Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBOVE:2025:3849

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk en een voorwaardelijke geldboete van € 300. De verdachte is schuldig bevonden aan medeplegen van meerdere overtredingen rond de wet van de dieren, allen meermalen gepleegd.

Rechtbank Overijssel 17 June 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBOVE:2025:3849 text/xml public 2025-06-17T11:49:45 2025-06-17 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Overijssel 2025-06-16 84-071491-23 + 84-071466-23 + 84-048907-24 (P) (gevoegd ter zitting) Uitspraak Eerste aanleg - meervoudig NL Zwolle Strafrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2025:3849 text/html public 2025-06-17T11:48:06 2025-06-17 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBOVE:2025:3849 Rechtbank Overijssel , 16-06-2025 / 84-071491-23 + 84-071466-23 + 84-048907-24 (P) (gevoegd ter zitting)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk en een voorwaardelijke geldboete van € 300.

De verdachte is schuldig bevonden aan medeplegen van meerdere overtredingen rond de wet van de dieren, allen meermalen gepleegd.
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht

Meervoudige economische kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummers: 84-071491-23 + 84-071466-23 + 84-048907-24 (P) (gevoegd ter zitting)

Datum vonnis: 16 juni 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats],

wonende aan [woonplaats].
1Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 mei en 16 juni 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. N.J.H. Lina, advocaat in Groningen, naar voren is gebracht.
2De tenlastelegging
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 26 mei 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

parketnummer 84-071491-23

feit 1: op 13 april 2022 in [plaats 1] en/of [plaats 2] met een ander of alleen zonder redelijk doel en/of met overschrijding van wat ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is bij pony's, varkens, runderen en/of schapen pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van die dieren heeft benadeeld;

feit 2: op 13 april 2022 in [plaats 1] en/of [plaats 2] met een ander of alleen, als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf, de nodige verzorging heeft onthouden aan pony's, varkens, runderen en/of schapen;

feit 3: op 13 april 2022 in [plaats 2] met een ander of alleen, als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, er geen zorg voor heeft gedragen dat kadavers van landbouwhuisdieren zo spoedig mogelijk zijn aangegeven bij de ondernemer (Rendac);

parketnummer 84-071466-23

feit 1: op 4 januari 2023 met een ander of alleen zonder redelijk doel en/of met overschrijding van wat ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is bij paarden, runderen en/of schapen pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van die dieren heeft benadeeld;

feit 2: op 4 januari 2023 met een ander of alleen, als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf, de nodige verzorging heeft onthouden aan paarden, runderen en/of schapen; feit 3: op 4 januari 2023 met een ander of alleen, als houder van dieren, er geen zorg voor heeft gedragen dat de klauwen van drie schapen en/of drie lammeren (tijdig) werden bekapt;

parketnummer 84-048907-24

feit 1: op 6 juni 2023 met een ander of alleen zonder redelijk doel en/of met overschrijding van wat ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is bij pony's, een paard, runderen en/of schapen pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van die dieren heeft benadeeld;

feit 2: op 6 juni 2023 met een ander of alleen, als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf, de nodige verzorging heeft onthouden aan pony’s, een paard, runderen en/of schapen;

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

parketnummer 84-071491-23

feit 1:

zij op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats 1] en/of [plaats 2], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

(telkens) zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van

zodanig doel toelaatbaar was,

bij:

- één of meer pony(‘s) en/of

- één of meer varken(s) en/of

- één of meer rund(eren) en/of

- één of meer scha(a)p(en) en/of

althans bij (een) dier(en)

pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid en/of het welzijn van die/dat

dier(en) heeft benadeeld,

immers heeft zij en/of haar mededader(s);

- aan genoemde dieren die niet in een gebouw werden gehouden geen bescherming geboden tegen slechte weersomstandigheden en/of gezondheidsrisico’s en/of onvoldoende (diergeneeskundige) verzorging verstrekt en/of doen verstrekken en/of die dieren in een overbezette/ te volle behuizing en/of huisvesting en/of leefomgeving gehouden;

feit 2:

zij op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats 1] en/of [plaats 2], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk,

als houder van

- één of meer pony(‘s) en/of

- één of meer varken(s) en/of

- één of meer rund(eren) en/of

- één of meer scha(a)p(en) en/of

althans als houder van (een) dier(en),

(telkens) er geen zorg voor heeft gedragen dat:

A. (art. 2.2 lid 10 onder b Wet dieren jo. art. 1.6 lid 3 Besluit houders van dieren)

- meerdere pony’s en/of varken(s) en/of rund(eren) (p. 17 procesdossier), die niet

werd(en) gehouden in een gebouw, bescherming werd geboden tegen slechte

weersomstandigheden en/of gezondheidsrisico’s, immers lag(en) er (een)obstakel(s) en/of rommel waaraan (de) (het) dier(en) zich kon(den) verwonden, zoals ijzeren pijpen en/of een ijzeren plaat met uitstekende spijkers en/of een oud werktuig met (scherpe) uitstekende punten en/of ijzeren steigermateriaal en/of een ladder en/of zink en/of een trekker, en/of

B. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren jo. art. 1.7 onder c Besluit houders van dieren)

- 1 schaap in hok 12 (p. 45 procesdossier), zijnde een dier dat ziek of gewond leek,

onmiddellijk op een passende wijze werd verzorgd, immers was de kling van het schaap dichtgenaaid met een schoenveter zonder inschakeling van een dierenarts en zonder gebruikmaking van het juiste materiaal, en/of

C. (art. 2.2 lid 10 onder c sub 5 Wet dieren jo. art. 1.6 lid 2 Besluit houders van dieren)

- er voor 41, althans één of meer scha(a)p(en) met lam(meren) in schapenhok 1 (p.

17 procesdossier), voldoende ruimte was voor de fysiologische en/of ethologische

behoeften van die scha(a)p(en) met lam(meren), immers was in bovengenoemd schapenhok 1 sprake van overbezetting,

zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën werden gehouden;

feit 3:

zij op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats 2], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten (een) kadaver(s) van (een) landbouwhuisdier(en), er geen zorg voor heeft gedragen dat (het) (de) kadaver(s) zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer (Rendac),

immers werd(en) één of meer kadaver(s) van landbouwhuisdier(en) (in kadaverton 1 met maden in de kadavers) en/of (in kadaverton 2 achter een niet meer in gebruik zijnde geparkeerde auto), aangetroffen die langer dan 24 uur dood waren;

parketnummer 84-071466-23

feit 1:

zij op of omstreeks 4 januari 2023 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

(telkens) zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van

zodanig doel toelaatbaar was,

bij:

- één of meer paard(en), en/of

- één of meer rund(eren), en/of

- één of meer scha(a)p(en)

althans bij (een) dier(en)

pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid en/of het welzijn van die/dat

dier(en) heeft benadeeld,

immers heeft zij en/of haar mededader(s);

- genoemde dieren in een onhygiënische en/of (zeer) vervuilde en/of natte behuizing en/of huisvesting en/of leefomgeving (afdelingen) gehouden en/of aan genoemde dieren geen en/of onvoldoende drinkwater verstrekt en/of geen register en/of een onvolledig register heeft bijgehouden van de verstrekte medische zorg en/of het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen;

feit 2:

zij op of omstreeks 4 januari 2023 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk,

als houder van

- één of meer paard(en), en/of

- één of meer rund(eren), en/of

- één of meer scha(a)p(en)

althans als houder van (een) dier(en),

(telkens) er geen zorg voor heeft gedragen dat:

A. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren jo. art. 1.7 onder d besluit houders van dieren)

- 2, althans één of meer paard(en) in hok 2 en 3 (p. 12 procesdossier), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien dat/die paard(en) niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone en/of hygiënische ligplaats, immers was de bodembedekking (sterk) bevuild met natte en opgedroogde mest en/of was/waren één of meer paard(en) bevuild met aangekoekte mest, en/of

- 2, althans één of meer rund(eren) in hok 6 (p. 12 procesdossier), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien dat/die rund(eren) niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone en/of hygiënische ligplaats, immers was de bodembedekking (sterk) bevuild met natte en opgedroogde mest en/of was/waren één of meer rund(eren) bevuild met aangekoekte mest, en/of

B. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren jo. art. 1.7 onder f Besluit houders van dieren)

- 5, althans één of meer paard(en) in hok 1, 2, 3 en 7 (p. 11-13 procesdossier), toegang had/hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan/kunnen voldoen, immers was er geen water beschikbaar, en/of

- 2, althans één of meer rund(eren) in hok 6 (p. 13 procesdossier), toegang had/hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan/kunnen voldoen, immers was er geen water beschikbaar, en/of

C. (art. 2.2 lid 10 onder l sub 1 Wet dieren jo. art. 2.10 lid 1 Besluit houders van dieren)

- een (volledig) register werd bijgehouden van de verstrekte medische zorg en/of het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen (p. 15-17 procesdossier),

zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een

bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren

aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;

feit 3:

zij op of omstreeks 4 januari 2023 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans

alleen,

als houder van één of meer schapen, de nodige verzorging aan één of meer van deze schapen heeft onthouden,

immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s), er geen zorg voor gedragen dat:

de klauwen van drie schapen en/of drie lammeren, althans één of meer schapen en/of lammeren in hok 1 (tijdig) werden bekapt.

parketnummer 84-048907-24

feit 1:

zij op of omstreeks 6 juni 2023 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

(telkens) zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was,

bij:

- één of meer pony(’s) en/of

- één paard en/of

- één of meer rund(eren) en/of

- één of meer scha(a)p(en)

althans bij (een) dier(en)

pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid en/of het welzijn van

die/dat

dier(en) heeft benadeeld,

immers heeft zij en/of haar mededader(s);

- aan genoemde dieren geen of onvoldoende (diergeneeskundige) verzorging verstrekt en/of doen verstrekken en/of genoemde dieren in een onhygiënische en/of (zeer) vervuilde en/of natte behuizing en/of huisvesting en/of leefomgeving (afdelingen) gehouden en/of aan genoemde dieren geen en/of onvoldoende voer en/of drinkwater verstrekt;

feit 2:

zij op of omstreeks 6 juni 2023 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk,

als houder van

- één of meer pony(‘s) en/of

- één paard en/of

- één of meer rund(eren) en/of

- één of meer scha(a)p(en)

althans als houder van (een) dier(en),

(telkens) er geen zorg voor heeft gedragen dat:

A. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren jo. art. 1.7 onder c Besluit houders van dieren)

- 1 schaap in hok 4 (p. 11 procesdossier), zijnde een dier dat ziek of gewond leek,

onmiddellijk op een passende wijze werd verzorgd,

immers kon het schaap niet zelfstandig staan vanwege een kapot bekken, en/of

B. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, jo. art. 1.7 onder d Besluit houders)

- 1 paard in paardenbox 3 (p. 10 procesdossier), over een toereikende behuizing beschikte onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien dat paard niet de beschikking had over een droge en/of schone en/of hygiënische ligplaats, immers was de bodembedekking verontreinigd met mest en urine, en/of

- 18, althans één of meer scha(a)p(en) in hok 3 (p. 10-11 procesdossier), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien dat/die scha(a)p(en) niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone en/of hygiënische ligplaats, immers was de bodembedekking verontreinigd met mest en urine en/of

was/waren één of meer scha(a)p(en) bevuild met aangekoekte mest, en/of waren de klauwen van één of meer scha(a)p(en) bevuild met aangekoekte mest, en/of

C. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, art. 1.7 onder e Besluit houders van dieren)

- 2, althans één of meer pony(‘s) in paardenbox 2 (p. 10 procesdossier), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg/kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was geen ruwvoer en/of krachtvoer aanwezig, en/of

- 1 paard in paardenbox 3 (p. 10 procesdossier), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was geen ruwvoer en/of krachtvoer aanwezig, en/of

- 4 schapen en 1 rund, althans één of meer scha(a)p(en) in hok 1 (p. 10 procesdossier), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg/kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was geen ruwvoer en/of krachtvoer aanwezig, en/of

- 18, althans één of meer scha(a)p(en) in hok 3, (p. 10-11 procesdossier), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg/kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was geen ruwvoer en/of krachtvoer aanwezig, en/of

- 4 schapen, 5 lammeren en 1 rund, althans één of meer schapen en/of lammeren in hok 4 (p. 11 procesdossier), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg/kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was geen ruwvoer en/of krachtvoer aanwezig, en/of

D. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, art. 1.7 onder f Besluit houders van dieren)

- 4 schapen en 1 rund, althans één of meer scha(a)p(en) in hok 1 (p. 10 procesdossier), toegang had/hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan/kunnen voldoen, immers was er geen water beschikbaar, en/of

- 18, althans één of meer scha(a)p(en) in hok 3, (p. 10-11 procesdossier), toegang had/hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan/kunnen voldoen, immers was er geen water beschikbaar, en/of

- 4 schapen, 5 lammeren en 1 rund, althans één of meer schapen en/of lammeren in hok 4 (p. 11 procesdossier), toegang had/hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan/kunnen voldoen, immers was er geen water beschikbaar, en/of

E. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, art. 1.8 lid 2 Besluit houders van dieren)

- de behuizing van hok 1 waarin 4 schapen en 1 rund, althans één of meer scha(a)p(en) verbleven (p. 10 procesdossier), op zodanige wijze ontworpen, gebouwd en onderhouden is

dat bij die dieren geen pijn of letsel wordt veroorzaakt, immers bevatte het voerruif scherpe delen aan uitstekende spijlen waaraan de dieren zich konden verwonden, en/of

- de behuizing van hok 3 waarin 18, althans één of meer scha(a)p(en) verbleven (p. 10-11 procesdossier), op zodanige wijze ontworpen, gebouwd en onderhouden is dat bij die dieren geen pijn of letsel wordt veroorzaakt, immers staken bij het houten hek meerdere scherpe punten van spijkers uit waaraan de dieren zich konden verwonden, en/of

- de behuizing van hok 4 waarin 4 schapen, 5 lammeren en 1 rund, althans één of meer schapen en/of lammeren verbleven (p. 11 procesdossier), op zodanige wijze ontworpen, gebouwd en onderhouden is dat bij die dieren geen pijn of letsel wordt veroorzaakt, immers was er een hek met meerdere scherpe uitstekende delen waaraan de dieren zich konden verwonden,

zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een

bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren

aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
3De bewijsmotivering 3.1
Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met uitzondering van het onder parketnummer 84-071466-23 onder 1 tenlastegelegde ‘geen register en/of een onvolledig register heeft bijgehouden van de verstrekte medische zorg en/of het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen’. Verdachte moet van dit onderdeel worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging

Door de raadsvrouw is bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, omdat zij niet kan worden aangemerkt als medepleger. In dit verband heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte jong en onwetend was en dat de dieren van haar vader waren. Ze hielp haar vader wel mee met onder andere het voeren, behandelen tegen wolschurft, ontwormen en nummeren, maar verdiende hier geen geld mee. Vanaf het voorjaar 2022 kwam ze steeds minder vaak bij de dieren. De kadavertonnen en ijzeren platen met uitstekende spijkers heeft ze daarom ook niet gezien.

De raadsvrouw heeft verder gesteld dat in elk geval een partiële vrijspraak moet volgen ten aanzien van het bedrijfsmatig houden van dieren.

Tot slot heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte over de kennis en kunde beschikt om goed voor dieren te zorgen en heeft zij haar best gedaan, maar er is bij een dergelijke hoeveelheid dieren altijd wel iets te vinden. Het vuil in de stallen was echter niet aan haar te wijten, maar kwam doordat de inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) tijdens de inspecties veelvuldig heen en weer liepen. De foto’s in het dossier geven daarom een vertekend beeld, want zij zijn door de inspecteurs telkens aan het einde van een inspectie gemaakt.

Daarnaast heeft de raadsvrouw een map met foto’s aan de rechtbank verstrekt, waaruit volgens de verdediging blijkt dat de situatie in de periode voor en na de inspecties op orde was. De inspecteurs van de NVWA kwamen telkens op verkeerde momenten, en maakten er bovendien zelf een rommel van.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Algemene overwegingen

Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de processen-verbaal van de NVWA

De rechtbank neemt bij de hierna te bespreken feiten telkens de processen-verbaal van bevindingen en de bijbehorende bijlagen, waaronder de veterinaire verklaringen, tot uitgangspunt. De rechtbank stelt vast dat de door de verbalisanten opgemaakte processen-verbaal zijn opgemaakt op ambtseed dan wel ambtsbelofte. In de juistheid en betrouwbaarheid van een dergelijk proces-verbaal, dat overigens ook telkens steun vindt in een verklaring van een veterinair deskundige, mag een bijzonder vertrouwen gesteld worden. Redenen om aan de betrouwbaarheid en/of juistheid van de bevindingen te twijfelen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aanwezig.

Met betrekking tot het verweer dat de constateringen slechts een momentopname zijn

Zoals hierboven onder 4.2 weergegeven, heeft de verdediging zich op het standpunt

gesteld dat telkens sprake is geweest van slechts een momentopname van de situatie, die bovendien werd beïnvloed door de inspecteurs zelf. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat alleen al uit de vele constateringen van de verbalisanten van de NVWA op verschillende data en tijdstippen blijkt dat het niet om incidenten gaat. De rechtbank merkt in dit verband in het bijzonder op dat tijdens meerdere inspecties is geconstateerd dat de dieren, zoals runderen, schapen en paarden, geen water en/of voer hadden en dat hun hokken (sterk) waren bevuild met mest en/of urine. Verschillende dieren waren bevuild met aangekoekte mest, wat erop duidt dat zij al langere tijd, dus ook in de periode voorafgaand aan de inspecties, geen schone hokken hebben gehad.

Er is dus meermalen geconstateerd dat aan een groot aantal dieren de nodige verzorging is onthouden gedurende een langere periode.
3.3.2
Ten aanzien van parketnummer 84-071491-23

De inspectie van 13 april 2022

Feit 2

Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en dierenarts [naam 1], allen werkzaam bij de NVWA, hebben in verband met een geldende last onder dwangsom en last onder bestuursdwang op 13 april 2022 een herinspectie uitgevoerd aan de adressen [adres 1] in [plaats 1] en [adres 2] in [plaats 2], beide in de gemeente [gemeente].

Hieronder volgt – per tenlastegelegd onderdeel – een opsomming van wat zij tijdens die inspectie hebben geconstateerd.

Onderdeel A: op het terrein aan de voor- en weerszijden van het woonhuis van de boerderij (locatie [plaats 2]) werden twee pony’s, twee varkens en drie runderen gehouden. Op meerdere plekken lagen obstakels en rommel waaraan de dieren zich konden verwonden, zoals ijzeren pijpen, een ijzeren plaat met uitstekende spijkers, een oud werktuig met scherpe

uitstekende punten, ijzeren steigermateriaal, een ladder, zink en een trekker.

Onderdeel C: in hok 1 (locatie [plaats 2]) zaten circa 41 ooien met bijbehorende lammeren. Het hok was overvol. De schapen hadden weinig ruimte.

Met betrekking tot de bedrijfsmatigheid

De locaties [plaats 1] en [plaats 2] zijn geregistreerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) en beschikken over een Uniek Bedrijfsnummer (hierna: UBN). Verdachte is vermeld als ‘houder’. De zogenoemde stallijsten staan ook op haar naam. Uit deze stallijsten volgt dat op de tenlastegelegde datum in totaal 196 schapen, geiten en runderen werden gehouden. Voor deze dieren waren speciaal ruimtes ingericht, zo hebben verbalisanten tijdens de inspectie geconstateerd.

Daarnaast heeft verdachte ter zitting van 26 mei 2025 verklaard dat zij het bedrijf op naam heeft overgenomen omdat het gezin inkomen moest hebben.

Gelet op deze omstandigheden (UBN, hoeveelheid dieren, speciaal ingerichte ruimtes, inkomsten) is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, van oordeel dat op de tenlastegelegde datum sprake was van een bedrijf.

Met betrekking tot het houderschap

Tijdens de inspectie heeft verdachte, nadat verbalisanten haar wezen op het overvolle hok (onderdeel C), verteld dat de schapen nog maar enkele dagen binnen waren, maar dat ze ervoor zou zorgen dat het hok minder vol zal zijn. Er zullen een aantal schapen worden verkocht, aldus verdachte.

Tijdens de zitting van 26 mei 2025 heeft verdachte verklaard dat ze in coronatijd veel thuis was in verband met online schoollessen en dan met haar vader, tevens medeverdachte [medeverdachte], in de middag naar de dieren ging. In de weekenden kwam ze vaker bij de dieren. Ze hielp haar vader met alle voorkomende werkzaamheden en praktische verzorging van de dieren. Zo vulde ze bijvoorbeeld het water en stro bij, controleerde en bekapte de dieren, behandelde ze hen tegen wolschurft en hielp mee met ontwormen. Beslissingen over onder andere de aan- en verkoop van dieren, de huur van de grond en opstallen, de inkoop van voer, de verzorging en administratie nam haar vader in overleg met haar. Ze had dus enige

inspraak, maar zag haar vader als degene met de eindverantwoordelijkheid.

De facturen van de dierenarts en veehandelaren werden naar verdachte gestuurd en vanaf

haar rekening betaald.

Gelet op de omstandigheid dat verdachte niet alleen in naam en op papier houder van de dieren was, maar zich ook in de praktijk actief en consequent bezighield met het verzorgen van de dieren en bemoeienis had met het bedrijf, merkt de rechtbank (ook) verdachte aan als houder van de dieren. Dat verdachte in die hoedanigheid niet de eindverantwoordelijkheid droeg en niet steeds bekend was met alle situationele omstandigheden van alle dieren, zoals de raadsvrouw heeft gesteld, doet daaraan niet af.

Met betrekking tot het medeplegen

De rechtbank leidt uit het voorgaande ook af dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte]; ze verzorgden allebei – gezamenlijk en afzonderlijk – de dieren, overlegden over te nemen beslissingen over de bedrijfsvoering en de dieren en waren beiden aanwezig bij de inspectie.

De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Met betrekking tot het opzet

Volgens vaste jurisprudentie volstaat kleurloos opzet. Het opzet dient te zijn gericht op de feitelijk omschreven gedraging. Dat betekent dat sprake is van opzet indien willens en wetens is gehandeld of nagelaten. Het opzet hoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht. Uit de aard van de bewezenverklaarde handelingen kan niet anders volgen dan dat deze willens en wetens zijn verricht dan wel nagelaten. Ten aanzien van verdachte als houder geldt dat zij in de periodes dat ze veel bij de dieren was, moet hebben gezien hoe die eraan toe waren. In de periodes dat ze er minder of weinig kwam, vloeit uit de op haar rustende zorgplicht voort dat het nalaten de dieren te verzorgen en te checken in dit verband volstaat voor het aannemen van (tenminste voorwaardelijk) opzet op het medeplegen van het nalaten voldoende zorg te dragen voor de dieren. De stelling van de verdediging dat verdachte niet steeds op de hoogte was van alle situationele omstandigheden van alle dieren kan dus niet tot de conclusie leiden dat het opzet ontbreekt. De rechtbank verwerpt dit verweer.

Partiële vrijspraak

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onderdeel B heeft begaan. In dit verband overweegt de rechtbank dat in het proces-verbaal staat, op pagina 19, dat de vulva van een schaap was dichtgenaaid met een schoenveter. Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij deze ingreep. De rechtbank stelt verder en ten overvloede vast dat uit het proces-verbaal en ook de overige stukken in het dossier niet is op te maken onder welke omstandigheden de ingreep heeft plaatsgevonden en evenmin is gebleken dat verbalisanten hebben onderzocht of er sprake was van een uitzondering, op (kort samengevat) het verbod om een medische ingreep te verrichten, bijvoorbeeld ingrijpen wegens medische noodzaak, zodat ook om deze reden niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde kan worden gekomen. De rechtbank spreekt verdachte hiervan dus vrij.

Conclusie

De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de bevindingen van de verbalisanten en de NVWA-dierenarts, van oordeel dat de verdachte met een ander opzettelijk, als houder van de dieren, er geen zorg voor heeft gedragen dat deze:

- beschermd werden tegen slechte weersomstandigheden en/of gezondheidsrisico’s (onderdeel A);

- voldoende ruimte hadden voor hun fysiologische en/of ethologische behoeften (onderdeel C).

Deze overtredingen zijn, zoals hiervoor overwogen, begaan in de uitoefening van een bedrijf waar krachtens artikel 2.3 tweede lid van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.

Gelet hierop acht de rechtbank feit 2, met uitzondering van onderdeel B, wettig en overtuigend bewezen.

Feit 1

Tijdens de inspectie op 13 april 2022 in [plaats 1] zag NVWA-dierenarts [naam 1] een lam met aan beide ogen een oogontsteking. Het lam knipperde met de ogen en de slijmvliezen waren rood. [naam 1] schrijft in haar veterinaire verklaring dat voor zieke en/of gewonde dieren tijdig een dierenarts geraadpleegd moet worden. Lammeren met oogontsteking dienen onmiddellijk behandeling te krijgen.

De rechtbank is op grond hiervan, en op grond van de bewijsmiddelen die bij feit 2 zijn opgenomen, van oordeel dat verdachte, als medepleger, bij schapen pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel hun gezondheid en/of welzijn heeft benadeeld door niet de nodige diergeneeskundige verzorging te (laten) verstrekken en hen in overvolle hokken te houden. Daarmee is sprake van dierenmishandeling, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet dieren.

Eendaadse samenloop

De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 1 en 2 (deels) sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De bewezenverklaarde gedragingen, met uitzondering van die bij feit 2, onderdeel A, leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.

Feit 3

Tijdens de herinspectie op 13 april 2022 zag verbalisant [verbalisant 2] op de locatie in [plaats 2] een kadaverton (1) op het erf staan met daarin minimaal drie gestorven schapen. Er kwamen maden uit de kadavers. Verbalisant [verbalisant 2] zag achter een niet meer in gebruik zijnde geparkeerde auto een afgedekte kadaverton (2) staan. Naar schatting zaten hierin minimaal drie dode schapen. [naam 1] schrijft in haar veterinaire verklaring dat de kadavers in ton 2 tenminste twee weken oud waren. De andere ton stond er ook al enige tijd. Zij concludeert dan ook dat beide tonnen niet tijdig ter destructie zijn aangeboden.

Gelet hierop acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
3.3.3
Ten aanzien van parketnummer 84-332103-23

De inspectie van 4 januari 2023

Feit 2

Verbalisant [verbalisant 2] en NVWA-dierenarts [naam 2] hebben op 4 januari 2023 een inspectie

uitgevoerd op voornoemde locatie in [plaats 1].

Hieronder volgt – per tenlastegelegd onderdeel – een opsomming van wat zij tijdens die inspectie hebben geconstateerd.

Onderdeel A: in hok 2 liep een paard. Dit paard had geen hygiënische verblijfplaats. De bodembedekking in dit hok was namelijk zeer vervuild. De stro was vervuild met mest en urine en was nat. Het haarkleed van het paard was aan de buik, flanken, benen en dijen vervuild met natte mest en opgedroogde mest en urine. In hok 3 liep een paard. Ook dit paard had geen hygiënische verblijfplaats. De natte bodembedekking in dit hok bestond uit een mengsel van stro, vervuild met mest en urine. Het haarkleed van dit paard was vervuild met natte en opgedroogde mest en urine aan de flanken, buik, benen en dijen. In hok 6 waren twee runderen met natte en aangekoekte mest aan de buik, dijen en benen. De bodembedekking in dit hok bestond uit strooisel dat vuil en nat was door de mest en urine. Deze runderen hadden geen hygiënische verblijfplaats.

Onderdeel B: het paard in hok 1 had niet de beschikking over water. De waterbak in hok 2, waar ook een paard liep, was leeg. Het had dus niet de beschikking over water. Het paard in hok 3 had ook niet de beschikking over water. De emmer was er leeg. In hok 7 liepen twee pony’s. De pony’s hadden niet de beschikking over water. Er stond geen water in de waterbak. Bij de twee runderen in hok 6 stond ook geen water in de waterbak.

Onderdeel C: tijdens de inspectie kon het medisch register niet worden ingezien. Daarom is

verzocht om het medisch register aan verbalisant [verbalisant 2] te mailen. Verdachte verzond hierop diezelfde avond per mail een medisch register voor paarden en schapen aan [verbalisant 2]. [verbalisant 2] constateerde dat hierin het aantal sterfgevallen op het bedrijf niet duidelijk was aangegeven, terwijl er volgens het destructieoverzicht wel sterfgevallen op het bedrijf waren, en dat onduidelijk is welke schapen zijn behandeld.

Met betrekking tot de bedrijfsmatigheid

Uit de stallijsten volgt dat er op de tenlastegelegde datum in totaal 173 schapen, geiten, paarden en runderen werden gehouden. De rechtbank is gelet op deze hoeveelheid, en onder verwijzing naar wat in de zaak met parketnummer 84-071491-23 bij feit 2 verder over de bedrijfsmatigheid is overwogen, van oordeel dat op de tenlastegelegde

datum sprake was van een bedrijf.

Met betrekking tot het houderschap en medeplegen

Tijdens de inspectie op 4 januari 2023 heeft verdachte gezegd dat zij als verzorgers alleen de (gehuurde) stal konden betreden tussen 10.30 en 13.00 uur.

De rechtbank is gelet hierop, en onder verwijzing naar wat hierover in de zaak met parketnummer 84-071491-23 bij feit 2 verder is overwogen, van oordeel dat verdachte is aan te merken als houder van de dieren en dat sprake is van het tenlastegelegde medeplegen.

Met betrekking tot het opzet

De rechtbank is, onder verwijzing naar wat hierover in de zaak met parketnummer 84-071491-23 bij feit 2 is overwogen, van oordeel dat sprake is van opzet.

Conclusie

De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de bevindingen van de verbalisanten en de NVWA-dierenarts, van oordeel dat de verdachte met een ander opzettelijk, als houder van de dieren, er geen zorg voor heeft gedragen dat deze:

- beschikten over een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden (onderdeel A);

- toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit (onderdeel B).

Ook werd nagelaten een (volledig) register bij te houden van de verstrekte medische zorg en het aantal sterfgevallen (onderdeel C).

Deze overtredingen zijn, zoals hiervoor overwogen, begaan in de uitoefening van een bedrijf waar krachtens artikel 2.3 tweede lid van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.

Gelet hierop acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

Feit 1

De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen die bij feit 2 zijn opgenomen van oordeel

dat verdachte, als medepleger, de gezondheid en/of het welzijn van paarden, runderen en pony’s heeft benadeeld door deze dieren in onhygiënische hokken te houden en geen water te verstrekken. Daarmee is sprake van dierenmishandeling, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet dieren.

Eendaadse samenloop

De rechtbank is, onder verwijzing naar wat hierover in de zaak met parketnummer 84-

071491-23 bij feit 1 is overwogen, van oordeel dat met betrekking tot de feiten 1 en 2 (deels)

sprake is van eendaadse samenloop.

Feit 3

NVWA-dierenarts [naam 2] zag dat in hok 1 diverse dieren waren gehuisvest, waaronder schapen. Enkele van de aangetroffen schapen waren kreupel, door het ontbreken van tijdige klauwverzorging. [naam 2] bekeek de klauwen van twee ooien en stelde vast dat de klauwen van deze twee ooien niet bekapt en deels vergroeid en te lang waren en dat aan de klauwen en in de tussenklauwenspleet aangekoekte klei/grond/vuil zat. Ook bleek zich smet in de tussenklauwenspleet te hebben gevormd, die door ontbrekende klauwverzorging ontstaat en het niet kunnen opdrogen van de huid in de tussenklauwenspleet door het daar opgehoopte vuil. Hierdoor ontsteekt de huid in de tussenklauwenspleet.

Gelet hierop acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
3.3.4
Ten aanzien van parketnummer 84-048918-24

De inspectie van 6 juni 2023

Feit 2

Feiten en omstandigheden

Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en NVWA-dierenarts [naam 3] hebben op 6 juni 2023 een inspectie uitgevoerd op voornoemde locatie in [plaats 1].

Hieronder volgt – per tenlastegelegd onderdeel – een opsomming van wat zij tijdens die inspectie hebben geconstateerd.

Onderdeel A: in hok 4 lag een schaap met gestrekte poten op de grond. Dit schaap kon alleen met hulp van verbalisanten staan en had zichtbaar pijn. Volgens de praktiserend dierenarts

had dit schaap een kapot bekken.

Onderdeel B: in paardenbox 3 werd één paard gehouden. De bodembedekking was op meerdere plaatsen verontreinigd met mest en urine. In hok 3 werden achttien schapen gehouden. De bodembedekking was nat en vervuild met mest en urine. De klauwen van de schapen waren vervuild met natte en opgedroogde mest. De vachten van de schapen waren vervuild met mest en urine.

Onderdeel C en D: in paardenbox 2 werden twee pony’s gehouden. De pony’s hadden geen voer. Het paard in box 3 had ook geen voer. In hok 1 liepen vier schapen en één rund. De schapen en het rund hadden niet de beschikking over water en voer. Zoals hierboven bij onderdeel B aangegeven werden in hok 3 achttien schapen gehouden. Zij hadden niet de beschikking over water en voer. In hok 4 waren vier schapen, vijf lammeren en één rund. De schapen, lammeren en het rund hadden niet de beschikking over water en voer. In het hok waren meerdere lege emmers en een lege speciekuip.

Onderdeel E: de vier schapen en één rund in hok 1 konden in aanraking komen met scherpe delen aan uitstekende spijlen van de voerruif. Aan de uitstekende spijlen hingen meerdere plukken schapenwol. In hok 3, waar zoals hierboven genoemd, achttien schapen liepen, staken meerdere scherpe punten van spijkers uit een houten hek. Aan de punten van de spijkers zaten plukken wol. In hok 4, waar dus vier schapen, vijf lammeren en één rund liepen, was een hek met scherpe uitstekende delen.

Vervolgens zijn in opdracht van Team Bestuurlijke Maatregelen vijfentwintig schapen en vijf lammeren opgeladen en meegevoerd. Verbalisant [verbalisant 2] kreeg van de opslaghouder een overzicht van de conditiescore en zag dat elf schapen een conditiescore van 1,5 hadden. Deze schapen waren mager. De juiste conditiescore van een ooi is namelijk 3. Te magere ooien hebben een conditiescore lager dan 2.

Met betrekking tot de bedrijfsmatigheid

Uit de stallijsten volgt dat er op de tenlastegelegde datum in totaal 143 schapen, geiten, paarden en runderen werden gehouden. De rechtbank is gelet op deze hoeveelheid, en onder verwijzing naar wat in de zaak met parketnummer 84-071491-23 bij feit 2 verder over de bedrijfsmatigheid is overwogen, van oordeel dat op de tenlastegelegde datum sprake was

van een bedrijf.

Met betrekking tot het houderschap en medeplegen

De rechtbank is onder verwijzing naar wat hierover in de zaak met parketnummer 84-071491-23 bij feit 2 is overwogen van oordeel dat verdachte is aan te merken als houder van de dieren en dat sprake is van het tenlastegelegde medeplegen.

Met betrekking tot het opzet

De rechtbank is, onder verwijzing naar wat hierover in de zaak met parketnummer 84-071491-23 bij feit 2 is overwogen, van oordeel dat sprake is van opzet.

Conclusie

De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de bevindingen van de verbalisanten en de NVWA-dierenarts, van oordeel dat de verdachte met een ander opzettelijk, als houder van de dieren, er geen zorg voor heeft gedragen dat deze:

- onmiddellijk op passende wijze werden verzorgd (onderdeel A);

- beschikten over een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden (onderdeel B);

- een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend (onderdeel C);

- toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit (onderdeel D);

- niet in een behuizing verbleven die op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd en onderhouden dat geen pijn of letsel werd veroorzaakt (onderdeel E).

Deze overtredingen zijn, zoals hiervoor overwogen, begaan in de uitoefening van een bedrijf waar krachtens artikel 2.3 tweede lid van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.

Gelet hierop acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

Feit 1

De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen die bij feit 2 zijn opgenomen, van oordeel dat verdachte, als medepleger, bij pony’s, een paard, runderen en schapen pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel hun gezondheid en/of welzijn heeft benadeeld door niet de nodige diergeneeskundige verzorging te (laten) verstrekken, de dieren in onhygiënische hokken te houden en geen water en/of voer te verstrekken. Daarmee is sprake van dierenmishandeling, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet dieren.

Eendaadse samenloop

De rechtbank is, onder verwijzing naar wat hierover in de zaak met parketnummer 84-071491-23 bij feit 1 is overwogen, van oordeel dat met betrekking tot de feiten 1 en 2 (deels) sprake is van eendaadse samenloop.
3.4
De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

parketnummer 84-071491-23

feit 1:

zij op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats 1] en /of [plaats 2], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer ander en, althans alleen ,

( telkens ) zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van

zodanig doel toelaatbaar was,

bij:

- één of meer pony(‘s) en/of

- één of meer varken(s) en/of

- één of meer rund(eren) en/of

- één of meer scha ( a ) p ( en ) en/of

althans bij (een) dier(en)

pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid en/of het welzijn van die /dat

dier ( en ) heeft benadeeld,

immers heeft zij en /of haar mededader (s) ;

- aan genoemde dieren die niet in een gebouw werden gehouden geen bescherming geboden tegen slechte weersomstandigheden en/of gezondheidsrisico’s en/of onvoldoende (diergeneeskundige) verzorging verstrekt en/of doen verstrekken en /of die dieren in een overbezette / te volle behuizing en/of huisvesting en/of leefomgeving gehouden;

feit 2:

zij op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats 1] en /of [plaats 2], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer ander en, althans alleen ,

al dan niet opzettelijk,

als houder van

- één of meer pony ( ‘s ) en /of

- één of meer varken ( s ) en /of

- één of meer rund ( eren ) en /of

- één of meer scha (a) p ( en ) en /of

althans als houder van (een) dier(en),

( telkens ) er geen zorg voor heeft gedragen dat:

A. (art. 2.2 lid 10 onder b Wet dieren jo. art. 1.6 lid 3 Besluit houders van dieren)

- meerdere pony’s en /of varken ( s ) en/ of rund ( eren ) (p. 17 procesdossier) , die niet

werd ( en ) gehouden in een gebouw, bescherming werd geboden tegen slechte

weersomstandigheden en /of gezondheidsrisico’s, immers lag ( en ) er (een) obstakel ( s ) en /of rommel waaraan ( de ) (het) dier ( en ) zich kon ( den ) verwonden, zoals ijzeren pijpen en /of een ijzeren plaat met uitstekende spijkers en /of een oud werktuig met ( scherpe ) uitstekende punten en /of ijzeren steigermateriaal en /of een ladder en /of zink en /of een trekker, en /of

B. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren jo. art. 1.7 onder c Besluit houders van dieren)

- 1 schaap in hok 12 (p. 45 procesdossier), zijnde een dier dat ziek of gewond leek,

onmiddellijk op een passende wijze werd verzorgd, immers was de kling van het schaap dichtgenaaid met een schoenveter zonder inschakeling van een dierenarts en zonder gebruikmaking van het juiste materiaal, en/of

C. (art. 2.2 lid 10 onder c sub 5 Wet dieren jo. art. 1.6 lid 2 Besluit houders van dieren)

- er voor 41 , althans één of meer scha (a) p ( en ) met lam ( meren ) in schapenhok 1 (p.

17 procesdossier) , voldoende ruimte was voor de fysiologische en /of ethologische

behoeften van die scha (a) p ( en ) met lam ( meren ) , immers was in bovengenoemd schapenhok 1 sprake van overbezetting,

zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën werden gehouden;

feit 3:

zij op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats 2], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander en, althans alleen,

als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten (een) kadaver ( s ) van (een)

landbouwhuisdier ( en ) , er geen zorg voor heeft gedragen dat (het) ( de ) kadaver ( s ) zo spoedig

mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer (Rendac),

immers werd ( en ) één of meer kadaver ( s ) van landbouwhuisdier ( en ) , ( in kadaverton 1 met

maden in de kadavers ) en /of ( in kadaverton 2 achter een niet meer in gebruik zijnde

geparkeerde auto ) , aangetroffen die langer dan 24 uur dood waren;

parketnummer 84-071466-23

feit 1:

zij op of omstreeks 4 januari 2023 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer ander en, althans alleen ,

( telkens ) zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van

zodanig doel toelaatbaar was,

bij:

- één of meer paard ( en ) , en /of

- één of meer rund ( eren ) , en /of

- één of meer scha(a)p(en)

althans bij (een) dier ( en )

pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid en/of het welzijn van die /dat

dier ( en ) heeft benadeeld,

immers heeft zij en /of haar mededader (s) ;

- genoemde dieren in een onhygiënische en/of ( zeer ) vervuilde en/of natte behuizing en/of huisvesting en/of leefomgeving (afdelingen) gehouden en /of aan genoemde dieren geen en/of onvoldoende drinkwater verstrekt en/of geen register en/of een onvolledig register heeft bijgehouden van de verstrekte medische zorg en/of het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen;

feit 2:

zij op of omstreeks 4 januari 2023 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], in elk geval in

Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer ander en, althans alleen ,

al dan niet opzettelijk,

als houder van

- één of meer paard ( en ) , en /of

- één of meer rund ( eren ) , en /of

- één of meer scha (a) p ( en )

althans als houder van (een) dier(en),

( telkens ) er geen zorg voor heeft gedragen dat:

A. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren jo. art. 1.7 onder d besluit houders van dieren)

- 2 , althans één of meer paard ( en ) in hok 2 en 3 (p. 12 procesdossier) , over een

toereikende behuizing beschikte ( n ) onder voldoende hygiënische omstandigheden,

aangezien dat/ die paard ( en ) niet de beschikking had ( den ) over een droge en /of

schone en /of hygiënische ligplaats, immers was de bodembedekking ( sterk ) bevuild

met natte en opgedroogde mest en /of was/ waren één of meer paard ( en ) bevuild

met aangekoekte mest, en /of

- 2 , althans één of meer rund ( eren ) in hok 6 (p. 12 procesdossier) , over een

toereikende behuizing beschikte ( n ) onder voldoende hygiënische omstandigheden,

aangezien dat/ die rund ( eren ) niet de beschikking had ( den ) over een droge en /of

schone en /of hygiënische ligplaats, immers was de bodembedekking (sterk) bevuild

met natte en opgedroogde mest en /of was/ waren één of meer rund ( eren ) bevuild

met aangekoekte mest, en /of

B. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren jo. art. 1.7 onder f Besluit houders van dieren)

- 5 , althans één of meer paard ( en ) in hok 1, 2, 3 en 7 (p. 11-13 procesdossier) ,

toegang had/ hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit

of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan/ kunnen voldoen, immers

was er geen water beschikbaar, en /of

- 2 , althans één of meer rund ( eren ) in hok 6 (p. 13 procesdossier) , toegang

had/ hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op

een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan/ kunnen voldoen, immers was er

geen water beschikbaar, en /of

C. (art. 2.2 lid 10 onder l sub 1 Wet dieren jo. art. 2.10 lid 1 Besluit houders van dieren)

- een ( volledig ) register werd bijgehouden van de verstrekte medische zorg en /of het

bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen (p. 15-17 procesdossier ),

zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;

feit 3:

zij op of omstreeks 4 januari 2023 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland ,

tezamen en in vereniging met een of meer ander en, althans alleen , opzettelijk

als houder van één of meer schapen, de nodige verzorging aan één of meer van deze schapen heeft onthouden,

immers heeft/ hebben zij, verdachte, en /of haar mededader ( s ) , er geen zorg voor gedragen dat:

de klauwen van drie schapen en/of drie lammeren, althans één of meer schapen en/of lammeren in hok 1 ( tijdig ) werden bekapt;

parketnummer 84-048907-24

feit 1:

zij op of omstreeks 6 juni 2023 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer ander en, althans alleen ,

( telkens ) zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was,

bij:

- één of meer pony ( ‘s ) en /of

- één paard en /of

- één of meer rund ( eren ) en /of

- één of meer scha (a) p ( en )

althans bij (een) dier(en)

pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid en/of het welzijn van

die /dat dier ( en ) heeft benadeeld,

immers heeft zij en /of haar mededader (s) ;

- aan genoemde dieren geen of onvoldoende (diergeneeskundige) verzorging verstrekt en/of doen verstrekken en /of genoemde dieren in een onhygiënische en /of (zeer) vervuilde en/ of natte behuizing en/of huisvesting en/of leefomgeving (afdelingen) gehouden en /of aan genoemde dieren geen en/of onvoldoende voer en/of drinkwater verstrekt;

feit 2:

zij op of omstreeks 6 juni 2023 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer ander en, althans alleen,

al dan niet opzettelijk,

als houder van

- één of meer pony ( ‘s ) en /of

- één paard en /of

- één of meer rund ( eren ) en /of

- één of meer scha (a) p ( en )

althans als houder van (een) dier(en),

( telkens ) er geen zorg voor heeft gedragen dat:

A. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren jo. art. 1.7 onder c Besluit houders van dieren)

- 1 schaap in hok 4 (p. 11 procesdossier) , zijnde een dier dat ziek of gewond leek,

onmiddellijk op een passende wijze werd verzorgd,

immers kon het schaap niet zelfstandig staan vanwege een kapot bekken, en /of

B. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, jo. art. 1.7 onder d Besluit houders)

- 1 paard in paardenbox 3 (p. 10 procesdossier) , over een toereikende behuizing

beschikte (n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien dat paard

niet de beschikking had over een droge en /of schone en /of hygiënische ligplaats,

immers was de bodembedekking verontreinigd met mest en urine, en /of

- 18 , althans één of meer scha (a) p ( en ) in hok 3 (p. 10-11 procesdossier) , over een

toereikende behuizing beschikte ( n ) onder voldoende hygiënische omstandigheden,

aangezien dat/ die scha (a) p ( en ) niet de beschikking had ( den ) over een droge en /of

schone en/ of hygiënische ligplaats, immers was de bodembedekking verontreinigd

met mest en urine en /of was/ waren één of meer scha (a) p ( en ) bevuild met

aangekoekte mest, en /of waren de klauwen van één of meer scha (a) p ( en ) bevuild

met aangekoekte mest, en /of

C. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, art. 1.7 onder e Besluit houders van dieren)

- 2 , althans één of meer pony ( ‘s ) in paardenbox 2 (p. 10 procesdossier) , een

toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer

kreeg/ kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het

dier, immers was geen ruwvoer en/of krachtvoer aanwezig, en /of

- 1 paard in paardenbox 3 (p. 10 procesdossier) , een toereikende hoeveelheid

gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg /kregen toegediend op een

wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was geen ruwvoer

en/of krachtvoer aanwezig, en /of

- 4 schapen en 1 rund , althans één of meer scha(a)p(en) in hok 1 (p. 10

procesdossier) , een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd

geschikt voer kreeg/ kregen toegediend op een wijze die past bij het

ontwikkelingsstadium van het dier, immers was geen ruwvoer en/of krachtvoer

aanwezig, en /of

- 18 , althans één of meer scha (a) p ( en ) in hok 3, (p. 10-11 procesdossier), een

toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer

kreeg/ kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het

dier, immers was geen ruwvoer en/of krachtvoer aanwezig, en /of

- 4 schapen, 5 lammeren en 1 rund , althans één of meer schapen en/of lammeren in

hok 4 (p. 11 procesdossier) , een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en

de leeftijd geschikt voer kreeg/ kregen toegediend op een wijze die past bij het

ontwikkelingsstadium van het dier, immers was geen ruwvoer en/of krachtvoer

aanwezig, en /of

D. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, art. 1.7 onder f Besluit houders van dieren)

- 4 schapen en 1 rund , althans één of meer scha(a)p(en) in hok 1 (p. 10

procesdossier) , toegang had/ hadden tot een toereikende hoeveelheid water van

passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn = hun? behoefte aan water kan/ kunnen

voldoen, immers was er geen water beschikbaar, en /of

- 18 , althans één of meer scha (a) p ( en ) in hok 3, (p. 10-11 procesdossier) , toegang

had/ hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op

een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan/ kunnen voldoen, immers was er

geen water beschikbaar, en /of

- 4 schapen, 5 lammeren en 1 rund , althans één of meer schapen en/of lammeren in

hok 4 (p. 11 procesdossier) , toegang had/ hadden tot een toereikende hoeveelheid

water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water

kan/ kunnen voldoen, immers was er geen water beschikbaar, en /of

E. (art. 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, art. 1.8 lid 2 Besluit houders van dieren)

- de behuizing van hok 1 waarin 4 schapen en 1 rund , althans één of meer

scha(a)p(en) verbleven (p. 10 procesdossier) , op zodanige wijze ontworpen,

gebouwd en onderhouden is dat bij die dieren geen pijn of letsel wordt veroorzaakt,

immers bevatte het voerruif scherpe delen aan uitstekende spijlen waaraan de

dieren zich konden verwonden, en /of

- de behuizing van hok 3 waarin 18 , althans één of meer scha (a) p ( en ) verbleven (p.

10-11 procesdossier) , op zodanige wijze ontworpen, gebouwd en onderhouden is

dat bij die dieren geen pijn of letsel wordt veroorzaakt, immers staken bij het

houten hek meerdere scherpe punten van spijkers uit waaraan de dieren zich

konden verwonden, en /of

- de behuizing van hok 4 waarin 4 schapen, 5 lammeren en 1 rund , althans één of

meer schapen en/of lammeren verbleven (p. 11 procesdossier) , op zodanige wijze

ontworpen, gebouwd en onderhouden is dat bij die dieren geen pijn of letsel wordt

veroorzaakt, immers was er een hek met meerdere scherpe uitstekende delen

waaraan de dieren zich konden verwonden,

zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij:

parketnummer 84-071491-23

feit 1: artikel 2.1 eerste lid, artikel 8.11 eerste lid en artikel 8.12 eerste lid van de Wet dieren;

feit 2: artikel 1 onder 2º, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2 tiende lid, onderdelen b en c, van de Wet dieren juncto artikel 1.6 tweede en derde van het Besluit houders van dieren;

feit 3: artikel 1a onder 3º, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 3.4 eerste lid en 6.2 eerste lid van de Wet dieren juncto artikel 3.1 eerste lid van het Besluit dierlijke producten juncto artikel 3.22, eerste lid van de Regeling dierlijke producten;

parketnummer 84-071466-23

feit 1: artikel 2.1 eerste lid, artikel 8.11 eerste lid en artikel 8.12 eerste lid van de Wet dieren;

feit 2: artikel 1 onder 2º, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2 tiende lid, onderdelen d en l, van de Wet dieren juncto artikel 1.7 onder d en f en 2.10 eerste lid van het Besluit houders van dieren;

feit 3: artikel 2.2 achtste lid, artikel 8.11 eerste lid en artikel 8.12 eerste lid van de Wet dieren;

parketnummer 84-048907-24

feit 1: artikel 2.1 eerste lid, artikel 8.11 eerste lid en artikel 8.12 eerste lid van de Wet dieren;

feit 2: artikel 1 onder 2º, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2 tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren juncto artikel 1.7 onder c, d, e en f en artikel 1.8 tweede lid van het Besluit houders van dieren;

Het bewezenverklaarde levert op:

parketnummer 84-071491-23

feiten 1 en 2:

de eendaadse samenloop van;

het misdrijf: medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1 eerste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd (feit 1);

en

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2., tiende lid, onderdeel c van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd (feit 2);

feit 2:

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens

artikel 2.2., tiende lid, onderdeel b van de Wet dieren, terwijl

deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;

feit 3:

de overtreding: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 eerste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd;

parketnummer 84-071466-23

feiten 1 en 2:

de eendaadse samenloop van;

het misdrijf: medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1 eerste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd (feit 1);

en

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2., tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd (feit 2);

feit 2:

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2., tiende lid, onderdeel l van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;

feit 3:

het misdrijf: medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2 achtste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd;

parketnummer 84-048907-24

feiten 1 en 2:

de eendaadse samenloop van;

het misdrijf: medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1 eerste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd (feit 1);

en

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2., tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd (feit 2);

feit 2:

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2., tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
5De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
6De op te leggen straf of maatregel 6.1
De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast en heeft ten aanzien van de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van parketnummer 84-071491-23, feit 3, gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand met een proeftijd van drie jaren. Aan deze voorwaardelijke straf moeten de volgende voorwaarden worden verbonden:

- veroordeelde mag gedurende de proeftijd voor zichzelf geen schapen, geiten,

runderen, varkens, pony’s of paarden aanschaffen en/of houden, met uitzondering van de twee paarden die zij nu op naam heeft staan;

- veroordeelde mag gedurende de proeftijd geen schapen, geiten, runderen, varkens,

pony’s of paarden aanschaffen en/of houden voor of bij of door middel van een

ander;

- veroordeelde moet volledig meewerken aan de controles op deze voorwaarden door de NVWA, Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (hierna: LID) en/of politie, onder meer door het verstrekken van informatie en geven van toegang tot haar woning en terrein.

De officier van justitie heeft verzocht om aan de NVWA, LID en/of politie de opdracht te geven om toezicht te houden op de naleving van deze bijzondere voorwaarden.

De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder parketnummer 84-071491-23, feit 3, tenlastegelegde gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 300,--.
6.2
Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft toepassing van het jeugdstrafrecht bepleit. In dit verband heeft zij gewezen op de jeugdige leeftijd van verdachte, haar rol in het geheel, de pedagogische beïnvloeding door en afhankelijkheid van haar ouders en het feit dat zij een blanco strafblad heeft.

De raadsvrouw heeft, gelet op alle omstandigheden, primair verzocht om artikel 9a Sr toe te

passen. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat een geheel voorwaardelijke straf

volstaat. Het is volgens haar niet gerechtvaardigd om hieraan als bijzondere voorwaarde een houdverbod te koppelen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.

De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

Verdachte is als veehoudster (samen met haar vader) bij herhaling, in meerdere opzichten, ernstig en strafbaar tekort geschoten in de verzorging van de van hen afhankelijke schapen, pony’s, varkens, runderen, geiten en paarden. Zij heeft zich daarmee ook schuldig gemaakt aan dierenmishandeling.

Op het bedrijf waar verdachte en haar vader voornoemde diersoorten hielden zijn ernstige tekortkomingen geconstateerd. Zo hadden de dieren dikwijls niet de beschikking over voldoende en geschikt voer, was er geen (schoon) drinkwater aanwezig en liepen zij door hun eigen mest en urine. Veel schapen waren ernstig vermagerd en sommige schapen liepen kreupel. Daarnaast werden meerdere schapen gehuisvest in een overvol hok of in een hok waar zij in aanraking konden komen met scherpe, uit een voerruif of hek, uitstekende delen. Pony’s, varkens en runderen liepen buiten in een land met obstakels en rommel waaraan zij zich konden bezeren. Ook liepen enkele schapen kreupel, omdat verdachte naliet om hun klauwen tijdig te verzorgen. Verdachte hield niet (inzichtelijk) bij aan welk dier welke medische zorg werd verstrekt en hoeveel sterfgevallen er waren. Tot slot heeft verdachte verzuimd om tijdig, binnen de in de wet gegeven termijn, kadavers van schapen aan te geven. De in de dossiers beschreven bevindingen laten zien hoe ernstig de situatie voor de schapen en overige dieren is geweest.

Het houden van dieren is niet vrijblijvend. Wie dieren houdt, draagt daarvoor ook de

verantwoordelijkheid. Verdachte lijkt het welzijn van de dieren onvoldoende serieus te nemen. Tijdens de zitting van 26 mei 2025 is de rechtbank gebleken dat verdachte de ernstige tekortkomingen ontkent dan wel bagatelliseert. Die houding heeft er mede aan bijgedragen dat een groot aantal dieren structureel onnodig te lijden hebben gehad. Dit neemt de rechtbank haar kwalijk, al heeft zij de indruk bekomen dat verdachtes houding en gedrag in hoge mate zijn beïnvloed door haar vader. Verdachte was nog minderjarig toen het bedrijf, op initiatief van haar vader, op haar naam werd gezet. Zij werkte mee, overlegde mee, maar in essentie bleef haar vader de kar trekken. Op zitting heeft verdachte ook verklaard dat ze achteraf gezien de verantwoordelijkheid die komt kijken bij het runnen van een bedrijf toen nog niet kon overzien en ook niet aankon.

De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte een blanco strafblad heeft.

De rechtbank heeft verder gekeken naar het reclasseringsadvies van 13 mei 2025. In het dagelijks leven lijkt verdachte de basiszaken op orde te hebben; zij beschikt over een startkwalificatie, heeft werk, inkomen en er is geen sprake van middelenproblematiek. Uit het risicotaxatie-instrument komt een algemeen laag risico op recidive. De reclassering ziet noch doorslaggevende redenen voor toepassing van het jeugdstrafrecht, noch voor toepassing van het volwassenstrafrecht. De reclassering adviseert in het geval van een veroordeling om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij interventies of toezicht niet nodig vindt.

De rechtbank ziet, mede gelet op wat daarover in het reclasseringsadvies staat, onvoldoende aanknopingspunten om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank zal verdachte dus berechten overeenkomstig het volwassenenstrafrecht. Vanwege de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat de toepassing van artikel 9a Sr niet opportuun is.

Alles wegende is de rechtbank van oordeel dat voor de bewezenverklaarde misdrijven een taakstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is. Deze straf is beduidend lager dan geëist door de officier van justitie. In het bijzonder houdt dit verband met de ondergeschikte rol die verdachte ten opzichte van haar vader had en de omstandigheid dat het om deels verouderde feiten gaat.

De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel geen houdverbod, in de vorm van een bijzondere voorwaarde, verbinden omdat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.

De rechtbank zal verdachte voor de bewezenverklaarde overtreding een voorwaardelijke geldboete van € 300,-- opleggen met een proeftijd van drie jaren.
7De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 47, 55 en 57 Sr.
8De beslissing
De rechtbank:

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte de onder parketnummers 84-071491-23, 84-071466-23 en 84-048907-24 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

parketnummer 84-071491-23

feiten 1 en 2:

de eendaadse samenloop van;

het misdrijf: medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1 eerste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd (feit 1);

en

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2., tiende lid, onderdeel c van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd (feit 2);

feit 2:

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens

artikel 2.2., tiende lid, onderdeel b van de Wet dieren, terwijl

deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;

feit 3:

de overtreding: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 eerste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd;

parketnummer 84-071466-23

feiten 1 en 2:

de eendaadse samenloop van;

het misdrijf: medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1 eerste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd (feit 1);

en

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2., tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd (feit 2);

feit 2:

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens

artikel 2.2., tiende lid, onderdeel l van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;

feit 3:

het misdrijf: medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2 achtste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd;

parketnummer 84-048907-24

feiten 1 en 2:

de eendaadse samenloop van;

het misdrijf: medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1 eerste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd (feit 1);

en

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2., tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd (feit 2);

feit 2:

het misdrijf: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2., tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte voor het bewezenverklaarde, met uitzondering van parketnummer 84-071491-23, feit 3, tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 60 (zestig) uren;

- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;

- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:

- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- veroordeelt verdachte voor het onder parketnummer 84-071491-23, feit 3, bewezenverklaarde tot betaling van een geldboete van € 300,-- (zegge: driehonderd euro);

- bepaalt dat deze geldboete in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. H. Stam en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2025.

Buiten staat

Mr. H. Stam en mr. L. Kesteloo zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met referentienummer 172424/137619/3004447/4. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het door [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal van 21 februari 2023 (hierna: het proces-verbaal), pagina’s 11 en 12.

Het proces-verbaal, pagina’s 17 en 18 onder ‘het welzijn van de dieren benadelen doordat ze in aanraking kunnen komen met scherpe delen’.

Het proces-verbaal, pagina 17 onder ‘schapenhokken overvol’.

Het proces-verbaal, pagina 9 op één na laatste alinea en pagina 24 laatste alinea.

Geschriften, te weten stallijsten van de locaties [plaats 2] en [plaats 1] met als peildatum 12 april 2022, pagina’s 26 tot en met 41 (bijlage 1), behorend bij het proces-verbaal van 21 februari 2023.

Het proces-verbaal, pagina 19.

De verklaring van verdachte [verdachte], zoals afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 26 mei 2025.

Het proces-verbaal, pagina 17 alinea 1.

De verklaring van verdachte [verdachte], zoals opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 26 mei 2025.

De verklaring van verdachte [medeverdachte], zoals opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 26 mei 2025.

Het proces-verbaal, pagina 19 alinea 4.

De door [naam 1] opgemaakte veterinaire verklaring van 21 april 2022 (hierna: de veterinaire verklaring), pagina 47 onder ‘vraag 5a’.

Het proces-verbaal, pagina 13 onder ‘kadaverton 1’ en ‘kadaverton 2’.

De veterinaire verklaring, pagina 50 regel 2.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met referentienummer 176758/142027/3004447/4. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het door [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal van 21 februari 2023 (hierna: het proces-verbaal), pagina 9.

Het proces-verbaal, pagina 12 onder ‘hok 2, geen hygiënische verblijfplaats’.

Het proces-verbaal, pagina 12 onder ‘hok 3, geen hygiënische verblijfplaats’.

Het proces-verbaal, pagina 12 onder ‘hok 6, geen hygiënische verblijfplaats’.

Het proces-verbaal, pagina 11 onder ‘hok 1, geen water’.

Het proces-verbaal, pagina 12 onder ‘hok 2, geen water’.

Het proces-verbaal, pagina 12 onder ‘hok 3, geen water’.

Het proces-verbaal, pagina 13 onder ‘hok 7, geen water’.

Het proces-verbaal, pagina’s 12 en 13 onder ‘hok 6, geen water’.

Het proces-verbaal, pagina’s 15 tot en met 17 onder ‘medische register’.

Geschriften, te weten stallijsten van de locaties [plaats 2] en [plaats 1] met als peildatum 3 januari 2023, pagina’s 27 tot en met 40 (bijlage 1), behorend bij het proces-verbaal van 21 februari 2023.

Het proces-verbaal, pagina 14 alinea 1.

De door [naam 2] opgemaakte veterinaire verklaring van 13 januari 2023, pagina’s 48 onderaan, 49 alinea 1 en 52 alinea 2.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met referentienummer 179674/153976/30044447/5. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het door [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal van 23 april 2024 (hierna: het proces-verbaal), pagina’s 9 en 10.

Het proces-verbaal, pagina 11 onder ‘hok 4’ en een geschrift, zijnde de verklaring van de praktiserend dierenarts (bijlage 9), behorend bij het proces-verbaal van 23 april 2024, pagina 46.

Het proces-verbaal, pagina 10 onder ‘paardenbox 3’.

Het proces-verbaal, pagina’s 10 en 11 onder ‘hok 3’.

Het proces-verbaal, pagina 10 onder ‘paardenbox 2’.

Het proces-verbaal, pagina 10 onder ‘paardenbox 3’.

Het proces-verbaal, pagina 10 onder ‘hok 1’.

Het proces-verbaal, pagina’s 10 en 11 onder ‘hok 3’.

Het proces-verbaal, pagina 11 onder ‘hok 4’.

Het proces-verbaal, pagina 10 onder ‘hok 1’.

Het proces-verbaal, pagina’s 10 en 11 onder ‘hok 3’.

Het proces-verbaal, pagina 11 onder ‘hok 4’.

Een geschrift, te weten een proces-verbaal meevoeren van 6 juni 2023 (bijlage 10), behorend bij het proces-verbaal van 23 april 2024, pagina’s 47 tot en met 49.

Het proces-verbaal, pagina 14 onder ‘2.7 conditiescore schapen’ en een geschrift, te weten de conditiescore schapen (bijlage 12), behorend bij het proces-verbaal van 23 april 2024, pagina’s 51 en 52.

Het proces-verbaal, pagina 9 onder ‘voorbereiding twee stallijsten 6 juni 2023’.

Artikel delen