contractenrecht; afwijzing van vordering tot betaling van factuur voor verrichte werkzaamheden; niet de juiste partij gedagvaard; geen gebondenheid in privé
Rechtbank Oost-Brabant 27 May 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2025:428
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
28-01-2025
Datum publicatie
27-05-2025
Zaaknummer
11072882 CV EXPL 24-2951
Rechtsgebied
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Bodemzaak
ECLI:NL:RBOBR:2025:428text/xmlpublic2025-05-27T18:40:382025-01-28Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Oost-Brabant2025-02-1311072882 CV EXPL 24-2951UitspraakBodemzaakEerste aanleg - enkelvoudigNLEindhovenCiviel rechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2025:428text/htmlpublic2025-05-27T18:39:492025-05-27Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBOBR:2025:428 Rechtbank Oost-Brabant , 13-02-2025 / 11072882 CV EXPL 24-2951 contractenrecht; afwijzing van vordering tot betaling van factuur voor verrichte werkzaamheden; niet de juiste partij gedagvaard; geen gebondenheid in privé
RECHTBANK OOST-BRABANT Civiel recht
Kantonrechter Zittingsplaats Eindhoven Zaaknummer: 11072882 CV EXPL 24-2951 Vonnis van 13 februari 2025 in de zaak van ADVIESGROEP EINDHOVEN B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eisende partij,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders B.V., tegen
[gedaagde]
,
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp. Partijen worden hierna aangeduid als Adviesgroep Eindhoven en [gedaagde] . 1De procedure1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 april 2024 met 1 productie;- de conclusie van antwoord met 2 producties;
- de mondelinge behandeling van 10 januari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de namens Adviesgroep Eindhoven tijdens de mondelinge behandeling overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen. 1.2. De ten tijde van de mondelinge behandeling door Adviesgroep Eindhoven overgelegde drie producties zijn niet toegelaten. Naar het oordeel van de kantonrechter is het op dit moment in de procedure overleggen van deze producties in de gegeven omstandigheden in strijd met de eisen van een goede procesorde. 1.3. De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat vonnis zal worden gewezen. 2De beoordeling De zaak in het kort 2.1. Adviesgroep Eindhoven heeft werkzaamheden verricht in het kader van de oprichting van een of meerdere vennootschappen. Volgens Adviesgroep Eindhoven is voor die werkzaamheden een overeenkomst tot stand gekomen met [gedaagde] (in privé). Daarom heeft zij de werkzaamheden bij [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft de facturen niet betaald. Adviesgroep Eindhoven wil dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 5.856,40 (te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten). [gedaagde] betwist dat de overeenkomst is gesloten tussen Adviesgroep Eindhoven en hem in privé. 2.2. In deze zaak moet worden beoordeeld of de juiste partijen tegenover elkaar staan. Het is de vraag of Adviesgroep Eindhoven een contractuele relatie heeft met [gedaagde] (in privé). De kantonrechter is van oordeel dat dat niet zo is. [gedaagde] is daarom niet verplicht tot betaling van het gestelde bedrag. De vorderingen van Adviesgroep Eindhoven worden afgewezen. Hierna legt de kantonrechter uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen. Wie gaf de opdracht? 2.3. Of [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst heeft opgetreden in eigen naam en dus als contractpartij moet worden aangemerkt of als vertegenwoordiger van een ander (in dit geval zou dat [bedrijfsnaam gedaagde] B.V. zijn) waarbij die ander dus als contractpartij moet worden aangemerkt, hangt af van wat de betrokken partijen daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort ook de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. 2.4. De kantonrechter begrijpt uit de stukken en dat wat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht dat [gedaagde] de overeenkomst wilde aangaan namens een van zijn besloten vennootschappen, te weten: [bedrijfsnaam gedaagde] B.V. ( [bedrijfsnaam gedaagde] B.V.). Hij heeft dat tot uiting gebracht door op het formulier met gegevens voor opdrachtbevestiging bij het kopje ‘(bedrijfsnaam)’ te vermelden: ‘ [bedrijfsnaam gedaagde] ’. 2.5. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Adviesgroep Eindhoven verklaard dat [gedaagde] als potentiële klant zijn gegevens heeft ingevuld en dat Adviesgroep Eindhoven bij het verwerken van die gegevens heeft geconcludeerd dat er geen vennootschap onder de naam [bedrijfsnaam gedaagde] bestaat. Naar eigen zeggen heeft Adviesgroep Eindhoven vervolgens aangenomen dat is gecontracteerd met [gedaagde] in privé, omdat hij degene is die het formulier voor opdrachtbevestiging heeft ingevuld en ondertekend, terwijl het door hem opgegeven bedrijf volgens Adviesgroep Eindhoven niet bestaat. 2.6.
[gedaagde] heeft onder meer verklaard dat [bedrijfsnaam gedaagde] B.V. is opgericht in 2015 en nog steeds bestaat, ook al is zij niet (meer) actief. 2.7. Naar het oordeel van de kantonrechter had Adviesgroep Eindhoven niet zonder meer mogen aannemen dat, in het geval dat de op het formulier voor opdrachtbevestiging genoemde vennootschap (mogelijk) niet bestond, degene die dit formulier heeft ingevuld en ondertekend, contractspartij wordt. Voor een dergelijke aanname ontbreekt elke grond. Bovendien had het, vanwege haar conclusie dat er geen vennootschap onder de naam [bedrijfsnaam gedaagde] bestaat, op de weg van Adviesgroep Eindhoven gelegen om hierover contact op te nemen met [gedaagde] . Zo had Adviesgroep Eindhoven zich ervan kunnen (en moeten) vergewissen in wiens opdracht en voor wie zij de werkzaamheden zou verrichten en daarmee ook wie haar wederpartij is. Niet gebleken is dat Adviesgroep Eindhoven dat heeft gedaan. Adviesgroep Eindhoven is overgegaan tot het verrichten van specifieke werkzaamheden. De gevolgen van een dergelijke werkwijze komen voor rekening en risico van Adviesgroep Eindhoven. 2.8. Verder blijkt nergens uit dat [gedaagde] zich bij het sluiten van de overeenkomst dan wel op enig moment daarna in privé heeft willen binden. Dat de opdracht is bevestigd op een (privé-)e-mailadres van [gedaagde] betekent, anders dan Adviesgroep Eindhoven kennelijk meent, nog niet dat de overeenkomst met hem in privé is aangegaan. Of tussen partijen is afgesproken dat de facturen moeten worden gestuurd naar of zullen worden betaald door een derde, maakt ook niet dat [gedaagde] in privé moet worden aangemerkt als de contractuele wederpartij van Adviesgroep Eindhoven. De facturering en betaling zijn immers niet bepalend voor de vraag wie contractspartij is en ook dan zou Adviesgroep Eindhoven niet uitkomen bij [gedaagde] in privé, maar bij een door hem opgerichte holding. 2.9. De kantonrechter ziet, het geheel in overziend, onvoldoende feiten om te oordelen dat [gedaagde] in privé is opgetreden. Adviesgroep Eindhoven wordt dus niet gevolgd in haar stelling dat [gedaagde] haar contractspartij is en dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting. Dit betekent dat de vorderingen van Adviesgroep Eindhoven moeten worden afgewezen. Proceskosten 2.10. Adviesgroep Eindhoven wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden vastgesteld op: - salaris gemachtigde € 678,00 (2 punten × € 339,00) - nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing) Totaal € 813,00 3De beslissing De kantonrechter 3.1. wijst de vorderingen van Adviesgroep Eindhoven af; 3.2. veroordeelt Adviesgroep Eindhoven in de proceskosten van € 813,00, te vermeerderen met de eventuele explootkosten van betekening van het vonnis; 3.3. verklaart de veroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.