Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBOBR:2023:1979

26 April 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch

Strafrecht

Parketnummer: 01.214771.22

Datum uitspraak: 28 april 2023

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,

wonende te [woonplaats] .

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 april 2023.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 maart 2023.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

primair:

hij op of omstreeks 2 april 2022 te Eindhoven

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

[slachtoffer]

opzettelijk

van het leven te beroven,

die [slachtoffer] met kracht met gebalde vuist in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of vervolgens, toen die [slachtoffer] weerloos op de grond lag, met kracht, met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair:

hij op of omstreeks 2 april 2022 te Eindhoven
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of een gebroken kaak,
heeft toegebracht door die [slachtoffer] met kracht met gebalde vuist in/tegen het gezicht
te slaan en/of vervolgens, toen die [slachtoffer] weerloos op de grond lag, met kracht, met
geschoeide voet tegen het hoofd van die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht het primaire feit, poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank. n

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche Eindhoven, onderzoeknummer OB2R022031, Onderzoeknaam Stelvio, sluiting d.d. 12 oktober 2022, aantal doorgenummerde blz: 118.

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de volgende bewijsmiddelen:

- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 april 2023.n

de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 april 2023.

- Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] ;n

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] p.38 van het voormelde proces-verbaal.

- Een geschrift, zijnde de medische informatie van [slachtoffer] op 2 april 2022;n

Geschrift zijnde medische informatie van [slachtoffer] op 2 april 2022, opgenomen op p.40 van het voormelde proces-verbaal.

- Procesverbaal van verhoor aangever [slachtoffer] ;n

Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , opgenomen op p. 42 van het voormelde proces-verbaal.

- Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden van [bedrijf] ;n

Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden van [bedrijf] , opgenomen op p. 61 en 62 van het voormelde proces-verbaal.

- Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot herkenning van verdachte op de camerabeelden.n

Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot herkenning van verdachte op de camerabeelden, opgenomen op p. 106 van het voormelde proces-verbaal.

De rechtbank volstaat gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.

Nadere bewijsoverweging

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte het slachtoffer, nadat hij hem in het gezicht had geslagen waardoor het slachtoffer weerloos op de grond was gevallen, met geschoeide voet hard heeft geschopt tegen het hoofd. .

Uit de verklaring van verdachte volgt niet dat hij daadwerkelijk de intentie had om het slachtoffer van het leven te beroven. Maar door het slachtoffer dat weerloos op de grond lag hard tegen het hoofd te schoppen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer door die schop tegen het hoofd zou komen te overlijden.

Het met geschoeide voet met kracht schoppen tegen het hoofd van een weerloos op de grond liggend slachtoffer brengt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans met zich dat deze persoon ten gevolge daarvan komt te overlijden. De kans op ernstig of fataal schedelhersenletsel en/of nekletsel door het hard schoppen tegen het hoofd is aanzienlijk. Het hoofd is een kwetsbaar deel van het lichaam. Evenals ieder weldenkend mens, moet de verdachte daarvan op de hoogte zijn geweest, en was daarvan ook op de hoogte blijkens de door hem op 27 september 2022 afgelegde verklaring bij de politie.n

Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 34 van het voormelde proces-verbaal.

Geletop deze verklaring en de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging heeft de verdachte deze kans ook bewust aanvaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

hij op of omstreeks 2 april 2022 te Eindhoven

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

[slachtoffer]

opzettelijk

van het leven te beroven,

die [slachtoffer] met kracht met gebalde vuist in /tegen het gezicht heeft geslagen en /of vervolgens, toen die [slachtoffer] weerloos op de grond lag, met kracht, met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt ,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman refereert zich ten aanzien van de werkstraf en verzoekt een lagere voorwaardelijke straf op te leggen. Hij is van mening dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk volstaat.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Ernst van het feit

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag. De rechtbank acht het een ernstig feit. Verdachte slaat het slachtoffer eerst hard in zijn gezicht waardoor deze ten val komt. Als het slachtoffer weerloos op de grond ligt, loopt verdachte om hem heen om hem vervolgens hard tegen het hoofd te schoppen. Het slachtoffer heeft behoorlijk letsel opgelopen door het geweld. Het is een geluk dat het niet ernstiger is afgelopen.

Dergelijk zinloos geweld heeft niet alleen gevolgen voor de slachtoffers maar draagt ook bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving als geheel.

Verdachte heeft zich bij en na zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer.

Hoewel de rechtbank het door verdachte toegepaste geweld op geen enkele wijze toelaatbaar of gerechtvaardigd acht, betrekt de rechtbank bij de straftoemeting ook hetgeen verdachte heeft verklaard over de aanloop naar het geweld toe. Verdachte verklaart dat hij door de wijze waarop het slachtoffer hem benaderde – onder invloed en racistische scheldwoorden uitend –, gestresst raakte en zich onveilig voelde. Verdachte was niet op voorhand uit op een gewelddadige confrontatie.

Persoonlijke omstandigheden

De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte bij de politie, in gesprekken met de reclassering en ter terechtzitting er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond.

Ook houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest.

Reclassering Nederland heeft op 15 maart 2023 een rapport uitgebracht over verdachte. Uit het rapport blijkt een positief beeld en de reclassering ziet geen risicoverhogende factoren. De voorlopige hechtenis van verdachte is na 3 dagen geschorst en hij heeft zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Het recidiverisico wordt laag ingeschat en er is geen indicatie voor reclasseringstoezicht.

De rechtbank acht met de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, voorwaardelijk, en een taakstraf voor de maximale duur, met aftrek van het voorarrest, voor het bewezenverklaarde passend en geboden. De raadsman heeft verzocht een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de ernst van het bewezenverklaarde het opleggen van een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

primair:

poging tot doodslag.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen:

primair:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank waardeert elke dag die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, op 2 uur te verrichten arbeid.

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, dat eerder is geschorst.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. L.R.H. Koekoek, voorzitter,

mr. S.J.W. Hermans en mr. S.S. Arendse, leden,

in tegenwoordigheid van A.H.C. Persoons, griffier,

en is uitgesproken op 28 april 2023.

Artikel delen