Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/216659-22 en 16/091502-24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1962] te [geboorteplaats] (Nieuw Guinea),
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. van Dam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft mr. H.J. Oosterhagen gebruik gemaakt van het spreekrecht en namens [slachtoffer 2] heeft mr. P. van der Geest gebruik gemaakt van het spreekrecht.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in de zaak met parketnummer 16/216659-22 komt erop neer dat verdachte
feit 1 primair
in de periode tussen 1 juli 2022 tot en met 31 juli 2022 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
feit 1 subsidiair
in de periode tussen 1 juli 2022 tot en met 31 juli 2022 te [plaats] , terwijl hij toen als PIW-er werkzaam was in de penitentiaire inrichting [plaats] , ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die aan zijn zorg/waakzaamheid was toevertrouwd;
feit 2 primair
in de maand juni 2022 te [plaats] , terwijl hij toen als PIW-er werkzaam was in de penitentiaire inrichting [plaats] , [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen;
feit 2 subsidiair
in de maand juni 2022 te [plaats] , terwijl hij toen als PIW-er werkzaam was in de penitentiaire inrichting, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die aan zijn zorg/waakzaamheid was toevertrouwd.
De verdenking in de zaak met parketnummer 16/091502-24 komt erop neer dat verdachte
op 30 mei 2022 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer 3] heeft mishandeld.
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
In de zaak met parketnummer 16/216659-22 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle handelingen zoals onder 1 primair ten laste gelegd en aan het onder 2 primair ten laste gelegde.
De officier van justitie stelt dat de aangiften van aangeefsters betrouwbaar zijn en dat die worden ondersteund door de andere bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 16/091502-24 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling.
4.2 Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 16/216659-22 heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 gesteld dat niet alle ten laste gelegde handelingen bewezen kunnen worden verklaard en ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
In de zaak met parketnummer 16/091502-24 heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de aan verdachte ten laste gelegde mishandeling.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen in de zaak onder parketnummer 16/216659-22
n
Wanneer in de zaak met parketnummer 16/216659-22 wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 oktober 2022 (einddossier), onderzoeksnummer [..] , opgemaakt door de politie-eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 182 of die als bijlage zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 oktober 2022 (forensisch dossier), genummerd PL0900-2022224694 ( [....] ), opgemaakt door de politie-eenheid Midden-Nederland, pagina 1 tot en met 49.
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) was vanaf 24 mei 2022 gedetineerd in PI [plaats] .n
Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pagina 8. Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , pagina 12.
Het is voor een mij een hele rare situatie om aangifte te doen. Dit heb ik in mijn hele leven nog niet gedaan. Ik vind het spannend. Ik voel me zo machteloos in deze positie. Dat is mijn ding wat mij blokkeert. Ik wil hun geen pijn doen maar ik kan hun ook niet zo door laten gaan. Hoelang is dit al aan het doorgaan. Ik ga der voor.
In mijn hoofd ben ik heel bang om niet geloofd te worden. Ik ben bang voor politie en justitie. Ik vind dat het moet stoppen en daarom doe ik toch aangifte.
V: Waarvan doe je aangifte?
A: Van machtsmisbruik van een kwetsbare. Van mij in dit geval.
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte (voornaam)] (de rechtbank begrijp [verdachte] ) en [A (voornaam)] (de rechtbank begrijpt [A] ). Zij werken hier bij mij op de afdeling.
V: Waar heeft het strafbare feit plaatsgevonden?
A: Op de afdeling en hier boven. Ik weet niet hoe ze dat kamertje noemen. Een opslagkamer waar ze in Skypen.
V: In welke periode heeft dit strafbare feit plaatsgevonden?
A: Toen [A (voornaam)] op vakantie ging op 1 juli (de rechtbank begrijp 2022) begon het met [verdachte (voornaam)] .
Ik kan [verdachte (voornaam)] helemaal niet plaatsen in deze shit. Maar met hem is het wel het ergste gebeurd.
Strafbare feit [verdachte (voornaam)]
n
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , pagina 17.
V: Wat gebeurde er als eerste?
A: Ik denk aan de borsten. Dit was in mijn cel. Hij stond dan met zijn schouder tegen de deurpost aan en dan raakte hij mijn borsten aan en ik hem bij zijn kruis. Dit deed hij dan met één hand. Dit was met zijn linkerhand op mijn rechterborst. Hij ging onder mijn kleding op mijn blote huid.
[verdachte (voornaam)] zei dan van doe even. Hij deed zijn riem los en zijn broek open. Hij hing zijn ding eruit. Ik raakte hem dan aan op zijn blote penis. Als ik hem vast had dan was hij half zacht. Ik hield zijn penis met mijn duim en wijsvinger vast. Hij heeft mij een keer daar beneden gevoeld. Hij is niet met zijn hand in mij geweest, maar erop.
V: Hoe kon hij jou aanraken in jouw broek?
A: Mijn broek was los.
n
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , pagina 18.
V: De eerste keer dat jij hem pijpte, hoe ging dat?
A: Dat was in de cel. Hij had zijn broek open en binnen no time was dat klaar.
V: Hoe wist je dat je hem moest pijpen?
A: Dat zei hij. Meestal met doe ff.
V: Waar stond hij toen?
A: Ook in de deurpost van mijn cel.
V: Is hij ook klaargekomen?
A: Ja
V: De tweede keer dat jij hem pijpt, hoe ging dat?
A: Dat was boven in die kamer. Ik was met mijn dochter aan het bellen. In het weekend kon ik niet opwaarderen maar ik moest mijn dochter bellen. Hij zei van kom maar, bel maar boven. Ik kon mijn dochter bellen. [verdachte (voornaam)] bleef wachten. Hij stond met de rug tegen de deur aan. De deur was dicht. Daarna kwam hij naar mij toegelopen en maakte zijn broek weer los. Hij zei van doe weer even. Ik heb daarna zijn sperma uitgespuugd op de kerstboom die daar stond opgeslagen.
V: Je vertelde ook tijdens het informatieve gesprek dat hij een vibrator had meegenomen.
n
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , pagina 19.
A: Ik kreeg hem in mijn cel.
V: Zou je die vibrator kunnen omschrijven voor ons?
A: Het was een roze eitje. Er zat een afstandsbediening bij. Er zat een touwtje aan.
V: Wat gebeurde er met de vibrator?
A: Hij vroeg of ik hem wilde inbrengen maar dat lukt niet. Ik wou het eigenlijk allemaal niet doen met hem.
A: Hij deed een wattenstaafje erin en eruit. Hij liet ze bij mij liggen. Ik moest ze bewaren en hij vroeg er altijd naar. Hij heeft dat 2 of 3 keer gedaan. De laatste hebben jullie nu.
V: Waar gebeurde dat dan?
A: Altijd in mijn cel.
V: Wat deed jij dan?
A: Kijken
V: Ergens op een beelden zag ik dat jij met hem bij de deur staat en jij een dweil pakt?
A: Dat was voor het sperma. Ik weet niet meer van welk moment dat was. Ik denk dat het van het pijpen was.
V:Van wie dan?
A: Van [verdachte (voornaam)] .
Door verbalisant [verbalisant 1] zijn camerabeelden van penitentiaire inrichting [plaats] bekekenn
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 164. Proces-verbaal van bevindingen, pagina 160.
uur slachtoffer en VE komen samen aanlopen vanuit gang. Ze lopen naar de cel van slachtoffer.
n
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 166.
09:23:17 uur Slachtoffer loopt eerst de cel in. VE kijkt vervolgens om zich en gaat vervolgens de cel in. VE laat de deur op kier open.
09.24.25 uur Slachtoffer komt cel uit, VE ook. Slachtoffer haalt arm langs mond. Loopt wat zenuwachtig bij de deur heen en weer. VE blijft in deuropening staan. Slachtoffer en VE gaan weer cel in samen. VE doet de deur bijna dicht.
09.25.36 uur Slachtoffer komt de cel uit en doet deur helemaal open. Slachtoffer gaat weer cel in en komt vervolgens uit cel en loopt stukje de gang op.
09.26 uur Dan komt VE ook uit cel gelopen. Lopen samen op de gang wat heen en weer.
09.27.24 uur Slachtoffer en VE staan voor de deur van de cel lijkt, of ze aan het praten zijn.
09.27 uur Slachtoffer maakt zenuwachtige draaiende bewegingen met lichaam, armen en loopt iets wat heen en weer.
09.28.30 uur gaat slachtoffer de cel in. VE loopt achter slachtoffer aan de cel in, blijft aan binnenkant van de cel bij de deuropening staan.
09.30 uur Slachtoffer kijkt in de deuropening langs VE de gang in.
09.31 uur VE loopt de gang op. Slachtoffer staat in opening cel, loopt even later ook de gang op.
09.33.20 uur Komen samen weer aangelopen over de gang naar de cel. VE staat tegen muur naast de deur. Slachtoffer naast bij de deur. Lijken te praten. Slachtoffer beweegt handen heen en weer.
09.34 uur Slachtoffer gaat cel in, VE ook, blijft in deuropening staan.
09.35 uur VE loopt de cel uit de gang op.
09.36.49 uur Slachtoffer gaat cel uit loopt gang op andere zijde uit beeld.
09.37 uur Slachtoffer loopt richting cel met een dweil, begint in cel (bij de deuropening te dweilen)
09.38 uur Slachtoffer loopt de cel uit met de dweil.
Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft het volgende op de beelden van 23 juli 2022 te hebben waargenomenn
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 170.
12.28.17 uur VE opent de deur van de cel van slachtoffer. Slachtoffer loopt achter VE aan. Er loopt nog een bewaarder.
12.28.51 uur VE en slachtoffer lopen via de trap naar de eerste verdieping. Vervolgens door andere deur en niet meer op camera zichtbaar. Op de andere camera beelden is te zien dat de andere bewaarders de celdeuren van de andere cellen openen. Op dit moment zijn VE en slachtoffer al uit beeld.
12.51.28 uur Slachtoffer en VE komen vanaf de eerste verdieping naar de trap gelopen. Slachtoffer loopt voorop.
Op 4 augustus 2022 heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] verklaren daarover het volgende.
Van [C] kregen wij een zakje met daarin wattenstaven. Wij zagen dat er op
de watten van de wattenstaven een rood/bruine kleur zat.
Samenvatting
n
Proces-verbaal forensisch onderzoek, pagina 7.
Sporendragers
Goednummer PL0900-2022224694-3027460
SIN AAPZ0003NL
Object Wattenstaafje
Bijzonderheden Uit cel slachtoffer.
n
Proces-verbaal forensisch onderzoek, pagina 8.
Op 29 augustus 2022 is celmateriaal (SIN: WAAW6863NL) van verdachte afgenomen.n
Proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal, pagina 24 en 25.
Uit een op 8 september 2022 gedateerd NFI-rapport, opgemaakt door ing. [B] , werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, blijkt, voor zover van belang, het volgende.
Wattenstaafje AAPZ003NL
n
Rapport NFI, pagina 42.
Het onderzoeksmateriaal betreft twee wattenstaven. Op beide wattenstaven is op één van de koppen en op een deel van beide staafje bevuiling zichtbaar. Hierbij is op de bevuilde koppen bloed aangetroffen en is geen bloed aangetroffen op de tegenoverliggende koppen. De wattenstaafkoppen met bloed zijn afzonderlijk als AAPZ003NL#01 en #02 veiliggesteld voor DNA- en RNA-onderzoek.
DNA-onderzoek
Het volgend referentiemateriaal is onderworpen aan DNA-onderzoek: SIN WAAW6863NL.
Resultaten, interpretaties en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
n
Rapport NFI, pagina 43.
SIN (omschrijving) |
DNA kan afkomstig zijn van |
Bewijskracht |
AAPZ003NL#01 en #02 (wattenstaafkoppen met bloed |
één man - verdachte [verdachte] |
- meer dan 1 miljard |
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
n
Rapport NFI, pagina 44.
AAPZ003NL#01 en #02 (wattenstaafkoppen met bloed)
DNA-profielen AAPZ003NL#01 en #02 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.
Op 29 augustus 2022 is verdachte gehoord door de politie. Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard (waarbij V: staat voor vraag verbalisant en A: voor antwoord verdachte).
Zaak [slachtoffer 1]
n
Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 79.
A: Ik heb haar dingen toegestaan die volgens de regels niet kunnen waardoor zij een voorkeurspositie kreeg bij mij.
A: Ik liet haar deur open, ik regelde dingen voor haar, ik liet haar bellen op onze kosten.
A: Ik heb een tril ei voor gekocht, een speeltje.
A: Een eitje met een afstandsbediening. Die breng je in de vagina en zet je aan en daar kom je dan op klaar.
A: Het is begonnen dat zij aan mij vroeg of ze op een bepaalde dag mocht invallen op een plekje om te reinigen. Dat vond ik goed en dat is goed bevallen. Op een gegeven moment waren we aan het praten, ik samen met een collega. We waren haar een beetje zat, hij deed een theedoek oprollen en deed dit pats tegen haar kont aan. Ze zei “oeh dat vind ik wel prettig”. Later ben ik haar daarin gaan opzoeken. Ik vond dat op de een of andere manier wel spannend. We zijn een beetje aan de praat geraakt daarover. Uit dat verhaal heb ik toen dat tril ei voor haar gekocht. Die heb ik haar gegeven.
A: Ik wilde er wel meer van weten, waarom ze daar opgewonden van raakte. Het prikkelde mij. Maar ik wist toen niet van mijn seksverslaving.
n
Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 82.
V: Wanneer heb je het gekocht?
A: Ergens begin juli 2022.
n
Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 83.
V: Welk moment heb je dit aan haar gegeven?
A: Volgens mij op een ochtend.
V: Waar was zij?
A: In haar cel en ik buiten haar cel.
n
Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 84.
Op 30 augustus 2022 is verdachte gehoord door de politie. Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard (waarbij V: staat voor vraag verbalisant en A: voor antwoord verdachte).
V: Wat spookt er door je hoofd?
n
Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 92.
A: Het hele verhaal. Er waren ook wel wat dingetjes die ik aangevuld zou willen hebben. Verder over het verhaal met de kerstboom. Ik heb er over na zitten denken. Er zit inderdaad DNA van mij daar. Na het bellen heeft ze mij de telefoon gegeven. Door de verbazing heb ik mijn lul uit mijn broek gehaald en heeft ze mij gepijpt en heeft ze het zaad uitgespuugd over de kerstboom. Over de zak.
V: Waar in die ruimte heeft ze jou gepijpt?
A: Bij de deur, waar ik stond.
A: Ik stond bij de deur, met mijn rug naast de deur.
n
Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 94.
Op 23 augustus 2022 doet [slachtoffer 2] aangifte van seksueel misbruik.n
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , pagina 25.
V: Vorige week wilde je niet met ons in gesprek. Wat maakt het dat je dat nu wel wil?
A: Ik heb er goed over nagedacht. Ik ben geen fan van de politie. Ik heb moeite om dit soort dingen te bespreken. Ik wil niet voor leugenaar worden uitgemaakt. Ik denk alleen hoe kun je onderzoek doen naar woorden die gezegd zijn. Het was al een rot week.
A: Ik wil aangifte doen.
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: [verdachte (voornaam)] , hij is PIW-er.
V: Wat is het doel met het doen van aangifte?
A: Rechtvaardigheid en voor de andere meiden. Dat andere meiden weten dat ze niet bang hoeven te zijn om de stap te maken en te praten over wat er is gebeurd.
n
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , pagina 27.
V: Wanneer is het gebeurd?
A: In de tweede week dat ik hier was.
A: Ik ben hier 9 juni gekomen.
O: Verbalisant kijkt in de agenda en benoemd met de omschrijving van [slachtoffer 2 (voornaam)] , de week van 20 juni.
V: Waar is het gebeurd?
A: In mijn cel en ook onderweg naar de luchtplaats.
V: Welke seksuele handelingen hebben er plaatsgevonden?
A: Ongepaste aanrakingen van borsten en billen en ook ongepaste woorden.
V: Je vertelde dat je ruzie met je vriend had en terug ging naar je cel.
V: Hoe voelde jij je na het gesprek?
A: Ik was heel erg boos, liep naar mijn cel en barstte in tranen uit. Als ik huil ben ik vaak lichtelijk in paniek. Ik ging van links naar rechts lopen. Ineens stond [verdachte (voornaam)] daar. Ik denk dat hij stopte omdat ik aan het huilen was. Hij was bij mijn cel gaan staan. Hij stond bij mijn deur, tegen het randje van het opstapje voor de cel. Hij zei “Wat is er aan de hand meissie?” Zijn lichaamshouding was apart. Hij ging heel nonchalant staan.
In tranen en overstuur legde ik uit dat ik bang was dat mijn ex weer aan de drugs zou zitten en dat ik bang was dat mijn kind ergens naar toe zou gaan of dat mijn kind drugs zou krijgen. Hij zei dat het wel een spoedgeval was. Hij zette een stap mijn cel in en ging met beide handen in de richting van allebei mijn borsten. Hij pakte ze van voor, onder mijn borsten vast alsof hij ze aan het bekijken was. Hij zei “jij hebt echt lekkere tieten”, terwijl hij mijn borsten vast had. Daarna zei hij dat hij naar [D (voornaam)] toe ging om het te melden.
V: Deed hij nog iets met zijn handen toen hij jouw borsten vast pakte?
A: Nee, hij kneep niet of iets. Wel stevig pakte hij ze vast.
V: Hoelang duurde dat denk je?
A: Ik denk 2 a 3 seconden alles bij elkaar. Hij duwde dus met allebei zijn handen mijn borsten bij elkaar naar elkaar toe. Het ging in een vlotte beweging. Mijn mind explodeerde op dat moment.
V: Hoe stond jij op dat moment?
n
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , pagina 30.
A: Ik was eerst overstuur. Ik sprak veel met mijn handen. Ik stond voor het toilet gedeelte, daardoor stond ik dicht bij hem. Hij stond voor hem 1 grote stap van mij verwijderd.
V: Het aanraken van jouw borsten was dat op de blote huid of op de kleding?
A: Op de kleding.
V: Hoe voelde jij je daarna?
A: Ik was gedesoriënteerd en in de war. Hij was even weg en kwam na een minuut terug en hij zei toen “Kom mee dan gaan we naar [D (voornaam)] , hij kan je verder helpen”.
V: Dit was de eerste keer dat het gebeurde met [verdachte (voornaam)] , heb je hem daarna nog met hem er over gesproken?
A: Nee. Alleen later dat ik zei dat ik het niet fijn vond dat hij mij aanraakte.
V: In hoeverre heeft [verdachte (voornaam)] je nog een keer vaker aangeraakt?
A: Alleen bij mijn billen.
V: Hoe ging dat?
A: Op dat moment waren er weet ik hoeveel meiden bij. Ik had een zwarte legging aan. Dat was een tiktok legging, die je bil mooier doet doen lijken. Ik zou die dag gaan sporten. We gingen met z’n allen naar buiten toe, aan het begin bij de eerste deur van onze afdeling wordt het heel erg druk, hij stond dan in de eerste deuropening want die moet worden opengemaakt door de PIW-ers. Dat was de eerste keer dat ik een aanraking voelde op mijn bil, ik keek om en zag hem grijnzen. Ik vond het gewoon apart, want hoe flik je dat.
V: Wat deed hij dan precies?
A: Het was zijn rechter hand want zijn linker hand zag ik. Hij gaf een pets, geen knijp of iets. Dan keek ik om en zag ik een grijns waardoor ik dacht; dat was hij.
V: Is dat vaker gebeurd?
n
Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , pagina 31.
A: Het bij een tweede deur ook een keer gebeurd, ik liep achteraan en liep hij als
laatste naar binnen en toen zei hij in mijn oor “Je hebt een lekker strak kontje”.
V: Dus hij heeft twee keer jouw billen aangeraakt?
A: Ja. En een keer mijn borsten. Daarna zei ik tegen hem, drie a twee dagen nadat hij mijn billen had aangeraakt, dat ik het niet leuk vond.
V: Wat zei hij toen?
A: Hij zei toen “oh oh oke” en half grijnzend, hij zei daarna: “Je hoeft mij maar een half uur te pijpen dan mag je je cel uit”.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader zedenzaken
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen de aangeefster en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd.
Alleen een betrouwbare verklaring van een aangeefster kan als uitgangspunt dienen voor de verdere beoordeling van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. Bij de beoordeling van een verklaring op haar betrouwbaarheid gaat het onder andere om consistentie, authenticiteit, spontaniteit en tot slot waargenomen emoties.
Gelet op het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is alleen de verklaring van de aangeefster, zelfs als die betrouwbaar is, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van de aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat niet is vereist dat de gedragingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Enkel een de auditu verklaring (zijnde een verklaring ‘van horen zeggen’) levert op zichzelf onvoldoende steunbewijs op. Wél kan een verklaring van een getuige die (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezen verklaarde. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1] en steunbewijs
De eerste vraag is of de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] betrouwbaar is.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer 1] consistent en authentiek is. [slachtoffer 1] heeft meerdere verklaringen afgelegd over het ten laste gelegde. Op 4 augustus 2022 heeft een informatief gesprek zeden plaatsgevonden waar zij voor het eerst tegenover de politie heeft verklaard over de seksuele handelingen die zouden zijn voorgevallen. Op 11 augustus 2022 heeft [slachtoffer 1] aangifte tegen verdachte gedaan. [slachtoffer 1] verklaart uitvoerig en gedetailleerd over de seksuele gedragingen die met verdachte zijn voorgevallen.
Alles bij elkaar heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] en de rechtbank zal deze dan ook voor het bewijs gebruiken.
Haar verklaring wordt verder op essentiële punten ondersteund door ander bewijs in het dossier. Verdachte erkent dat [slachtoffer 1] hem heeft gepijpt en dat hij haar een tril ei heeft gegeven. Ook is DNA-materiaal van verdachte aangetroffen op precies die plek waar [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij het sperma van verdachte heeft uitgespuugd. Op camerabeelden is tot slot te zien dat verdachte en aangeefster naar de eerste verdieping lopen en vervolgens 30 minuten uit beeld blijven. Ook is op de camerabeelden te zien dat aangeefster bij de ingang van haar cel aan het dweilen is nadat verdachte en [slachtoffer 1] samen in haar cel geweest zijn.
Hieruit volgt dat de verklaring van [slachtoffer 1] op zeer essentiële delen wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Gelet hierop heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan wat [slachtoffer 1] voor het overige heeft verklaard, ook niet voor wat betreft het betasten van de borsten van [slachtoffer 1] , het kussen van de borsten van [slachtoffer 1] en het brengen door verdachte van een wattenstaafje in zijn geslachtdeel en het door [slachtoffer 1] aanraken van zijn geslachtsdeel.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 2] uitvoerig, consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen en gedragingen van verdachte.
Daarbij is [slachtoffer 2] vanaf het begin eerlijk over de moeite die het haar kost om te praten over wat er is gebeurd, waarbij zij tegelijkertijd ook volmondig erkent geen fan van de politie te zijn. Ondanks deze weerstand bij [slachtoffer 2] doet zij aangifte tegen verdachte en vertelt zij gedetailleerd en specifiek over wat er is gebeurd, waar verdachte haar heeft aangeraakt, wat eraan vooraf is gegaan en op welke plek dit is gebeurd. Daarbij beperkt zij zich in haar verklaring tot het noodzakelijke; zij overdrijft niet in wat er is gebeurd en is zich bewust van het feit dat hiervan geen getuigen zijn. Tot slot is opvallend, ook gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] , dat [slachtoffer 2] het heeft over de opmerking van verdachte over het pijpen en dat zij daarna haar cel uit mag.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 2] een consistente verklaring heeft afgelegd en de rechtbank vindt haar verklaring voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank zal haar verklaring daarom als uitgangspunt nemen voor de verdere beoordeling.
Steunbewijs aangifte [slachtoffer 2] (schakelbewijs)
De rechtbank stelt vast dat het dossier – indien geen gebruik wordt gemaakt van schakelbewijs – geen bewijsmiddelen bevat die voldoende steun bieden aan de aangifte van [slachtoffer 2] . De rechtbank is verder, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de emoties die door de politie zijn waargenomen bij [slachtoffer 2] tijdens de verhoren in dit geval niet als steunbewijs kunnen dienen. [slachtoffer 2] heeft immers niet direct na de strafbare feiten een verklaring afgelegd, terwijl uit het hiervoor opgenomen juridisch kader volgt dat alleen emoties die ten tijde van het strafbare feit of vlak erna worden waargenomen als steunbewijs kunnen dienen.
Als er onvoldoende steunbewijs is dat een verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd, dan kunnen de feiten soms met zogenoemd schakelbewijs toch bewezen worden. Bij schakel-bewijs wordt voor de bewezenverklaring gebruik gemaakt van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs. De manier waarop de feiten zijn gepleegd moet dus zodanig overeenkomen dat (bijvoorbeeld) de verklaring van het ene veronderstelde slachtoffer als steunbewijs voor het andere feit kan dienen. Het moet daarbij gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende modus operandi kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Daarbij kan het bewijs in verschillende zaken over en weer redengevend worden geacht, zelfs als geen enkel feit afzonderlijk - dus los van de schakelbewijsconstructie - wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank stelt vast dat het handelen van verdachte in de zaak van [slachtoffer 2] op essentiële punten overeenkomt en kenmerkende gelijkenissen vertoont met het handelen van verdachte in de zaak van [slachtoffer 1] . Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] waren op het moment dat het gebeurde op hun kwetsbaarst; [slachtoffer 1] had net gebeld met haar dochter en [slachtoffer 2] was verdrietig en overstuur in haar cel nadat zij kort daarvoor had gebeld met haar ex-vriend. Daarnaast bevonden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zich met verdachte in een kleine ruimte, zonder camera’s. Zo was [slachtoffer 1] met verdachte in een klein kamertje of in haar cel en was [slachtoffer 2] in haar cel toen verdachte langskwam. Ook is het in beide gevallen begonnen met het betasten/aanraken van de borsten van de aangeefsters, waarna verdachte tegenover [slachtoffer 1] steeds verder is gegaan. Tot slot kampte verdachte in de periode van de tenlastegelegde feiten naar eigen zeggen met een seksverslaving.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen elkaar over en weer ondersteunen, omdat uit die verklaringen blijkt dat de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen zijn begaan op essentiële punten met elkaar overeenkomen.
De rechtbank zal de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dan ook over en weer gebruiken als steunbewijs voor de ten laste gelegde feiten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verklaring van [slachtoffer 1] al in meer dan voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijs.
Conclusie ten aanzien van [slachtoffer 1]
De rechtbank acht alle tenlastegelegde handelingen, met uitzondering van het aftrekken, wettig en overtuigend bewezen. [slachtoffer 1] verklaart immers over het door verdachte zelf inbrengen van wattenstaafjes in zijn geslachtsdeel in haar bijzijn, niet over aftrekken van hem. Het gaat daarbij ook om ontuchtige handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het pijpen van verdachte door [slachtoffer 1] en het door haar laten inbrengen van het tril ei in haar vagina, waarbij hij de beschikking had over de afstandsbediening van het tril ei.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte [slachtoffer 1] gedwongen tot het plegen, ondergaan of dulden van de ontuchtige handelingen door middel van een of meer andere feitelijkheden. De dwang in deze zaak bestaat uit het misbruik maken van zijn machtspositie op [slachtoffer 1] voortvloeiende uit zijn werk als PIW-er en uit het onverhoedse karakter van zijn handelingen, waardoor [slachtoffer 1] werd overvallen door zijn handelen en zich daartegen ook niet kon verzetten. [slachtoffer 1] bevond zich ofwel in haar cel of in een telefoonhok, waarbij verdachte zich voor de ingang dan wel voor de deur had gepositioneerd.
De rechtbank acht dan ook het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie ten aanzien van [slachtoffer 2]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de gedragingen als genoemd in de aangifte hebben plaatsgevonden.
Verdachte heeft ook [slachtoffer 2] gedwongen tot het ondergaan of dulden van de ontuchtige handelingen door middel van een of meer andere feitelijkheden.
De dwang in deze zaak bestaat uit het misbruik maken van zijn machtspositie op [slachtoffer 2] voortvloeiende uit zijn werk als PIW-er en uit het onverhoedse karakter van zijn handelingen, waardoor [slachtoffer 2] werd overvallen door zijn handelen en zich daartegen ook niet kon verzetten. [slachtoffer 2] bevond zich in haar cel.
In de zaak met parketnummer 16/091502-24
Bewijsmiddelen
n
Wanneer in de zaak met parketnummer 16/091502-24 wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 december 2023, registratienummer PL0900-20233384559, opgemaakt door de politie-eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 78.
Op 13 oktober 2023 doet [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) aangifte van mishandeling.n
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 6.
Ik heb in de penitentiaire inrichting [plaats] gedetineerd gezeten. Op 30 mei 2022 bevond ik mij in de teamkamer van de afdeling. In de teamkamer bevonden zich de volgende penitentiaire inrichting medewerkers: [E (voornaam)] , [verdachte (voornaam)] en [F (voornaam)] . Het volgende moment zag en voelde ik dat [verdachte (voornaam)] mij met zijn vermoedelijk rechterhand ruw en met kracht om mijn nek pakte en zijn linkerhand om mijn linker schouderkop. Het volgende moment zag en voelde ik dat [verdachte (voornaam)] mij met kracht naar voren duwde.n
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 7. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 8.
Op een overzicht van de medische gegevens van [slachtoffer 3] van 28 augustus 2023 blijkt dat zij op 3 juni 2022 is onderzocht.n
Bijlage bij proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , medische gegevens, pagina 11.
Op 4 november 2023 is [E] als getuige gehoord.n
Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 54.
Op een gegeven moment zit op die teamkamer met [verdachte (voornaam)] en [A] . Op een gegeven moment verschijnt [slachtoffer 3 (voornaam)] (de rechtbank begrijpt aangeefster) bij de deur van de afdeling. Op dat moment riep ik: “ [slachtoffer 3 (voornaam)] , kom maar even hierheen”. En dan komt [verdachte (voornaam)] in het spel. Waarop [verdachte (voornaam)] opstond, [slachtoffer 3 (voornaam)] bij haar beide bovenarmen/schouders greep. Hij benaderde haar van achter. Hij greep haar niet zachtzinnig en vervolgens de ruimte uitduwde. Het verbaasde mij, de manier van handelen. Het hoeft niet zo!n
Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 56.
Bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich op 30 mei 2022 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 3] .
In de zaak met parketnummer 16/216659-22 acht de rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
in de periode tussen 1 juli 2022 tot en met 31 juli 2022 te [plaats] door feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte, meermalen, (telkens)
- zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht/gehouden en
- zijn geslachtsdeel aan die [slachtoffer 1] getoond en door die [slachtoffer 1] laten aanraken en vasthouden en
- (daarbij) die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "doe effe", en
- een vibrator aan die [slachtoffer 1] aangeboden, met het verzoek/doel die vibrator in de vagina van die [slachtoffer 1] in te brengen en
- de borsten en vagina van die [slachtoffer 1] betast en aangeraakt en
- de borsten van die [slachtoffer 1] gekust/gelikt en
- een wattenstaafje in zijn geslachtsdeel gebracht en (vervolgens) dat wattenstaafje aan die [slachtoffer 1] aangeboden
en bestaande die feitelijkheden hieruit dat verdachte, in zijn hoedanigheid als medewerker/PIW-er in de penitentiaire inrichting, alwaar die [slachtoffer 1] gedetineerd zat,
- misbruik heeft gemaakt van zijn feitelijke overwicht/machtspositie op die [slachtoffer 1] , voortvloeiende uit zijn werk als PIW-er en
- die [slachtoffer 1] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie heeft gebracht en/of gehouden, door in de ingang te gaan staan en/of een deur af te sluiten van de cel en/of (telefoon) hok/ruimte alwaar die [slachtoffer 1] zich bevond en
- aldus een zodanige psychische druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer 1] geen weerstand kon bieden;
feit 2 primair
op tijdstippen in de maand juni 2022 te [plaats] , terwijl hij toen als PIW-er werkzaam was in de penitentiaire inrichting alwaar [slachtoffer 2] gedetineerd zat, door een feitelijkheid die [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte meermalen,
- met beide handen de borsten van die [slachtoffer 2] betast en/of aangeraakt en
- dicht tegen die [slachtoffer 2] (aan)gestaan en vervolgens op de billen geslagen en/of de billen van die [slachtoffer 2] betast en/of aangeraakt en
- die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: “”Lekker strak kontje” en/of “Je hoeft me maar een half uur te pijpen en dan staat je cel langer open”,
en bestaande die feitelijkheden uit het
- plotseling en/of onverhoeds uitvoeren van boven genoemde handelingen en
- misbruik maken van zijn fysieke en/of feitelijke overwicht/machtspositie op die [slachtoffer 2] , voortvloeiende uit zijn werk als PIW-er en
- brengen en/of houden van die [slachtoffer 2] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie, door in de ingang te gaan staan van de cel/ruimte alwaar die [slachtoffer 2] zich bevond en
- doen opleveren van een (aldus) zodanige psychische druk, dat die [slachtoffer 2] geen weerstand kon bieden en/of hier tegen geen verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken.
In de zaak met parketnummer 16/091502-24 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 30 mei 2022 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] met kracht bij haar nek en/of schouders vast te pakken en/of haar te duwen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
in de zaak met parketnummer 16/216659-22
feit 1 primair
verkrachting, meermalen gepleegd,
feit 2 primair
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd,
in de zaak met parketnummer 16/091502-24
mishandeling.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte voor de duur van vijf jaar een beroepsverbod op te leggen en dit verbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de eis van 4 jaar gevangenisstraf te hoog is. Verdachte is 62 jaar oud. Hij wil nog wel even werken en dan met pensioen gaan. Als de eis wordt gevolgd zou hij tot aan zijn pensioen in de gevangenis zitten. Gelet op de leeftijd van verdachte is een straf gelijk aan het aantal dagen dat hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten, te weten drie dagen, met daarbij een taakstraf passender.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft [slachtoffer 1] meermalen verkracht, hij heeft [slachtoffer 2] meermalen aangerand en tot slot heeft hij [slachtoffer 3] mishandeld. Verdachte heeft deze feiten begaan tijdens en in de uitoefening van zijn werkzaamheden als PIW-er binnen de penitentiaire inrichting [plaats] , een justitiële inrichting waar alleen vrouwelijke gedetineerden verblijven. De drie slachtoffers waren aan zijn zorg / waakzaamheid toevertrouwd en van hem afhankelijk. Verdachte heeft van deze kwetsbaarheid en afhankelijkheid op grove wijze misbruik gemaakt. In plaats van ervoor te zorgen dat deze vrouwen zich veilig voelden, heeft hij twee van hen gebruikt voor de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Een andere vrouw is door hem mishandeld, waarbij hij zodanig hardhandig te werk ging dat zij daardoor veel pijn aan haar schouder had. Verdachte heeft met zijn handelen op onaanvaardbare wijze misbruik gemaakt van de aan hem door de overheid toegekende taken. Ook heeft verdachte met zijn handelen de beroepsgroep in een kwaad daglicht gesteld. Het is te danken aan aangeefsters die ondanks het gevoel te hebben niet te worden geloofd toch aangifte tegen verdachte hebben gedaan waardoor het handelen van verdachte de buitenwereld heeft bereikt. Uit de aangiften en de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen wordt duidelijk hoeveel impact het handelen van verdachte heeft gehad en nog steeds heeft, mede door de omgeving waarin het heeft plaatsgevonden.
Persoon van verdachte
Uit een op 8 oktober 2024 gedagtekend uittreksel van het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 1 mei 2024. Daarin staat, voor zover van belang, dat ten tijde van de verdenking de leefgebieden psychosociaal functioneren en dagbesteding direct delictgerelateerde factoren waren. Verdachte zat ten tijde van de verdenkingen niet goed in zijn vel; er was sprake van een toenemende frustratie ten aanzien van zijn werk bij [.] en verdachte was niet in staat om hier op adequate wijze mee om te gaan. Ten tijde van de verdenkingen speelden ontoereikende probleemoplossingsvaardigheden en inadequate copingmechanismen een rol. Verdachte heeft zich vrijwel direct na het aan het licht komen van de eerste verdenking aangemeld bij [instelling] . Deze behandeling bevindt zich in een afrondende fase en er is ogenschijnlijk geen sprake meer van seks als coping. De reclassering schat de kans op recidive in als laag. Bij een veroordeling is het advies een straf zonder bijzondere voorwaarden. Interventies of toezicht worden niet nodig bevonden. Er worden geen zwaarwegende contra-indicaties gezien voor een gevangenisstraf, een taakstraf of een financiële sanctie.
Straf
Naar het oordeel van de rechtbank maken de aard en de ernst van de door verdachte begane strafbare feiten dat met geen andere straf kan worden volstaan dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een straf gelijk aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft gezeten met daarnaast een taakstraf, zoals door de verdediging is bepleit, doet geen recht aan hetgeen waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt.
Bij de bepaling van de duur van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten, begaan tegen zeer kwetsbare slachtoffers, waarvoor hij de zorg voor/waakzaamheid over had. Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat betrokken dat verdachte een senior-functie had en daarmee een voorbeeldfunctie bij de penitentiaire inrichting, ook naar jongere PIW-ers. Tot slot wil de rechtbank een signaal afgeven, ook naar de samenleving toe ter voorkoming van dit soort delicten, dat dit soort machtsmisbruik volstrekt ontoelaatbaar is.
De rechtbank zal aan verdachte een straf opleggen conform de eis van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beroepsverbod
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten begaan in de uitoefening van zijn beroep. Gelet op de aard van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zal de rechtbank om het gevaar in te perken dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van soortgelijke strafbare feiten (en dan met name het element van machtsmisbruik) en ter bescherming van een van verdachte afhankelijke groep mensen (gedetineerden), tevens het beroepsverbod aan verdachte opleggen tot het uitoefenen van het beroep van Penitentaire Inrichtings Werker dan wel anderszins medewerker in een penitentiaire inrichting. Deze bijkomende straf wordt opgelegd voor een termijn van 6 jaar. Dat is een jaar langer dan door de officier van justitie is gevorderd. De reden daarvoor is dat de wet voorschrijft dat deze straf minimaal twee jaar langer dient te duren dan de opgelegde gevangenisstraf.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd ziet de rechtbank geen mogelijkheid
het beroepsverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
9 BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en zij vordert een bedrag van € 8.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en een bedrag van € 1.042,- aan proceskosten, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en zij vordert een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en zij vordert een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en een bedrag van € 1.042,- aan proceskosten, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen in zijn geheel toewijsbaar zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om gezien de voor deze feiten gevorderde vrijspraak de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen. De vordering van [slachtoffer 1] dient te worden gematigd gelet op wat bewezen verklaard kan worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek benadeelde partijen recht hebben op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade, indien zij ten gevolge van de strafbare feiten letsel hebben opgelopen, in hun eer of goede naam zijn geschaad of op andere wijze in hun persoon zijn aangetast. Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan.
Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Vordering [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is in de zaak met parketnummer 16/216659-22 voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde schade heeft geleden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de geschonden norm meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor haar zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Op grond van het strafdossier, de onderbouwing van de hoogte van de vordering en gelet op de hoogte van toegewezen bedragen in, voor zover mogelijk, vergelijkbare zaken, zal de rechtbank de schade naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 8.500,- vaststellen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 juli 2022 tot aan de dag van volledige betaling.
Proceskostenveroordeling
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de proceskosten van de benadeelde partij worden vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief en ziet in deze zaak geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank hanteert om die reden het liquidatietarief van 1 februari 2024. De kosten worden naar maatstaven van billijkheid gesteld op twee punten van het liquidatietarief (te weten 1 voor het opstellen van de vordering en 1 voor het bijwonen van de zitting), en worden – met inachtneming van de omvang van het toe te wijzen schadebedrag – daarom begroot op in totaal € 1.042,-.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 8.500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 77 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is in de zaak met parketnummer 16/216659-22 voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde schade heeft geleden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de geschonden norm meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor haar zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Op grond van het strafdossier, de onderbouwing van de hoogte van de vordering en gelet op de hoogte van toegewezen bedragen in, voor zover mogelijk, vergelijkbare zaken, oordeelt de rechtbank een bedrag van € 1.500,- billijk en zal de schade op dat bedrag vaststellen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 juni 2022 tot aan de dag van volledige betaling. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Proceskostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering [slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is in de zaak met parketnummer 16/091502-24 voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 3] door de mishandeling immateriële schade heeft geleden in de vorm van lichamelijk letsel. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij blijkt dat door het handelen van verdachte angst, letsel en pijn is veroorzaakt bij haar. Op basis van de omstandigheden van het geval, de onderbouwing van de vordering en de bedragen die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, wordt de te vergoeden immateriële schade naar billijkheid vastgesteld op € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2022 tot aan de dag van volledige betaling.
Proceskostenveroordeling
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de proceskosten van de benadeelde partij worden vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief en ziet in deze zaak geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank hanteert om die reden het liquidatietarief van 1 februari 2024. De kosten worden naar maatstaven van billijkheid gesteld op twee punten van het liquidatietarief (te weten 1 voor het opstellen van de vordering en 1 voor het bijwonen van de zitting), en worden – met inachtneming van de omvang van het toe te wijzen schadebedrag – daarom begroot op in totaal € 1.042,-.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
(hierna: ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en zij vordert een bedrag van € 8.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en een bedrag van € 1.021,- aan proceskosten, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 1]
(hierna: ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en zij vordert een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2]
(hierna: ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en zij vordert een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en een bedrag van € 1.021,- aan proceskosten, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 3]
De beslissing berust op de artikelen 28, 29, 31, 36f, 57, 242, 246 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart in de zaak met parketnummer 16/216659-22 het onder 1 primair en het onder 2
primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart in de zaak met parketnummer 16/091502-24 het ten laste gelegde bewezen zoals
hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16/216659-22 onder 1 primair en onder
2 primair en het in de zaak met parketnummer 16/091502-24 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
.
Strafbaarheid
Verklaart in de zaak met parketnummer 16/216659-22 het onder 1 primair en het onder 2
primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is
vermeld.
Verklaart in de zaak met parketnummer 16/091502-24 het bewezen verklaarde strafbaar
en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16/216659-22 onder 1 primair en onder
2 primair en het in de zaak met parketnummer 16/091502-24 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Oplegging straffen
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal
worden gebracht.
Ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep als Penitentiair Inrichtings
Werker dan wel anderszins als medewerker van een penitentiaire inrichting voor de duur van
6 jaren.
Benadeelde partijen
Vordering [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 8.500,-, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2022 tot aan de dag van volledige betaling.
Veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 1.042,-.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 8.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 77 dagen gijzeling;
Bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.500,- bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot aan de dag van volledige betaling.
Verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
Bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering [slachtoffer 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.000,- bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2022 tot aan de dag van volledige betaling.
Veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 1.042,-.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
Bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mr. D. Riani el Achhab en mr. J.H.C. van Ginhoven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2024.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
In de zaak met parketnummer 16/216659-22 wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode tussen 1 juli 2022 tot en met 31 juli 2022 te [plaats] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
immers heeft verdachte, meermalen, althans eenmaal (telkens)
- zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht/gehouden en/of
- zich ten overstaan van die [slachtoffer 1] afgetrokken en/of
- zijn geslachtsdeel aan die [slachtoffer 1] getoond en/of door die [slachtoffer 1] laten aanraken en/of vasthouden en/of
- zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "doe effe", althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- een vibrator aan die [slachtoffer 1] aangeboden, met het verzoek/doel die vibrator in de vagina van die [slachtoffer 1] in te brengen en/of
- de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 1] , althans schaamstreek betast en/of aangeraakt en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] gekust/gelikt en/of
- een wattenstaafje in zijn geslachtsdeel gebracht en/of (vervolgens) dat wattenstaafje aan die [slachtoffer 1] aangeboden (met het verzoek/doel dat wattenstaafje door die [slachtoffer 1] af te laten aflikken),
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte, in zijn hoedanigheid als medewerker/PIW-er in de penitentiaire inrichting, alwaar die [slachtoffer 1] gedetineerd zat/was,
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of feitelijke overwicht/machtspositie op die [slachtoffer 1] , voortvloeiende uit zijn werk als PIW-er en/of
- die [slachtoffer 1] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie heeft gebracht en/of gehouden, door in de ingang te gaan staan en/of een deur af te sluiten van de cel en/of (telefoon) hok/ruimte alwaar die [slachtoffer 1] zich bevond en/of
- ( aldus) een zodanige psychische druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer 1] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer 1] verdachte niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op een of meer tijdstippenn gelegen in de periode tussen 1 juli 2022 tot en met 31 juli 2022 te [plaats] , terwijl hij toen als PIW-er werkzaam was in de penitentiaire inrichting, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] ,
die zich als gedetineerde aan verdachtes zorg en/of waakzaamheid had toevertrouwd,
immers heeft verdachte, meermalen, althans eenmaal (telkens)
- zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht/gehouden en/of
- zich ten overstaan van die [slachtoffer 1] afgetrokken en/of
- zijn geslachtsdeel aan die [slachtoffer 1] getoond en/of door die [slachtoffer 1] laten aanraken en/of vasthouden en/of
- zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "doe effe", althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- een vibrator aan die [slachtoffer 1] aangeboden, met het verzoek/doel die vibrator in de vagina van die [slachtoffer 1] in te brengen en/of
- de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 1] , althans schaamstreek betast en/of aangeraakt en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] gekust/gelikt en/of
- een wattenstaafje in zijn geslachtsdeel gebracht en/of (vervolgens) dat wattenstaafje aan die [slachtoffer 1] aangeboden (met het verzoek/doel dat wattenstaafje door die [slachtoffer 1] af te laten aflikken;
( art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
feit 2
hij op een of meer tijdstippen in de maand juni 2022 te [plaats] , terwijl hij toen als PIW-er werkzaam was in de penitentiaire inrichting alwaar [slachtoffer 2] gedetineerd zat/was,
door geweld en of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid die [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
immers heeft/is verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens)
- met beide handen de borst(en) van die [slachtoffer 2] betast en/of aangeraakt en/of
- dicht tegen die [slachtoffer 2] (aan)gestaan en/of (vervolgens) op de bil(len) geslagen en/of de bil(len) van die [slachtoffer 2] betast en/of aangeraakt en/of
- die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: “”lekker strak kontje” en/of “je hoeft me maar een half uur te pijpen en dan staat je cel langer open”, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
en bestaande dat geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) uit het
- plotseling en/of onverhoeds uitvoeren van boven genoemde handelingen en/of
- misbruik maken van zijn fysieke en/of feitelijke overwicht/machtspositie op die [slachtoffer 2] , voortvloeiende uit zijn werk als PIW-er en/of
- brengen en/of houden van die [slachtoffer 2] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie, door in de ingang te gaan staan van de cel/ruimte alwaar die [slachtoffer 2] zich bevond en/of
- doen opleveren, in elk geval doen ontstaan van een (aldus) zodanige psychische druk, dat die [slachtoffer 2] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer 2] verdachte niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op een of meer tijdstippen in de maand juni 2022 te [plaats] , terwijl hij toen als PIW-er werkzaam was in de penitentiaire inrichting, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] ,
die zich als gedetineerde aan verdachtes zorg en/of waakzaamheid had toevertrouwd,
immers heeft/is verdachte, meermalen, althans eenmaal (telkens)
- met beide handen de borst(en) van die [slachtoffer 2] betast en/of aangeraakt en/of
- dicht tegen die [slachtoffer 2] (aan)gestaan en/of (vervolgens) op de bil(len) geslagen en/of de bil(len) van die [slachtoffer 2] betast en/of aangeraakt en/of
- die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: “”lekker strak kontje” en/of “je hoeft me maar een half uur te pijpen en dan staat je cel langer open”, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking;
( art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
In de zaak met parketnummer 16/091502-24 wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 mei 2022 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (met kracht) bij haar nek en/of schouder(s), althans het (boven)lichaam, vast te pakken en/of haar te duwen, waardoor zij ten val is gekomen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )