Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBNNE:2022:2597

21 juli 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Groningen

zaaknummer / rolnummer: C/18/200405 / HA ZA 20-159

Vonnis van 13 juli 2022

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser in het verzet in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. J.P. Kleefstra te Groningen,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

GMG HOLDING B.V.,

gevestigd te Veendam,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in het verzet in conventie,

verweerders in reconventie,

advocaat mr. R.P. van Boven te Assen.

Partijen zullen hierna [eiser] en GMG Holding of [gedaagde sub 2] afzonderlijk dan wel gezamenlijk GMG Holding c.s. genoemd worden.

De procedure

1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 17 november 2021 waarbij deze zaak is gevoegd met de zaak met zaak-/rolnummer 207368 HA ZA 21-143 en de rechtbank een mondelinge behandeling heeft gelast,

  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 maart 2022.

1.2.Ten slotte is vonnis bepaald. In de gevoegde zaak wordt vandaag eveneens vonnis gewezen.

De feiten

In conventie en in reconventie

2.1. [eiser] en [gedaagde sub 2] zijn broers van elkaar. Hun ouders, [moeder] (hierna: [moeder] ) en [vader] , zijn gescheiden.

2.2. [eiser] en [gedaagde sub 2] hebben op 9 december 2011 Hallen en Stallen Isolatie BV opgericht waarvan de naam later is gewijzigd in RegioIsolatie (hierna: RegioIsolatie oud). RegioIsolatie oud is in april 2018 failliet gegaan.

2.3. [gedaagde sub 2] heeft op enig moment overeenstemming bereikt met de curator van RegioIsolatie oud over de overname van zaken ten behoeve van een doorstart.

2.4.Op 24 april 2018 heeft [eiser] RegioIsolatie BV in oprichting ingeschreven in het handelsregister.

2.5.Op 2 mei 2018 is tussen [eiser] en de curator een activaovereenkomst tot stand gekomen nadat door [gedaagde sub 2] over de inhoud hiervan is onderhandeld.

2.6.Bij notariële akte van 9 mei 2018 is de besloten vennootschap RegioIsolatie BV opgericht. Alle 100 aandelen in RegioIsolatie BV zijn op naam gesteld van [moeder] . [eiser] is tot (enig) statutair bestuurder benoemd.

2.7. [moeder] en [eiser] hebben op 9 mei 2018 eveneens bij de notaris een akte getekend getiteld “koopoptie/voorkeursrecht”. In deze akte staat, voor zover van belang:

“Aandelen: alle 100 aandelen, genummerd 1 tot en met 100 in het kapitaal van de Vennootschap.

Koopoptie

1. De comparante sub 1 [ [moeder] , rechtbank] verleent aan de comparant sub 2 [ [eiser] , rechtbank] een koopoptie. Deze koopoptie houdt in dat de comparant sub 2 het recht verkrijgt de Aandelen van de comparante sub 1 te kopen.

2. Als de comparant sub 2 de koopoptie wenst uit te oefenen, maakt hij dit bij aangetekend schrijven aan de comparante 1 kenbaar.

Deze koopoptie is ondeelbaar en kan alleen worden uitgeoefend door comparant sub 2.

Bij uitoefening zullen de Aandelen in de vennootschap worden overgedragen aan Verkoper.

3. De koopprijs van de Aandelen zal zijn éénhonderd euro (€ 100,00).

De koopprijs wordt niet geïndexeerd.

4. De notariskosten en de overige kosten die aan de levering van de Aandelen verbonden zullen zijn, zijn voor rekening van de comparant sub 2.

5. De koopoptie eindigt op acht november tweeduizend negentien.

6. Door ontvangst van het aangetekend schrijven als bedoeld in lid 2 komt de koopovereenkomst tot stand.

7. De koopoptie eindigt:

- als comparant 2 niet binnen de in dit artikel in verband met de koopoptie vermelde termijnen schriftelijk reageert;

- als comparant sub 2 de (schriftelijke) koopovereenkomst ontbindt;

- als comparant sub 2 de koopoptie, zonder toestemming van de comparante sub 1, aan een ander overdraagt;

- als de comparant sub 2 schriftelijk afstand doet van de koopoptie.

8. Als de comparant sub 2 afziet van de koop van de Aandelen nadat hij te kennen heeft gegeven de Aandelen te willen kopen, is de comparante sub 1 bevoegd de Aandelen aan een derde aan te bieden. De koopoptie herleeft niet na het verstrijken van een bepaalde termijn.

Indien de comparant sub 1 [bedoeld zal zijn 2, rechtbank] niet binnen drie maanden na de kennisgeving van het uitoefenen van de koopoptie de aandelen heeft afgenomen wordt hij geacht te hebben afgezien van de koopoptie.”

2.8.Op 5 juni 2018 is de besloten vennootschap PU-Tech BV opgericht. Van de 100 aandelen zijn 99 aandelen op naam gesteld van [moeder] en 1 aandeel op naam van [A] (hierna te noemen [A] ). [A] tot statutair bestuurder van PU-Tech BV benoemd.

2.9. [moeder] en [eiser] hebben op 5 juni 2018 wederom bij de notaris een akte getekend getiteld “koopoptie/voorkeursrecht”. In deze akte staat, voor zover van belang:

“Aandelen: alle negen en negentig (99) aandelen, genummerd 1 tot en met 99 in het kapitaal van de Vennootschap.

Koopoptie

1. De comparante sub 1 [ [moeder] , rechtbank] verleent aan de comparant sub 2 [ [eiser] , rechtbank] een koopoptie. Deze koopoptie houdt in dat de comparant sub 2 het recht verkrijgt de Aandelen van de comparante sub 1 te kopen.

2. Als de comparant sub 2 de koopoptie wenst uit te oefenen, maakt hij dit bij aangetekend schrijven aan de comparante 1 kenbaar.

Deze koopoptie is ondeelbaar en kan alleen worden uitgeoefend door comparant sub 2.

Bij uitoefening zullen de Aandelen in de vennootschap worden overgedragen aan Verkoper.

3. De koopprijs van de Aandelen zal zijn negen en negentig euro (€ 99,00).

De koopprijs wordt niet geïndexeerd.

4. De notariskosten en de overige kosten die aan de levering van de Aandelen verbonden zullen zijn, zijn voor rekening van de comparant sub 2.

5. De koopoptie eindigt op acht november tweeduizend negentien.

6. Door ontvangst van het aangetekend schrijven als bedoeld in lid 2 komt de koopovereenkomst tot stand.

7. De koopoptie eindigt:

- als comparant 2 niet binnen de in dit artikel in verband met de koopoptie vermelde termijnen schriftelijk reageert;

- als comparant sub 2 de (schriftelijke) koopovereenkomst ontbindt;

- als comparant sub 2 de koopoptie, zonder toestemming van de comparante sub 1, aan een ander overdraagt;

- als de comparant sub 2 schriftelijk afstand doet van de koopoptie.

8. Als de comparant sub 2 afziet van de koop van de Aandelen nadat hij te kennen heeft gegeven de Aandelen te willen kopen, is de comparante sub 1 bevoegd de Aandelen aan een derde aan te bieden. De koopoptie herleeft niet na het verstrijken van een bepaalde termijn.

Indien de comparant sub 1 [bedoeld zal zijn 2, rechtbank] niet binnen drie maanden na de kennisgeving van het uitoefenen van de koopoptie de aandelen heeft afgenomen wordt hij geacht te hebben afgezien van de koopoptie.”

2.10.Bij brief van 17 september 2019, verzonden op 20 september 2019, heeft [eiser] de koopopties ter zake van de aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV ingeroepen. Hij schrijft, voor zover relevant:

“Conform het gestelde in de koopoptieovereenkomsten d.d. 5 juni 2018 betreffende de koop van alle geplaatste aandelen in PU-Tech B.V. en RegioIsolatie B.V. geef ik te kennen alle geplaatste aandelen van deze vorengenoemde vennootschappen te kopen voor de overeengekomen verkoopprijzen als vermeld in de koopoptieovereenkomst.

(…)

Ik zal het betreffende kantoor verzoeken de leveringsakten op te stellen en deze zo spoedig mogelijk te doen passeren.”

2.11. [moeder] heeft de door haar gehouden aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV niet aan [eiser] geleverd.

2.12.Op 30 september 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [eiser] , [gedaagde sub 2] , [F] Soons (bedrijfscoach, hierna [B] te noemen), [E] van Hartevelt (bedrijfspsycholoog, hierna [C] te noemen) en [D] (bedrijfsadviseur, hierna [D] te noemen) over een samenwerking tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] .

2.13. [C] heeft na het gesprek op 30 september 2019 een “Intentieverklaring na bemiddeling tot samenwerking” opgesteld. Dit stuk is niet door [eiser] en [gedaagde sub 2] ondertekend. In dit stuk staat, voor zover relevant:

“2. [eiser] en [gedaagde sub 2] zijn elk voor 50% eigenaar van Regio-Isolatie

3. Werkzaamheden in loondienst van Regio-Isolatie worden op gelijke wijze beloond.”

2.14.De MT-leden van RegioIsolatie BV communiceerden onder meer met elkaar via een Whatsapp-groep. Op 30 september 2019 schrijft [eiser] aan de overige MT-leden:

“Er is een deal tot stand gekomen tussen [gedaagde sub 2] en [eiser] . We gaan beide weer met regio verder”

2.15.Nadat [eiser] het onder rechtsoverweging 2.14 geciteerde bericht heeft verzonden, heeft hij [gedaagde sub 2] aan de Whatsapp-groep toegevoegd. Vervolgens schrijft [eiser] :

“Denk dat wij volgende week vrijdag het bekend moeten maken aan de zaak?”

2.16.Per e-mail van 21 oktober 2019 schrijft [D] aan [gedaagde sub 2] en [eiser] , voor zover relevant:

“Ik ben in overleg met de notaris voor de levering van de aandelen van RegioIsolatie BV en B&J BV. Daar moeten nog wel een paar zaken voor plaatsvinden, waaronder onderlinge afspraken over hoe om te gaan met elkaar in verschillende situaties, als aandeelhouder. Er zal ook nog een management overeenkomst voor jullie beiden worden opgesteld.

Het gaat om de volgende zaken.

[eiser] richt een eigen holding op, LEG Beheer B.V.. Deze vennootschap zal namens [eiser] participeren in RegioIsolatie BV

Ik neem aan [gedaagde sub 2] dat jij GMG Holding BV zult gebruiken om daar de aandelen RegioIsolatie in te “stallen”, zo niet dan hoor ik het graag.”

2.17.Op 22 oktober 2019 heeft [eiser] op de e-mail van [D] gereageerd. Hij schrijft, voor zover relevant:

“Ik ben het hier redelijk tot goed mee eens.”

2.18.Bij brief van 26 november 2019 heeft [eiser] [moeder] gesommeerd om de aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV binnen een week aan hem te leveren. [moeder] heeft niet aan deze sommatie voldaan.

2.19. [eiser] heeft [moeder] op 20 februari 2020 gedagvaard in een kort gedingprocedure voor deze rechtbank. GMG Holding c.s. hebben zich aan de zijde van [moeder] gevoegd. In die procedure heeft [eiser] , samengevat, gevorderd dat [moeder] wordt bevolen medewerking te verlenen aan de notariële overdracht van de aandelen die zij houdt in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV aan [eiser] . De voorzieningenrechter in deze rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] bij vonnis van 13 maart 2020 afgewezen.

2.20.Bij vonnis van 1 juli 2020 van deze rechtbank (met zaak-/rolnummer 198704 / HA ZA 20-97) zijn [moeder] en [eiser] in een procedure, waarin [gedaagde sub 2] en zijn persoonlijke holding GMG Holding als eisers hebben opgetreden, bij verstek veroordeeld. De rechtbank heeft [moeder] , samengevat, bevolen om medewerking te verlenen aan de notariële overdracht aan GMG Holding van 50 aandelen in RegioIsolatie BV. [eiser] is in dit vonnis bevolen zich niet te verzetten tegen de veroordeling van [moeder] tot het leveren van medewerking aan de overdracht van die aandelen. Tot slot is [eiser] veroordeeld om met [gedaagde sub 2] en GMG Holding in onderhandeling te treden over de benoeming van een onafhankelijke derde die bij het staken van de stemmen op de algemene vergadering van aandeelhouders in RegioIsolatie BV een bindend stemadvies kan uitbrengen. [eiser] en [moeder] zijn veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van GMG Holding c.s.

2.21. [moeder] heeft op 10 juli 2020 uitvoering gegeven aan het verstekvonnis door bij notariële akte van 10 juli 2020 50 aandelen in RegioIsolatie BV aan GMG Holding te leveren. Zelf houdt [moeder] thans nog 50 aandelen in RegioIsolatie BV.

2.22.Bij dagvaarding van 4 augustus 2020 is [eiser] in verzet gekomen tegen het verstekvonnis van 1 juli 2020.

Het geschil

In conventie en in reconventie

[eiser] vordert, na wijziging van eis, in conventie in het verzet - samengevat -:

I. vernietiging van het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, gewezen op 1 juli 2020 met zaak-/rolnummer 198704 / HA ZA 20-97,

II. [eiser] en [moeder] te ontheffen van de veroordeling, tegen hen uitgesproken bij voornoemd vonnis van deze rechtbank, althans daarnaast te verklaren voor recht dat [moeder] is ontheven of geacht moet zijn te zijn ontheven van de veroordeling tegen haar uitgesproken, en GMG Holding c.s. alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen dan wel deze af te wijzen,

III. GMG Holding c.s. en [moeder] te bevelen om al hetgeen is verricht ter uitvoering van het verstekvonnis van 1 juli 2020 binnen 72 uur na betekening van dit vonnis ongedaan te maken, op straffe van een hoofdelijk te verbeuren dwangsom aan [eiser] van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen,

IV. GMG Holding c.s. en [moeder] te veroordelen in de kosten van het verzet.

In reconventie vordert [eiser] , na wijziging c.q. vermeerdering van eis:

V. een verklaring voor recht dat hij geen afstand heeft gedaan van zijn rechten uit de koopopties en dat [moeder] jegens hem gehouden is tot nakoming van deze koopopties inzake de aandelen in RegioIsolatie BV en PU-Tech BV,

VI. een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 2] en/of GMG Holding geen enkele aanspraak heeft (of heeft kunnen maken) op aandelen in RegioIsolatie BV,

VII. GMG Holding en/of [gedaagde sub 2] te bevelen om binnen 72 uur na betekening van dit vonnis alle benodigde medewerking te verlenen aan de notariële overdracht aan [eiser] van alle aandelen genummerd 51 tot en met 100 in RegioIsolatie BV, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat GMG Holding en/of [gedaagde sub 2] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven aan de veroordeling te voldoen;

althans subsidiair, voor het geval er geen grond bestaat voor een op GMG Holding en/of [gedaagde sub 2] rustende verplichting om de aandelen 51 tot en met 100 in RegioIsolatie BV aan [eiser] te leveren:

GMG Holding en/of [gedaagde sub 2] te bevelen om binnen 72 uur na betekening van dit vonnis alle benodigde medewerking te verlenen aan de teruggave aan [moeder] van alle aandelen genummerd 51 tot en met 100 in RegioIsolatie BV, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat GMG Holding en/of [gedaagde sub 2] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven aan de veroordeling te voldoen,

VIII. te bepalen dat, voor zover GMG Holding en/of [gedaagde sub 2] in gebreke blijven te voldoen aan hetgeen hiervoor onder VII staat omschreven, dan wel één of meer onderdelen daarvan, dit vonnis in de plaats treedt van hun daarvoor vereiste medewerking,

IX. GMG Holding en [gedaagde sub 2] te veroordelen om al hetgeen [eiser] ter zake uitvoering van het bestreden vonnis van 1 juli 2020 heeft voldaan aan [eiser] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling,

X. GMG Holding en [gedaagde sub 2] te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder het nasalaris, alsmede de betekeningskosten.

3.3.GMG Holding c.s. voeren verweer en concluderen tot ongegrondverklaring van het door [eiser] ingestelde verzet en zijn (reconventionele) vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

3.4.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

In conventie

4.1.De rechtbank stelt voorop dat deze zaak weliswaar ambtshalve is gevoegd met de zaak met zaak-/rolnummer 207368 HA ZA 21-143 tussen [eiser] en [moeder] , maar dat de beoordelingen in beide zaken los van elkaar staan.

4.2.Aangezien niet anders is gesteld of gebleken, gaat de rechtbank ervan uit dat [eiser] tijdig in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis van 1 juli 2020 en in zoverre in zijn vorderingen kan worden ontvangen.

Kunnen de uitspraken in het vonnis van 1 juli 2020 tegen [moeder] alsnog aan de orde worden gesteld in de zaak tegen [eiser] ?

4.3.De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 10 februari 2021 [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen in conventie en reconventie voor zover deze tegen [moeder] zijn gericht.

4.4. [eiser] stelt zich op het standpunt dat zijn verzet zich nadrukkelijk richt tegen het verscholen oordeel van de rechtbank in het verstekvonnis van 1 juli 2020 dat hij zou hebben toegezegd dat hij 50% van de door hem te verkrijgen aandelen aan GMG Holding c.s. zal leveren en/of dat er afspraken zouden (hebben) bestaan op grond waarvan zij aanspraak zouden kunnen maken op 50% van de aandelen in RegioIsolatie BV en tegen het verscholen oordeel van de rechtbank dat er gronden aanwezig zijn die rechtvaardigen dat 50% van de aandelen in RegioIsolatie BV aan [gedaagde sub 2] dienen te worden geleverd. Tot slot voert [eiser] aan dat het verzet niet is gericht tegen de feitelijke medewerking door [moeder] aan de levering van de aandelen aan [gedaagde sub 2] . In zoverre vordert [eiser] niets van [moeder] , aldus [eiser] .

4.5.Naar het oordeel van de rechtbank kan in de zaak tegen [eiser] niet aan de orde worden gesteld dat er een, volgens [eiser] , kennelijk verscholen oordeel ligt in het verstekvonnis van 1 juli 2020 ten aanzien van de veroordelingen jegens [moeder] . Zoals in het tussenvonnis van 10 februari 2021 al is overwogen, is er sprake van processueel deelbare vorderingen en staat de veroordeling jegens [moeder] , aangezien zij daartegen geen rechtsmiddel heeft aangewend, vast.

4.6.In het licht van het voorgaande betekent dit dat de veroordeling van [moeder] om medewerking te verlenen aan de overdracht van 50 van de door haar gehouden aandelen in RegioIsolatie BV aan GMG Holding, zoals in de inleidende dagvaarding van 23 april 2020 onder 1. is gevorderd, niet meer ter beoordeling voorligt, óók niet in de zaak tegen [eiser] .

De vorderingen onder 2. en 3. van GMG Holding c.s. jegens [eiser]

4.7.GMG Holding c.s. hebben in het petitum van de inleidende dagvaarding van 23 april 2020 onder 2. gevorderd dat [eiser] wordt bevolen zich niet te verzetten tegen de veroordeling van [moeder] om aandelen aan GMG Holding te leveren. Onder 3. hebben GMG Holding c.s. gevorderd dat [eiser] in onderhandeling moet treden met GMG Holding c.s. over de benoeming van een onafhankelijke derde die bij het staken van de stemmen een bindend (stem)advies kan uitbrengen. In de conclusie van antwoord in oppositie (getiteld conclusie van repliek in oppositie) hebben GMG Holding c.s. hun eis verminderd in die zin dat zij, wegens gebrek aan belang, de vorderingen onder 2. en 3. niet langer handhaven. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft GMG Holding c.s. zich op het standpunt gesteld dat zij, met de huidige kennis, de vorderingen toch wensen te handhaven. [eiser] heeft hiertegen geen bezwaren geuit zodat bij de beoordeling zal worden uitgegaan van de vorderingen van GMG Holding c.s. zoals in het petitum van de dagvaarding van 23 april 2020 staat omschreven.

4.8.De rechtbank zal allereerst oordelen over de vordering onder 2. aan de zijde van GMG Holding c.s.

4.8.1. [moeder] heeft uitvoering gegeven aan de veroordeling om 50 van de door haar in RegioIsolatie BV gehouden aandelen aan GMG Holding te leveren. Hierdoor is de vordering van GMG Holding c.s. achterhaald. Omdat GMG Holding c.s. thans geen belang meer hebben bij deze vordering, zal deze op de voet van artikel 3:303 BW worden afgewezen.

4.9.De vordering van GMG Holding c.s. onder 3., inhoudende dat [eiser] moet worden bevolen tezamen met GMG Holding c.s. een onafhankelijke derde te benoemen die bij het staken van de stemmen een doorslaggevende stem kan uitbrengen, is wel toewijsbaar. Hiertoe overweegt de rechtbank dat deze vordering weliswaar op dit moment zinledig is omdat [eiser] thans geen aandelen houdt in RegioIsolatie BV maar dat voorzienbaar is dat deze situatie zal gaan wijzigen. In de gevoegde zaak, waarin ook vandaag vonnis wordt gewezen, wordt [moeder] namelijk veroordeeld om 50 aandelen in RegioIsolatie BV aan [eiser] over te dragen en te leveren. In die situatie heeft GMG Holding c.s. wel belang bij haar vordering omdat zowel GMG Holding als [eiser] aandeelhouders zullen zijn en zij beide zullen beschikken over 50 aandelen. In die omstandigheid is het niet ondenkbaar dat er bij verschil van inzicht een situatie zal ontstaan waarin de stemmen staken. [eiser] heeft zich niet op het standpunt gesteld dat hij voor dergelijke gevallen niet zou willen onderhandelen over de benoeming van een onafhankelijke derde die een doorslaggevende stem zal krijgen. Tegen die achtergrond zal de door GMG Holding c.s. gevorderde dwangsom, nu niet is gebleken dat [eiser] zich verzet tegen dit overleg, worden afgewezen. Voor het overige (wat betreft de veroordeling om in onderhandeling te treden) zal het verstekvonnis in stand worden gelaten.

De slotsom

4.10.Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het door [eiser] ingestelde verzet tegen het vonnis van 1 juli 2020 voor zover dat tegen hem is gericht gedeeltelijk gegrond worden verklaard. De rechtbank zal het verstekvonnis van 1 juli 2020 daarom ten aanzien van de veroordelingen jegens [eiser] vernietigen en opnieuw recht doen zoals in het dictum staat omschreven.

4.11.De rechtbank begrijpt de overige ‘vorderingen’ van [eiser] in conventie onder (na wijziging van eis) III en IV dat hij beoogt de veroordeling uit het verstekvonnis van 1 juli 2020 ongedaan te maken. Zoals eerder is overwogen, is de veroordeling van [moeder] onaantastbaar. De onder de na wijziging van eis genoemde verklaring voor recht onder III is derhalve niet toewijsbaar. Ditzelfde geldt voor hetgeen [eiser] onder IV heeft geformuleerd.

Proceskostenveroordeling

4.12.Partijen worden over en weer in het ongelijk gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt dit een compensatie van de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen. Dit geldt zowel voor de verstek- als de verzetkosten. Het verstekvonnis van 1 juli 2020 zal daarom ook op het punt van de proceskostenveroordeling tegen [eiser] worden vernietigd.

In reconventie

4.13.De rechtbank stelt voorop dat de eiswijziging GMG Holding c.s. niet onredelijk in haar verdediging bemoeilijkt, noch wordt het geding er onredelijk door vertraagd. De rechtbank zal dan ook recht doen op de gewijzigde eis van [eiser] .

4.14. [eiser] vordert allereerst een verklaring voor recht dat hij geen afstand heeft gedaan van zijn rechten uit de koopopties inzake de aandelen in RegioIsolatie en PU-Tech. Verder vordert [eiser] een verklaring voor recht dat [moeder] jegens hem gehouden is tot nakoming van deze koopopties.

4.14.1.Zoals eerder overwogen, is [moeder] geen partij en zullen de vorderingen voor zover tegen haar gericht worden afgewezen. Bovendien zou de vernietiging van de beslissing ten aanzien van [moeder] ook niet tot gevolg hebben dat de aandelenoverdracht van de aandelen in RegioIsolatie BV zonder recht of titel heeft plaatsgevonden aangezien [moeder] en GMG Holding BV daartoe later een koopovereenkomst hebben gesloten ter zake en de overdracht niet zonder recht of titel heeft plaatsgevonden.

4.14.2.Met betrekking tot het antwoord op de vraag of [eiser] afstand heeft gedaan van zijn rechten uit de koopopties om 100% van de aandelen van [moeder] over te nemen, overweegt de rechtbank als volgt.

4.14.3.Uit het verslag van het gesprek dat op 30 september 2019 heeft plaatsgevonden, en waarvan de inhoud door [eiser] niet is weersproken, citeert de rechtbank het volgende:

Blz. 78: “ [D] : ‘Ik probeer jullie even op sleep touw te nemen (??) gas geven en’.

[gedaagde sub 2] : ‘Ik heb al ja gezegd dus’.

[eiser] : ‘Dan moet ik ook maar ja zeggen’.

[E] : ‘Maar ik vind het wel mooi nou jij dr bijkomt’.”

Blz. 97: “ [D] : ‘Tis wel meer hoor [F] . Dit is niet een ding familie ruzie besluiten en aandelen. Ze hebben nu samen een besluit genomen om samen een mooi bedrijf te gaan bouwen. Dat vind ik nog veel mooier.’

[E] : ‘Ik wil je daar ook even e hand op schudden. Even de handen op schudden.’

[eiser] : ‘Bewijs’.

Blz. 104:“ [eiser] : ‘Maar [F] speelt dus een bemiddelende rol. Heb ik een beetje begrepen en we hebben afgesproken dat [F] op een gegeven moment zegt rechtsom of linksom.’

[F] : ‘Alleen als jullie het er niet mee eens zijn.’

[eiser] : ‘Als we het niet eens zijn en daar moeten we volgens mij ons allebei gewoon aan houden en hopen dat het daarmee in het begin, de meeste onenigheid eruit komt.’

[vader] : ‘Vind je het goed?’

[eiser] : ‘Wat vind ik goed?’

[vader] : ‘Zo’.

[eiser] : ‘We moeten toch water bij de wijn doen’.

[vader] : ‘Vind je het goed ja of nee?’

[eiser] : ‘Ik denk dat het voor het bedrijf misschien het beste is’.

[vader] : ‘En jij?’

[gedaagde sub 2] : ‘Ik sta hierachter’.

[vader] : ‘Dat is toch wat we willen’.

[D] : ‘Dit is een gouden moment Ja. Dat is echt zo.”

Blz. 106:“ [E] : ‘In de kern hebben we gezegd we gaan samen verder. 50-50 en we hebben de basis voor samenwerking, is in ieder geval nu gelegd en hoe dat ingevuld wordt moeten nog even de puntjes op de i, maar de kern is er in ieder geval.’”

4.14.4. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat het gesprek van 30 september 2019 zonder zijn medeweten is opgenomen en de transcriptie derhalve als onrechtmatig verkregen bewijs kwalificeert. De rechtbank stelt tegen die achtergrond voorop dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd, tenzij de wet anders bepaalt, en dat onrechtmatig verkregen bewijs in een civiele procedure niet onder alle omstandigheden ontoelaatbaar is. Of het opnemen van een gesprek zonder dat de wederpartij hiervan op de hoogte is onrechtmatig is, hangt volgens de jurisprudentie af van de omstandigheden van het geval. Dat de opname is gemaakt met het doel deze als bewijs te kunnen gebruiken, maakt het opnemen van dat gesprek op zich nog niet onrechtmatig. Met betrekking tot het onderhavige gesprek is van belang dat het in een zakelijke setting plaatsvond en - voor zover daaruit in de dagvaarding is geciteerd - niet over zaken ging die de persoonlijke levenssfeer betreffen maar de samenwerking tussen [vader] , [gedaagde sub 2] en [eiser] . Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen andere feiten of omstandigheden door [eiser] aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs en dat dit buiten beschouwing zou moeten worden gelaten. Dit klemt temeer nu [eiser] tijdens het gesprek, zo valt uit het verslag op te maken en door hem niet is weersproken, heeft gevraagd of dit werd opgenomen en dit door [gedaagde sub 2] werd bevestigd. [eiser] heeft vervolgens niet aangegeven hier bezwaar tegen te hebben dan wel het gesprek beëindigd. Dat [eiser] in zijn verdedigingsbelangen is geschaad door het bij de beoordeling betrekking van de transcriptie is evenmin gebleken aangezien [eiser] ook inhoudelijk verweer heeft gevoerd op dit punt.

4.14.5. [eiser] stelt dat GMG Holding c.s. zich onrechtmatig jegens hem hebben gedragen door het uitlokken en/of profiteren van de wanprestatie van [moeder] ten opzichte van [eiser] ter zake van de door hem uitgeoefende koopoptie. Volgens [eiser] hebben GMG Holding c.s. door middel van de inleidende dagvaarding van 23 april 2020 zonder rechtsgeldige grondslag afgedwongen dat [moeder] 50% van de aandelen in RegioIsolatie BV aan GMG Holding heeft moeten leveren. [eiser] onderbouwt zijn standpunt onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 17 november 1967n

Zie: ECLI:NL:HR:1967:AC4789 (Pos/Van den Bosch)

waaruit blijkt, aldus [eiser] , dat GMG Holding c.s. misbruik hebben gemaakt van de door [moeder] jegens [eiser] gepleegde wanprestatie.

De rechtbank overweegt dat in de door [eiser] aangehaalde zaak Pos/Van den Bosch het onrechtmatig is geoordeeld om, enerzijds in de wetenschap van het bestaan van een koopoptie en bewust van het aanmerkelijk nadeel dat berokkend zou worden door de onmogelijkheid om nog van die koopoptie gebruik te maken, en anderzijds vanwege de vertrouwenspositie ten opzichte van de schenker, een schenking van een onroerende zaak te aanvaarden. Eenzelfde redenering zou gevolgd kunnen worden door van [moeder] te vorderen dat zij aandelen aan GMG Holding levert zonder dat daaraan (voorafgaand aan het verstekvonnis) een overeenkomst ten grondslag lag, zoals in de onderhavige zaak. [eiser] ziet hierbij echter over het hoofd dat niet ieder voordeel trekken uit wanprestatie ook meteen een onrechtmatige daad oplevert en dat het in dit geval op de weg van [eiser] ligt om bijzondere omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken, die tot de conclusie moeten leiden dat GMG Holding c.s. tegenover hem onrechtmatig hebben gehandeld. Hierin is [eiser] niet geslaagd. Naar het oordeel van de rechtbank mochten GMG Holding c.s. er namelijk gerechtvaardigd van uitgaan dat GMG Holding 50% van de aandelen in RegioIsolatie BV zou ontvangen. Hiertoe is het volgende redengevend.

In deze procedure is niet komen vast te staan dat ten tijde van de doorstart van RegioIsolatie BV al is afgesproken dat [gedaagde sub 2] met zijn holding voor de helft aandeelhouder zou worden in RegioIsolatie BV. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [eiser] hierover verklaard dat er geen afspraken zijn gemaakt over een gezamenlijke doorstart en [gedaagde sub 2] heeft op zijn beurt verklaard dat hij ervan uitging dat hij en [eiser] op de oude voet, te weten ieder voor de helft, door zouden gaan. Voor het aannemen van een overeenkomst in die zin is dat echter onvoldoende.

Dit is evenwel anders voor het gesprek dat heeft plaatsgevonden op 30 september 2019. Uit de transcriptie blijkt dat partijen het ondubbelzinnig over een samenwerking hebben gehad en hierover ook overeenstemming hebben bereikt. Ter bevestiging van die overeenstemming zijn letterlijk handen geschud. Daar komt bij dat ook uit de gebeurtenissen die na dit gesprek hebben plaatsgehad moet worden opgemaakt dat de overeenstemming om samen verder te gaan op 30 september 2019 daadwerkelijk was bereikt. Naar het oordeel van de rechtbank kan de stelling van [eiser] dat hij enkel de intentie tot samenwerken met [gedaagde sub 2] heeft uitgesproken dan ook niet worden gevolgd. De nadien door de bij het gesprek op 30 september 2019 aanwezige personen opgestelde verklaringen, waar [eiser] zich op beroept, doen hier niet aan af nu dit persoonlijke interpretaties betreffen en de rechtbank de letterlijke weergave van het gesprek zoals weergegeven in de transcriptie betrouwbaarder acht.

4.14.7.Dat het slechts om een intentie ging, blijkt in elk geval niet uit de transcriptie. Het feit dat [eiser] na afloop van dit gesprek aan de leden van het MT heeft kenbaar gemaakt dat hij samen met [gedaagde sub 2] met regio verder gaat duidt evenmin op een intentie. Verder is [eiser] het op 22 oktober 2019 - bijna een maand na het gesprek op 30 september 2019 - redelijk tot goed eens met de wijze waarop de aandelen aan GMG Holding moeten worden geleverd en hebben partijen ook daadwerkelijk enige tijd samengewerkt. Van enige twijfel bij [eiser] over de samenwerking op dat moment is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Tegen deze achtergrond kan daarom niet worden gesproken van de omstandigheid dat GMG Holding c.s. tegen beter weten in [moeder] hebben gedagvaard tot levering van 50% van de aandelen. Zij mochten er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiser] afstand had gedaan van 50% van de aandelen, zoals is bepaald in de koopoptieovereenkomst, en dat [moeder] niet langer gehouden was om die aandelen aan [eiser] te leveren. Mogelijk was [eiser] intern bezig met de uitwerking van de door hem gestelde intentie tot samenwerken, maar dat het slechts om een intentie ging was voor [gedaagde sub 2] niet duidelijk en dit hoefde voor hem ook niet duidelijk te zijn. Dat [eiser] vervolgens in november 2019 niet meer met [gedaagde sub 2] wenst samen te werken, kan hieraan niet af doen. Dit maakt immers niet dat hetgeen in september 2019 is afgesproken, niet langer nageleefd hoeft te worden. Ook van andere bijkomende omstandigheden, die het optreden van GMG Holding c.s. onrechtmatig zouden kunnen maken, is de rechtbank niet gebleken. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht van [eiser] onder V dat hij geen afstand heeft gedaan van zijn rechten uit de koopoptie inzake RegioIsolatie BV, wordt afgewezen. Ditzelfde geldt voor zover [eiser] eveneens een verklaring voor recht vordert dat hij geen afstand heeft gedaan van zijn rechten uit de koopoptie inzake PU-Tech BV (in het petitum onder V wordt gesproken over koopopties). Redengevend hiervoor is dat niet is gebleken dat GMG Holding (c.s.) aanspraak maken op levering van aandelen in PU-Tech BV. Vanwege het ontbreken van enig belang aan de zijde van [eiser] bij toewijzing van dit deel van de vordering, is daarom niet gebleken (artikel 3:303 BW).

4.15.In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen over het gesprek op 30 september 2019, dient ook de vordering onder VI inhoudende een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 2] en/of GMG Holding geen enkele aanspraak kunnen maken op de aandelen in RegioIsolatie BV te worden afgewezen.

4.16.Omdat niet is gebleken van een onrechtmatige daad van GMG Holding c.s. jegens [eiser] gelet op de afspraken die zijn gemaakt tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] op 30 september 2019 wordt ook de primaire vordering onder VII inhoudende dat [gedaagde sub 2] en/of GMG Holding worden bevolen medewerking aan de overdracht van de aandelen in RegioIsolatie BV te verlenen, afgewezen. Subsidiair vordert [eiser] onder VII dat [gedaagde sub 2] en/of GMG Holding worden bevolen medewerking te verlenen aan de teruglevering van de aandelen aan [moeder] . Deze subsidiaire vordering strandt om dezelfde reden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit deel van de vordering bovendien niet toewijsbaar omdat [moeder] in deze procedure immers geen partij is en voor de gevorderde teruggave zowel (rechts)handelingen van GMG Holding c.s. en [moeder] zijn vereist.

4.17.Gelet op het feit dat de vorderingen onder VII worden afgewezen, deelt de vordering onder VIII inhoudende dat dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste medewerking dit lot. Ook deze vordering is niet toewijsbaar.

4.18.De rechtbank begrijpt de vordering van [eiser] onder IX in die zin dat dit deel ziet op de proceskostenveroordeling in het verstekvonnis van 1 juli 2020. In conventie is evenwel reeds geoordeeld dat dit deel van het verstekvonnis zal worden vernietigd en dat de rechtbank, opnieuw rechtdoende, de proceskosten in conventie zal compenseren. [eiser] heeft, ter onderbouwing van dit deel van zijn vordering, niet uiteengezet of hij reeds aan de veroordeling uit het vonnis van 1 juli 2020 ter zake de proceskosten heeft voldaan en zo ja, hoeveel er door hem is betaald. Deze omstandigheden, in samenhang beschouwt, leiden tot de slotsom dat ook dit deel van de vorderingen van [eiser] niet toewijsbaar is.

[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Aan de zijde van GMG Holding c.s. worden deze kosten vastgesteld op:

- salaris advocaat € 563,00 (2 punten × 0,5 × tarief II (€ 563,00))

totaal € 563,00.

De beslissing

De rechtbank

In conventie

5.1.verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 1 juli 2020 voor zover dat is gericht tegen [eiser] ,

en, opnieuw rechtdoende

5.2.veroordeelt [eiser] om binnen 72 uur na de betekening van dit vonnis met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid met GMG Holding c.s. in onderhandeling te treden over de benoeming van een onafhankelijke derde die bij het staken van de stemmen op de algemene vergadering van aandeelhouders van RegioIsolatie BV een voor de aandeelhouders bindend (stem)advies uit kan brengen,

5.3.compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen,

5.4.wijst af wat meer of anders is gevorderd,

In reconventie

5.5.wijst de vorderingen van [eiser] af,

5.6.veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden vastgesteld aan de zijde van GMG Holding c.s. op € 563,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.n

type: 593/eh

coll:

Artikel delen