heeft in bezwaar onder verwijzing naar een eerder GGD-advies van 2011 onder meer aangevoerd dat er meer uren huishoudelijke hulp nodig zijn, namelijk minimaal in totaal 6 uur per week. Eiser wijst er daarbij op dat zijn gezondheidstoestand achteruit is gegaan en dat vanwege zijn allergieën op een speciale manier moet worden schoongemaakt. Het pgb-tarief is daarom te laag volgens eiser.
2.3.Op 19 januari 2023 heeft het college de beslissing op bezwaar genomen (het bestreden besluit).
3. Het college stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat het bezwaar van eiser gegrond is en heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat aan eiser 6,5 uur per week hulp bij het huishouden wordt toegekend. Voor het overige wordt het primaire besluit gehandhaafd. In bezwaar heeft het college aanvullend advies gevraagd aan de GGD. Uit dit advies van 18 januari 2023 volgt dat de medische aandoeningen van eiser niet zozeer aanleiding vormen om meerwerk te indiceren als wel dat maatregelen dienen te worden genomen, waaronder het op een andere en grondige wijze uitvoeren van de huishoudelijke werkzaamheden, om de blootstelling aan huisstofmijt terug te dringen. Het college ziet in de medische omstandigheden, specifiek in de longproblematiek in combinatie met de huisstofmijtallergie, bij nader inzien wel reden om tot uitbreiding van de indicatie over te gaan. Het college heeft daarom besloten maximaal meerwerk toe te kennen, ondanks het feit dat reeds een forse indicatie voor overname van het zware werk is verleend, zonder daarbij rekening te houden met minder werk (het aantal in gebruik zijnde kamers) en de GGD-arts in feite concludeert dat niet méér werk hoeft te worden ingezet maar het werk op een andere wijze dient te worden uitgevoerd. Deze verhoging maakt het ruimschoots mogelijk het schoonmaakwerk extra gronding uit te voeren. Tot slot ziet het college geen aanleiding om het uurtarief te verhogen naar € 20,94 aangezien dit tarief enkel van toepassing is bij hulp waarvoor bijzondere deskundigheid is vereist. Dat is in het geval van eiser niet aan de orde. Nu vaststaat dat in ieder geval één professionele aanbieder bereid is om tegen een uurtarief van € 16,76 de hulp bij het huishouden te leveren, slaagt het betoog van eiser dat het niet mogelijk is om tegen het door het college gehanteerde uurtarief hulp bij het huishouden in te kopen niet.
3.1.Eiser voert aan dat er te weinig uren zijn toegekend gelet op zijn verslechterde gezondheidssituatie. De woning dient grondig schoongemaakt te worden gelet op zijn stofallergie en longproblematiek. Ook de kamers die eiser niet of nauwelijks gebruikt moeten regelmatig worden afgestoft vanwege zijn stofallergie. Er had een proceskostenvergoeding in bezwaar toegekend moeten worden. Daarnaast voert eiser aan dat het pgb-uurtarief te laag is om hulp te kunnen inkopen. Er is een bijzondere deskundigheid vereist om de woning zo grondig schoon te kunnen maken en daar hoort een passend tarief bij. Eiser wenst zijn huidige hulp te behouden en zij hanteert een tarief van € 20,20 per uur. Eiser stelt dat het pgb-tarief niet herleid kan worden naar de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT). De cao wordt telkens geactualiseerd vanwege loonsverhogingen en inflatie, maar het tarief van het college is al jaren niet aangepast en de functiewaarderingsgroep (fwg) 10 is vervallen. Op welke wijze het tarief is gebaseerd op de cao is niet duidelijk. Dat het college aangeeft dat er één aanbieder is die bereid is tegen het tarief hulp te verlenen klopt niet. Eiser heeft de contactgegevens ontvangen en die hulpverlener was niet bereikbaar, ondanks herhaalde pogingen. Tot slot legt eiser in beroep het deskundigenrapport van [naam] van 19 september 2023 over. Daarin is opgenomen dat eiser momenteel 12 uur per week huishoudelijk hulp inkoopt en verder dat de aanwezige woonhuislift van eiser tot een substantiële toename van de noodzakelijke hulp voor de zware en een deel van de lichte taken leidt.
3.2.Het college stelt zich in het verweerschrift primair op het standpunt dat de inkoop van de benodigde hulp met het gehanteerde tarief mogelijk is en dat gelet op rechtspraak van de CRvB n
In het bestreden besluit is in dit verband verwezen naar de uitspraak van de CRvB van 7 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:467. Zie de uitspraak van de CRvB van 16 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1394.
4. Het beoordelingskader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat beoordeelt de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of het college kan volstaan met het aan eiser toegekende aantal uren hulp bij het huishouden en de hoogte en inzichtelijkheid van het pgb-tarief. Ook zal de rechtbank beoordelen of het college terecht niet tot een proceskostenvergoeding in bezwaar is overgegaan.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Aantal uren hulp bij het huishouden
7. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is welke huishoudelijke taken moeten worden overgenomen, maar dat het geschil ziet op het aantal toegekende uren voor het uitvoeren van die taken (de omvang van de hulp). Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hulp bij het huishouden kunnen toekennen zoals in rechtsoverweging 2.1 is weergegeven met daarbij (zoals bij het bestreden besluit is toegevoegd) 90 minuten in verband met meerwerk (30 minuten extra bij de lichte huishoudelijke taken en 60 minuten extra bij de zware huishoudelijke taken).
8. Het college heeft de omvang van de indicatie gebaseerd op het protocol Hulp bij het huishouden dat is gebaseerd op het oude CIZ protocol huishoudelijke verzorging voor de indicatiestelling Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Dat het college zich mag baseren op dit normenkader ten aanzien van de hulp bij het huishouden is meermaals door de CRvB bevestigd.n
Zie onder meer de uitspraken van de CRvB van 22 februari 2017, ECLI:NL: CRVB:2017:885 en van 27 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:430 en van 11 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4262.
Hoogte pgb-tarief
9. Partijen verschillen van mening over de hoogte van het toegekende pgb-tarief.
Eiser voert aan dat het uurtarief van het pgb te laag is om hulp te kunnen inkopen. Er is volgens eiser een bijzondere deskundigheid vereist om de woning zo grondig schoon te kunnen maken en daar hoort een passend tarief bij.
9.1.Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet voldoende onderbouwd dat er een bijzondere deskundigheid nodig is om de woning grondig schoon te kunnen maken. Uit de adviezen van de GGD en [naam] volgt niet dat er speciale kwaliteiten nodig zijn of dat het gaat om een speciale of aangepaste manier van schoonmaken, maar slechts om het grondiger schoonmaken van de woning. Dat de huidige huishoudelijke hulp van eiser vanwege jarenlange betrokkenheid bij eiser weet wat er van haar verwacht wordt, betekent niet dat zij over bijzondere deskundigheden beschikt of dat iemand anders die taken niet zou kunnen uitvoeren.
9.2.De rechtbank is van oordeel dat het college het pgb mag beperken tot de hoogte van de kosten van het gecontracteerde aanbod, ook als de door eiser ingekochte hulpverlener een hoger tarief hanteertn
Op grond van artikel 2.3.6, vijfde lid, onderdeel a, van de Wmo 2015. Zie de uitspraken van de CRvB van 26 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:456 en van 2 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:275. Uitspraak van de CRvB van 2 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:275.
PGB-tarief inzichtelijk
10. De beroepsgrond dat niet inzichtelijk is op welke wijze de hoogte van het pgb-tarief is bepaald, slaag niet. Het college heeft de hoogte van het pgb cijfermatig onderbouwd onder verwijzing naar (fwg 10 in) de cao VVT. De berekeningsmethodiek is toegelicht. Dat de cao VVT nadien is geactualiseerd, de lonen zijn geïndexeerd en fwg 10 is vervallen, doet aan die inzichtelijkheid niet af. Het college is niet verplicht het pgb-tarief te indexeren. Dat is alleen nodig als in de gemeentelijke verordening of in de verleende indicatie is aangegeven dat de tarieven geïndexeerd zullen worden of wanneer het pgb niet meer toereikend is. Geen van beide situaties doet zich in het geval van eiser voor. Met betrekking tot het toereikend zijn van het pgb verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 9.2.
Proceskostenvergoeding in bezwaar
11. Het college is naar het oordeel van de rechtbank terecht niet tot een proceskostenvergoeding van de kosten in bezwaar overgegaan. Een proceskostenvergoeding wordt uitsluitend op verzoek verstrektn
Zie artikel 7:15, tweede en derde lid, van de Awb.
12. Uit het voorgaande volgt dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank verklaart het beroep van eiser dan ook ongegrond.
12.1.Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.K.M. Bohnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 21 mei 2024
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.2.1, aanhef en onder a
Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit, door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.
Artikel 2.3.2
Het eerste lid bepaalt dat het college, in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger(s) dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uitvoert overeenkomstig het tweede tot en met het achtste lid.
Het tweede lid bepaalt dat een cliënt, voordat het onderzoek van start gaat, het college een persoonlijk plan kan overhandigen waarin hij zijn omstandigheden, zoals genoemd in deze bepaling, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen.
Ingevolge het vierde lid, voor zover hier van belang, onderzoekt het college
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt,
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen,
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen.
Het achtste lid bepaalt dat het college de ondersteuningsvrager een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek dient te verstrekken.
Artikel 2.3.6, vijfde lid, onderdeel a
Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren:
a. voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Een bestuursorgaan vergaart bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:15
Het tweede lid bepaalt dat de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Het derde lid bepaalt dat het verzoek wordt gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar.