Strafrecht
Zittingsplaats Alkmaar
parketnummer: 15/111159-24
bevel schorsing voorlopige hechtenis van de meervoudige strafkamer d.d. 8 juli 2024
(artikel 80 Wetboek van Strafvordering)
in de strafzaak tegen de verdachte:
geboren op [geboortedatum en -plaats],
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres],
nu gedetineerd in P.I. Zwolle Zuid 1.
Raadsman mr. V. Mes.
Op 10 april 2024 heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen. Vandaag heeft de verdediging mondeling ter zitting een verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis gedaan. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de raadsman en de officier van justitie gehoord.
Verzocht is de voorlopige hechtenis te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen vervangende hechtenis uit te zitten. Deze vervangende hechtenis is het gevolg van tweemaal omzettingen taakstraf na negatieve terugmeldingen door de reclassering, inzake
parketnummers 15/246636-22 en 15/121545-23, van respectievelijk 15 en 11 dagen vervangende hechtenis. Tegen de omzettingen van de taakstraf is geen bezwaar ingesteld.
In totaal dient de verdachte derhalve nog 26 dagen vervangende hechtenis te ondergaan.
De rechtbank is van oordeel dat het uitzitten van een onherroepelijk aan de verdachte opgelegde vervangende hechtenis in beginsel als alternatief kan dienen voor de voorlopige hechtenis en - behoudens contra-indicaties - een grond voor schorsing van de voorlopige hechtenis kan opleveren aangezien het ondergaan van een reeds opgelegde vrijheidsstraf een op dat moment voor de verdachte gunstiger vorm van vrijheidsbeneming is dan de voorlopige hechtenis.
Nu ook de officier van justitie zich niet zal verzetten tegen een schorsing onder voorwaarden en er inmiddels vanuit de Directie Executie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is bevestigd dat de verdachte ook gedurende de schorsing ter executie van 15/246636-22 en 15/121545-23 op de PPC afdeling van de P.I. te Zwolle zal blijven, waar zij de nodige specifieke zorg ontvangt, is de rechtbank van oordeel dat tegen een schorsing geen juridische bezwaren meer bestaan.
De rechtbank acht termen aanwezig om het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen zodat de verdachte de voornoemde vervangende hechtenis kan ondergaan. De rechtbank is van oordeel dat het persoonlijk belang van de verdachte bij het uitzitten van vervangende hechtenis zwaarder weegt dan het strafvorderlijk belang. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat nu er sprake is van een executie van die straf in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak (met parketnummer 15/111159-24), geen enkele andere vorm van verlof zal plaatshebben. Als dit wel het geval zal zijn, dan eindigt de schorsing van de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak op het moment van aanvang daarvan.
Op het moment dat de voornoemde vervangende hechtenis is uitgezeten herleeft het bevel gevangenhouding in de onderhavige zaak. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de verdachte, na het uitzitten van voornoemde vervangende hechtenis, op vrije voeten komt.
De rechtbank:
schorst de voorlopige hechtenis van de verdachte voor bepaalde tijd, voor de executie van de in de parketnummers 15/246636-22 en 15/121545-23 opgelegde onherroepelijke vervangende hechtenis voor de duur van in totaal 26 dagen, met ingang van het moment dat de executie van deze zaken aanvangt.
bepaalt dat de voorlopige hechtenis na de executie van de in genoemde parketnummers opgelegde vervangende hechtenis herleeft.
Dit bevel is gegeven ter terechtzitting van de rechtbank op 8 juli 2024 door:
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort en mr. M.A.J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Bleijendaal, griffier.
Mr. M.S. Neervoort en de griffier zijn buiten staat om dit bevel mede te ondertekenen.