Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBROT:2024:676

5 februari 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummers: ROT 22/4351, ROT 22/4352, ROT 22/4354, ROT 22/4355, ROT 22/4356, ROT 22/4357 en ROT 22/4359


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2024 in de zaken tussen


[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.A. Visser),

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank beroepen tegen afwijzingen van subsidieaanvragen van eiseres. Het college heeft deze aanvragen afgewezen met primair besluit 1 van 17 januari 2022, primair besluit 2, 3 en 4 van 20 januari 2022, primair besluit 5 van 21 januari 2022, primair besluit 6 van 6 maart 2022 en primair besluit 7 van 15 maart 2022. Tegen deze besluiten heeft eiseres bezwaar gemaakt.

1.1.Met de bestreden besluiten 1 tot en met 7 (allen van 9 augustus 2022) zijn de bezwaren van eiseres tegen bovengenoemde primaire besluiten ongegrond verklaard. Tegen deze bestreden besluiten heeft mr. N. Doran namens [persoon A] op 15 september 2022 beroep ingesteld. Deze beroepen zijn bij de rechtbank geregistreerd onder de volgende zaaknummers: ROT 22/4352, ROT 22/4355, ROT 22/4356, ROT 22/4354, ROT 22/4351, ROT 22/4359 en ROT 22/4357 (weergegeven in de volgorde van de bestreden besluiten op de primaire besluiten 1 tot en met 7). Op 21 september 2022 en 8 oktober 2022 heeft mr. N. Doran aanvullingen op het beroepschrift ingediend.

1.2.Het college heeft op 7 november 2022 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.Op 31 maart 2023 heeft mr. N. Doran zich teruggetrokken als gemachtigde van eiseres.

1.4.Op 18 april 2023 heeft mr. N.A. Visser zich gemeld als gemachtigde van eiseres.

1.5.Het college heeft op 25 april 2023 een aanvullend verweerschrift ingediend.

1.6.Op 28 april 2023 heeft mr. N.A. Visser namens eiseres nadere gronden van beroep ingediend.

1.7.Het college heeft op 24 oktober 2023 een aanvullend verweerschrift ingediend.

1.8.De rechtbank heeft de beroepen op 31 oktober 2023 gezamenlijk op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen. Ook hebben deelgenomen namens eiseres: [persoon A] (de bestuurder van [naam eiseres] ) en namens het college: [persoon B] en [persoon C] .

Totstandkoming van de besluiten

2. Eiseres heeft in totaal zeven subsidieaanvragen ingediend voor de activiteit [naam eiseres] community building voor het jaar 2022. Op 30 september 2021 heeft eiseres namelijk vijf subsidieaanvragen ingediend en op 22 december 2021 heeft eiseres twee subsidieaanvragen ingediend.

3. Met de primaire besluiten 1 tot en met 5 heeft het college de subsidieaanvragen van eiseres (van 30 september 2021) op basis van (het toen geldende) artikel 7, onder f (nu: onder n) van de Subsidieregeling couleur locale Rotterdam 2022 (de Subsidieregeling) afgewezen. Het college heeft daarbij bepaald dat het bestaande aanbod (de integrale gebiedsopdracht welzijn of de activiteiten van het wijknetwerk) voldoende voorziet in de doelstellingen en de doelgroepen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Met het primaire besluit 6 heeft het college de subsidieaanvraag van eiseres (van 22 december 2021) afgewezen op basis van de artikelen 5 en 6 van de Subsidieregeling. Daarbij heeft het college bepaald dat de aanvraag van eiseres minder punten heeft gescoord dan andere aanvragen, en dat het subsidieplafond is bereikt.

Met het primaire besluit 7 heeft het college de subsidieaanvraag van eiseres (van 22 december 2021) afgewezen op basis van artikel 7, aanhef en onder f (nu: onder n) van de Subsidieregeling. Het college heeft daarbij bepaald dat het bestaande aanbod (de integrale gebiedsopdracht welzijn of de activiteiten van het wijknetwerk) voldoende voorziet in de doelstellingen en de doelgroepen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Met de bestreden besluiten 1 tot en met 7 (allen van 9 augustus 2022) heeft het college de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. In de bestreden besluiten 1 tot en met 5 is het college bij de primaire besluiten gebleven. In de bestreden besluiten 6 en 7 heeft het college de grondslag van die beslissingen gewijzigd in die zin dat deze twee aanvragen worden afgewezen, omdat ze te laat zijn ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid van de beroepen

4. De rechtbank beoordeelt allereerst de ontvankelijkheid van de beroepen.

5. Het college stelt zich op het standpunt dat de beroepen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Het college voert hiertoe aan dat het voor het einde van de beroepstermijn niet duidelijk was dat namens eiseres beroep was ingesteld. Volgens het college is daarmee sprake van een niet-herstelbaar verzuim. Daarbij kan [persoon A] volgens het college ook niet worden vereenzelvigd met eiseres, omdat niet vaststaat dat zijn belangen identiek zijn aan die van [naam eiseres] . Daarmee was dus sprake van onduidelijkheid en onzekerheid in het rechtsverkeer, aldus het college. Het college stelt zich subsidiair op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De beroepschriften zijn ingediend tegen de weigering van aanvragen voor subsidietoekenning over het jaar 2022, terwijl dit subsidiejaar al voorbij is, er voor 2023 en 2024 geen nieuwe aanvragen zijn gedaan en geen schade is gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt.

6. De rechtbank overweegt het volgende. Op 15 september 2022 zijn de beroepen door mr. N. Doran namens [persoon A] (en niet namens eiseres) ingediend. Op 21 september 2022 (de laatste dag van de beroepstermijn) heeft mr. N. Doran per e-mail het volgende te kennen gegeven: “Betrokkene woont prive in Winschoten maar zijn onderneming, namens wie de bezwaarschriften zijn ingediend, staat ingeschreven in Rotterdam aan de [adres] . Kunt u bevestigen of het beroepschrift hiermee volledig is?”. De rechtbank is van oordeel dat hiermee de identiteit van degene voor wie beroep wordt ingesteld bekend is gemaakt voor het aflopen van de beroepstermijn, zodat geen sprake is van een niet-herstelbaar verzuim. Bij brief van 4 oktober 2022 heeft de rechtbank dan ook aan mr. N. Doran gevraagd of bedoeld is namens eiseres beroep in te stellen. Vervolgens is dit door mr. N. Doran bevestigd bij e-mail van 8 oktober 2022.
De rechtbank overweegt daarbij nog dat [persoon A] ook de enige bestuurder is van [naam eiseres] en zowel onder vermelding van zijn eigen naam als de naam van de stichting ( [naam eiseres] ) pro forma bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire besluiten. Vervolgens heeft mr. N. Doran zowel namens [persoon A] van [naam eiseres] als namens [naam eiseres] aanvullende bezwaarschriften ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen in dit specifieke geval [persoon A] en eiseres worden vereenzelvigd. Ook gelet hierop is voor het einde van de beroepstermijn duidelijk geweest dat namens eiseres beroep is ingesteld.

7. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft. De beroepen gaan immers over subsidieaanvragen om activiteiten te kunnen verrichten in het jaar 2022, terwijl dat jaar voorbij is en eiseres geen activiteiten heeft verricht. De rechtbank constateert dat eiseres in bezwaar heeft verzocht om een vergoeding van haar proceskosten. Het college heeft, ondanks dit verzoek, hierover geen beslissing genomen in de beslissingen op bezwaar, terwijl eiseres in beroep wederom heeft verzocht om het college te veroordelen in de gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres procesbelang heeft bij het verkrijgen van een oordeel over de ingediende beroepen.

8. De rechtbank concludeert dat eiseres ontvankelijk is in haar beroepen.

Inhoudelijke beoordeling van de beroepen

9. De rechtbank stelt voorop dat een bestuursorgaan, zoals in dit geval het college, bij het toekennen van subsidie een grote mate van beoordelingsvrijheid heeft. Het staat het college vrij om te bepalen welke activiteiten worden gesubsidieerd, en voor welk bedrag. De rechter kan de invulling van die bevoegdheid slechts terughoudend beoordelen. De rechtbank beoordeelt daarom of het college in redelijkheid de zeven subsidieaanvragen van eiseres heeft kunnen afwijzen. De voor de beoordeling van deze beroepen relevante regelgeving bevindt zich in een bijlage bij deze uitspraak.

Het rechtszekerheidsbeginsel

10. Eiseres betoogt allereerst dat het rechtszekerheidsbeginsel is geschonden, omdat het college haar als kleine welzijnsorganisatie bij de aanbestedingsprocedure 2021-2022 voor Welzijnsaanbieders en Grenzenstellend jongerenwerk (aanbesteding ‘de beste welzijnsaanbieder van Heel de Stad’) buiten spel heeft gezet door zulke hoge drempels op te werpen dat eiseres daar niet (en grote welzijnsorganisaties wel) aan kon(den) voldoen, om haar vervolgens subsidies te onthouden met het argument dat in de behoefte al is voorzien door diezelfde grote welzijnsorganisaties. Nergens in de Subsidieregeling, ook niet in artikel 7, aanhef en onder n, staat dat succesvolle deelname aan de aanbestedingsprocedure een voorwaarde is om subsidie te krijgen. Dit is volgens eiseres wel de consequentie van de manier waarop het college artikel 7, aanhef en onder n, van de Subsidieregeling, welke bepaling volgens eiseres ook voor velerlei uitleg vatbaar is, uitlegt. Aan een subsidieaanvrager kunnen echter geen eisen worden tegengeworpen die vooraf niet bekend zijn. Volgens eiseres blijkt ook nog uit de op haar verzoek openbaar gemaakte documenten dat bepaalde welzijnsaanbieders (zoals Humanitas of SOL) subsidies krijgen terwijl zij ook al via de aanbesteding geld krijgen voor het realiseren van welzijnswerk. Verder blijkt uit een van die stukken dat Wmo-radar haar mening geeft over andere subsidieaanvragers. Eiseres vermoedt daarom dat die organisaties (mede) hebben bepaald naar wie de subsidies op basis van de Subsidieregeling gaan.

11. Het college stelt zich op het standpunt dat de Subsidieregeling couleur locale op 14 juli 2021 in werking is getreden en gepubliceerd en dat daarmee de “spelregels” genoegzaam en ook vooraf bekend waren. Deze Subsidieregeling is niet bedoeld voor subsidiëring van het reguliere jongerenwerk. Daarvoor is via de aanbesteding al een voldoende basis gelegd. De Subsidieregeling couleur locale is vooral bedoeld als aanvulling op de reguliere welzijnsinzet door lokaal gewortelde organisaties met een laagdrempelig aanbod en een vroeg signalerende functie. Als daarvan geen sprake is, is subsidieverlening niet mogelijk. Volgens het college is de stelling dat alleen de winnaars van de aanbesteding in aanmerking zouden kunnen komen voor deze subsidie ook volstrekt onjuist, omdat de couleur locale subsidie geen vervanging is voor de aanbestede welzijnsactiviteiten. Artikel 7, aanhef en onder n, van de Subsidieregeling is volgens het college ook voldoende duidelijk. De beoordeling van de aanvragen vindt plaats aan de hand van het afwegingskader, zoals ook is bepaald in de Subsidieregeling, en volgens het college betekent het bij de beoordeling van een aanvraag van een andere partij opvragen van aanvullende informatie nog niet dat sprake is geweest van beïnvloeding door die andere welzijnspartij op de uitkomst van de beoordeling. In dit geval voorzag het reguliere welzijnswerk en het grenzenstellend jongerenwerk al in dezelfde doelstelling en doelgroepen als waarvoor eiseres subsidie heeft aangevraagd.

12. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een schending van het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank volgt eiseres niet in de stelling dat enkel de winnaars van de aanbesteding ook in aanmerking konden komen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling. Het college heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat door wijziging van het beleid, de vastgestelde inkoopstrategie Welzijn en de genoemde aanbestedingsprocedure meer aanbod voor het (jeugd)welzijnswerk bestond dan in de voorgaande jaren. Nu de Subsidieregeling is bedoeld als aanvulling daarop terwijl door de genoemde wijzigingen voldoende aanbod was voor jongerenwerk, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorgestelde activiteiten van eiseres binnen de reeds gerealiseerde welzijnsinzet vallen. De omstandigheid dat eiseres in voorgaande jaren wel al subsidie ontving voor soortgelijke activiteiten in bepaalde gebieden, maakt dan ook niet dat eiseres ook in het jaar 2022 recht zou hebben op subsidie. Verder is ook niet gebleken dat door andere welzijnspartijen invloed zou zijn uitgeoefend op de beoordeling van de aanvragen van eiseres. Uit het dossier blijkt dat al deze aanvragen zijn beoordeeld aan de hand van het geldende afwegingskader door de gebiedsadviseur jeugd, de beleidsadviseur Welzijn volwassenen en een beoordelaar van de gebiedsorganisatie. Het college heeft zich ook in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat de enkele stelling dat een partij zich uitspreekt over een prettige samenwerking met een (zorg)aanbieder, niet kan leiden tot de conclusie dat die partij de besluitvorming heeft beïnvloed. Het college heeft zich bij de besluitvorming gebaseerd op de voorwaarden uit de Subsidieregeling, welke voorwaarden van doorslaggevende betekenis zijn.

Het legaliteitsbeginsel, verbod op willekeur en gelijkheidsbeginsel

13. Volgens eiseres maakt de vaag geformuleerde bepaling van artikel 7, aanhef en onder n, van de Subsidieregeling dat sprake is van strijd met het legaliteitsbeginsel en het verbod op willekeur. Het college kan volgens eiseres iedere gewenste uitleg aan die bepaling kan geven, wat rechtsonzekerheid en willekeur in de hand werkt. Eiseres verzoekt de rechtbank daarom om deze bepaling onverbindend te verklaren. Ook is volgens eiseres sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat uit op verzoek van eiseres openbaar gemaakte stukken blijkt dat aan andere welzijnsorganisaties wel subsidie is verleend voor gelijke activiteiten.

14. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank overweegt in dit verband dat de regels voor het verdelen van de subsidie en de subsidieplafonds van de verschillende gebieden voorafgaand aan het aanvraagtijdvak zijn vastgesteld en bekend gemaakt door middel van publicatie van de Subsidieregeling. Alle potentiële aanvragers hebben vanaf de datum van bekendmaking kennis kunnen nemen van de inhoud van die regeling. In de Subsidieregeling staat opgesomd wat de subsidiabele activiteiten zijn, welke verdeelregels gelden en welke weigeringsgronden gelden. De rechtbank is van oordeel dat artikel 7, aanhef en onder n, van de Subsidieregeling voldoende duidelijk is geformuleerd en dat niet is gebleken van rechtsonzekerheid of willekeur als gevolg van die bepaling. Daarom kan ook niet worden geconcludeerd dat deze bepaling onverbindend zou moeten worden verklaard of buiten toepassing zou moeten worden gelaten.

Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is ook geen sprake. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van gelijke organisaties die voor gelijke activiteiten als waarvoor eiseres de aanvragen indiende wel een gelijksoortige subsidie hebben ontvangen. Zo is het door eiseres genoemde CitySteward een organisatie die leertrajecten aanbiedt voor jongeren met het doel een certificaat op het gebied van beveiliging of logistiek te behalen. Ook Kinderparadijs Meidoorn is, gelet op de doelgroep die zij bedienen en de diepgewortelde en langdurige subsidierelatie die zij in gebied Noord hebben, geen organisatie die gelijk kan worden gesteld aan eiseres. Vereniging De Pupillen kan ook geen gelijk geval worden genoemd. Eiseres diende aanvragen in voor jaarlijkse subsidies voor verschillende gebieden, terwijl Vereniging De Pupillen voor 2022 een aanvraag indiende voor een eenmalige subsidie. Een eenmalige subsidie kon op grond van artikel 6, vijfde lid, van de Subsidieregeling nog na 1 oktober 2021 worden ingediend. Ook voor wat betreft de aanvraag voor een jaarlijkse subsidie is geen sprake van een gelijk geval, zo blijkt uit de toelichting van het college ter zitting. In dit specifieke geval was de Vereniging namelijk al in overleg met de gebiedsadviseur Jeugd voor Delfshaven en heeft het college de Vereniging vervolgens te laat geïnformeerd, zodat de termijnoverschrijding voor de indiening van die subsidieaanvraag niet aan deze organisatie is tegengeworpen.

Het motiveringsbeginsel

15. Eiseres voert aan dat de bestreden besluiten gebrekkig zijn gemotiveerd. Volgens eiseres is in de bestreden besluiten 1 tot en met 5 onvoldoende gemotiveerd waarom geen subsidie is toegekend. Daarnaast mag het college de grondslag voor de weigering van de subsidieaanvraag tijdens bezwaar niet wijzigen, zoals hier is gebeurd bij de bestreden besluiten 6 en 7.

16. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog. Het college heeft voor de grondslag van de bestreden besluiten verwezen naar het advies van de algemene bezwaarschriftencommissie (de commissie) van 14 juli 2022. De commissie heeft in dit advies uitvoerig toegelicht op welke wijze de subsidieaanvragen zijn beoordeeld en hoe het college tot de conclusie is gekomen dat het bestaande aanbod voorziet in de doelstelling en de doelgroepen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Ook de stelling van eiseres, dat de grondslag voor weigering van de subsidieaanvraag niet tijdens de bezwaarprocedure zou mogen worden gewijzigd, slaagt niet. Op grond van artikel 7:11, eerste lid, van de Awbn

Algemene wet bestuursrecht

dient in de bezwaarprocedure een volledige heroverweging van het primaire besluit plaats te vinden op basis van de feiten en omstandigheden van het tijdstip waarop het besluit op bezwaar wordt genomen. Die heroverweging kan ertoe leiden dat het primaire besluit wordt gehandhaafd, maar dat hiervoor een andere grond bestaat dan in het primaire besluit werd vermeld. Het college heeft daarom in bezwaar twee van de subsidieaanvragen van eiseres kunnen afwijzen op een andere weigeringsgrond.n

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:439.

Het zorgvuldigheidsbeginsel

17. De bestreden besluiten zijn volgens eiseres ook niet zorgvuldig voorbereid. Eiseres wijst in dit verband op de beslisboom, die het college zelf gebruikt bij de besluitvorming, waaruit blijkt dat de inzet van een jongerenwerker juist past binnen de Subsidieregeling. Volgens eiseres komt dit niet overeen met de uitleg van het college dat voor jongerenwerk al een voldoende basis is gelegd in de aanbesteding en de Subsidieregeling een aanvulling is. Het college spreekt zichzelf hiermee tegen. Ook ten aanzien van de bekendmaking van de primaire besluiten is sprake geweest van onzorgvuldigheden. Eiseres is op 17 december 2021 telefonisch op de hoogte gesteld van de afwijzingen van haar zeven subsidieaanvragen, terwijl zij de primaire besluiten pas eind januari en halverwege februari 2022 heeft ontvangen.

18. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat het college de bestreden besluiten onzorgvuldig heeft voorbereid. Uit de genoemde beslisboom blijkt namelijk dat door het college wordt beoordeeld of het gaat om activiteiten in een specifiek gebied, specifieke wijk of buurt (1), of dit een bijdrage levert aan onder meer het beleidsplan en wijkprogrammering (2) en of er kwaliteit en expertise (bijvoorbeeld een jongerenwerker) wordt geleverd (3). In deze beslisboom is het begrip jongerenwerker dus aangehaald als voorbeeld van expertise, zo worden ook andere voorbeelden genoemd (diëtist, fysiotherapeut, docent, maatschappelijk werker en ervaringsdeskundige). Dit betekent niet dat voor de inzet van een jongerenwerker per definitie subsidie wordt verleend vanuit de Subsidieregeling couleur locale. De rechtbank ziet ook niet dat het college zichzelf zou tegenspreken met de uitleg dat de subsidieregeling een aanvulling is op het aanbestede jongerenwerk.

Ten aanzien van de wijze van bekendmaking van de primaire besluiten overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat het college hiermee de bestreden besluiten niet zorgvuldig heeft voorbereid, zoals bedoeld in artikel 3:2 van de Awb.

Het evenredigheidsbeginsel

19. De gevolgen van de afwijzingen van de subsidieaanvragen staan niet in verhouding tot de door die afwijzingen gediende doelen, aldus eiseres. Het is eiseres ook niet duidelijk welk doel het college voor ogen heeft gehad met het afwijzen van haar subsidieaanvragen. Eiseres kan zonder de subsidie niet voortbestaan en de werkzaamheden kunnen niet worden uitgevoerd. De gevolgen voor de samenleving kunnen groot zijn, omdat een kans verloren gaat om kwetsbare jongeren, die niet naar de grote welzijnsorganisaties willen, te behoeden voor radicalisering en/of criminaliteit. Eiseres heeft haar medewerkers ook niet in dienst kunnen houden, terwijl [persoon A] (de eigenaar van [naam eiseres] ) door de besluitvorming een burn-out heeft gekregen en zijn levenswerk niet kan voortzetten.

20. Het college heeft in het verweerschrift en ter zitting nog eens toegelicht dat het doel van de Subsidieregeling is om te bewerkstelligen dat het beschikbare geld terechtkomt bij partijen die voldoen aan alle voorwaarden om de doelen van het beleidsplan Heel de Stad te kunnen bereiken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat eiseres niet voldoet aan de gestelde voorwaarden uit de Subsidieregeling, omdat er al voldoende aanbod is voor het jongerenwerk. De stellingen van eiseres dat zij nadeel ondervindt door de afgewezen subsidieaanvragen zijn verder niet onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in het geval van eiseres niet is gebleken van onevenredig nadelige gevolgen.

Het verbod van vooringenomenheid

21. Eiseres betoogt tot slot dat, gelet op alles wat hiervoor is aangevoerd, het college in strijd met het verbod op vooringenomenheid zou hebben gehandeld. Volgens eiseres heeft het er alle schijn van dat het college onvoldoende neutraal en objectief de aanvragen heeft beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het dossier en alles wat hiervoor is overwogen, niet is gebleken van enige vooringenomenheid van het college bij de beoordeling van de door eiseres ingediende subsidieaanvragen.

Conclusie en gevolgen

22. De rechtbank is van oordeel dat het college de zeven subsidieaanvragen van eiseres in redelijkheid heeft kunnen afwijzen, omdat het bestaande aanbod voldoende voorziet in de doelstellingen en de doelgroepen waarvoor subsidie wordt aangevraagd (bestreden besluiten 1 tot en met 5) of de subsidieaanvragen te laat zijn ingediend (bestreden besluiten 6 en 7). De beroepen zijn ongegrond. De bestreden besluiten blijven daarmee in stand. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024.

De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

griffier rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor dit beroep relevante regelgeving

Subsidieverordening Rotterdam 2014

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college kan, naast de in de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen, een aanvraag voor subsidie in ieder geval geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel:

(…)

i. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

(…)

Subsidieregeling couleur locale Rotterdam 2022

Artikel 4 Aanvraag en aanvraagtermijn jaarlijkse subsidie

1. Een aanvraag om een subsidie wordt digitaal ingediend via www.rotterdam.nl/subsidies en uitsluitend door middel van de daarvoor ter beschikking gestelde digitale aanvraagformulieren.

2. Een aanvraag om een jaarlijkse subsidie wordt uiterlijk op 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, ingediend.

3. Wanneer de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld als datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 5 Subsidieplafond

Voor deze subsidieregeling gelden voor de kalenderjaren 2022 en 2023 per gebied de hieronder genoemde subsidieplafonds. Voor de subsidieplafonds voor het kalenderjaar 2023 geldt het voorbehoud dat voldoende middelen voor couleur locale door de gemeenteraad op de begroting beschikbaar worden gesteld.

GEBIED

Verdeling subsidieplafonds couleur locale in euro’s

2022

Verdeling subsidieplafonds

couleur locale in euro’s

2023

Centrum

40.409

40.409

Charlois

226.765

226.765

Delfshaven

718.952

718.952

Feijenoord

591.104

591.104

Hillegersberg-Schiebroek

62.091

62.091

Hoek van Holland

37.066

37.066

Hoogvliet

150.857

150.857

IJsselmonde

352.362

352.362

Kralingen-Crooswijk

360.435

360.435

Noord

608.407

608.407

Overschie

34.981

34.981

Pernis

7.372

7.372

Prins Alexander

49.538

49.538

Rozenburg

5.906

5.906

Artikel 6 Verdeelregels subsidie

1. Na afloop van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 4, tweede lid, worden eerst de aanvragen beoordeeld die tot die datum zijn ingediend, ongeacht de volgorde van binnenkomst.

2. Verlening van subsidie vindt plaats in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het subsidieplafond voor het betreffende gebied is bereikt.

3. Bij de rangschikking kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria:

a. in hoeverre in de subsidieaanvraag concreet wordt beschreven met welke partners in het wijknetwerk wordt samengewerkt en in hoeverre in de subsidieaanvraag concreet wordt beschreven hoe deze samenwerking wordt ingevuld;

b. de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de prioriteiten uit het gebied, zoals omschreven in de wijkanalyse, de Wijkprogrammering 0 tot 100, de wijkagenda, het wijkactieplan, het wijkprofiel of het Nationaal Programma Rotterdam Zuid;

c. of de ingezette interventie is beschreven in een van de kennisbanken van de volgende organisaties: MOVISIE, RIVM, Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, Trimbos-instituut, GGD dan wel het criterium of er gebruik wordt gemaakt van de Talenthouse-methodiek;

d. de mate waarin uit de aanvraag blijkt dat aanvrager kennis of deskundigheid heeft van de doelgroep en de problematiek of mogelijke problematiek bij de doelgroep, waarbij dit aanbod eventueel ingekocht kan zijn bij de integrale welzijnsaanbieder of stedelijk kan zijn ingekocht.

e. [vervallen]

4. Beoordeling en rangschikking van de aanvragen geschiedt aan de hand van het afwegingskader en de bijbehorende instructie, dat als bijlage I onderdeel uitmaakt van deze subsidieregeling.

5. Indien na honorering van de aanvragen die tot en met 1 oktober 2021 respectievelijk 1 oktober 2022 zijn ontvangen het subsidieplafond voor een gebied nog niet is bereikt, kunnen voor het kalenderjaar 2022 respectievelijk het kalenderjaar 2023 nog eenmalige subsidies worden aangevraagd. Verstrekking van subsidie vindt dan plaats op volgorde van ontvangst van complete aanvragen totdat het subsidieplafond voor het betreffende gebied is bereikt. Bij de beoordeling van die aanvragen zijn het derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden

Er wordt in ieder geval geen subsidie verstrekt op grond van deze subsidieregeling indien:

(…)

n. het bestaande aanbod, te weten de integrale gebiedsopdracht welzijn of de activiteiten van het wijknetwerk, voldoende voorziet in de doelstelling en de doelgroepen waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

(…)

Artikel delen