Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBROT:2024:9085

17 september 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 24/7878


uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 september 2024 in de zaak tussen


[verzoeker 1], uit [plaatsnaam 1],

[verzoeker 2] , uit [plaatsnaam 1],
[verzoeker 3], uit [plaatsnaam 1],

[verzoeker 4] , uit [plaatsnaam 1],

[verzoeker 5] , uit [plaatsnaam 1],

[verzoeker 6] , uit [plaatsnaam 1],

hierna gezamenlijk te noemen verzoekers,


en

het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht, verweerder,

(gemachtigde: mr. Z. Lagkali).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghoudster] uit [plaatsnaam 2], vergunninghoudster.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de aan vergunninghoudster verleende vergunning.

1.1.Bij besluit van 3 juli 2024 heeft verweerder aan vergunninghoudster een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Zwijndrecht 2021 (APV) verleend. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

1.2.Bij brief van 15 augustus 2024 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

1.3.De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker 1], [verzoeker 5], verweerder bijgestaan door [naam 1] en namens vergunninghoudster [naam 2] en [naam 3].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoekers hebben een verzoek om voorlopige voorziening ingediend om te voorkomen dat de bouwplaats zal worden ingericht. Vergunninghoudster heeft ter zitting toegelicht dat de werkzaamheden nog niet volledig zijn afgerond, omdat er nog drie containers en een hekwerk geplaatst moeten worden. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers voldoende spoedeisend belang hebben bij het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening.

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

4. Vergunninghoudster heeft op 2 juli 2024 een aanvraag ingediend bij verweerder voor het inrichten van een bouwplaats met keten, containers en parkeerruimte op het gazon/trapveld gelegen op de hoek van Cort van der Lindenstraat/Colijnweg te Zwijndrecht.

5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan vergunninghoudster een vergunning verleend op grond van artikel 2:10 van de APV. Dit is een vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op de openbare ruimte in strijd met de publieke functie van de openbare ruimte. Aan deze vergunning zijn een aantal voorschriften verbonden.

6. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de gronden van verzoekers.

7. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat verweerder een onjuiste vergunning heeft verleend. Verzoekers voeren aan dat verweerder ten onrechte niet een traject op grond van de Omgevingswet heeft gevolgd. Een bouwwerk (bouwkeet) valt immers onder het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

7.1.Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is het verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten.

Op grond van artikel 2.27, tweede lid, aanhef en onder j, van het Bbl geldt in afwijking van de artikelen 2.25 en 2.26 van het Bbl en ongeacht of een uitzondering als bedoeld in het eerste lid van artikel 2.27 van toepassing is, het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de Omgevingswet, om zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten ook niet voor een bouwactiviteit die betrekking heeft op een van de volgende bouwwerken; een bouwkeet, bouwbord, steiger, heistelling, hijskraan, damwand, terreinverharding, terreininrichting of andere hulpconstructie die functioneel is voor een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit, een tijdelijke werkzaamheid in de grond, weg- of waterbouw of een milieubelastende activiteit met een verplaatsbaar mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 3.322, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bij plaatsing op of in de onmiddellijke nabijheid van het terrein waarop die activiteit of werkzaamheid wordt uitgevoerd.

7.2.Vergunninghoudster renoveert in opdracht van woningcorporatie Woonkracht10 342 woningen (7 woonblokken) aan de Aalbersestraat, W.H. Vliegenstraat, Cort van der Lindenstraat en Vlaamsestraat te Zwijndrecht. Op de bouwplaats worden bouwketen, containers en parkeerruimte geplaatst. Het gaat om een tijdelijke inrichting van een bouwplaats. De bouwketen zullen worden gebruikt als schaftruimte voor personeel en als kantoorruimte voor de uitvoerder/kantoorpersoneel en de containers voor het opslaan van klein materieel. Uit de situatietekening van 15 februari 2024 horende bij de aanvraag van 13 april 2024 blijkt dat de bouwplaats op een centrale plaats tussen de te renoveren woonblokken ligt op een afstand van 120 tot 300 meter van de woonblokken. De renovatiewerkzaamheden zullen in het gebied rondom de bouwplaats plaatsvinden en het bouwproject zal worden aangestuurd vanaf de bouwplaats. De voorzieningenrechter concludeert hieruit dat de bouwplaats wordt gebruikt ter ondersteuning en uitvoering van de renovatiewerkzaamheden en functioneel is voor de bouwactiviteit. Gelet hierop en mede op de relatief korte afstand tot de woonblokken wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan aan het criterium onmiddellijke nabijheid.

7.3.Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat op grond van artikel 2.27, tweede lid, aanhef en onder j, van het Bbl voor het plaatsen van een bouwplaats met bouwketen, containers en parkeerruimte geen omgevingsvergunning is vereist.

8. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen geschikte alternatieve locatie beschikbaar is. Verzoekers stellen dat de locatie het gazon aan de Burgemeester Slobbeplantsoen hoek Talmaplantsoen eerder gebruikt is voor een bouwkeet.

8.1.Het betoog van verzoekers slaagt niet. Naast dat verweerder dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend, in dit geval ziet de aanvraag op de locatie Cort van der Lindenstraat, heeft verweerder voldoende onderbouwd dat de andere locaties geen reële opties zijn. De locatie aan de Vliegenstraat is afgewezen vanwege het benodigde ruimtebeslag van de openbare ruimte door HVC en vanwege rioleringswerkzaamheden. Verder blijkt uit het dossier en de toelichting van verweerder ter zitting dat onder de locatie Burgemeester Slobbeplantsoen/ hoek Talmaplantsoen midden- en hoogspanningskabels liggen. Na overleg tussen verweerder en verschillende partijen is vervolgens gebleken dat Stedin voor de inrichting van een bouwplaats op deze locatie geen toestemming zal verlenen. Ten aanzien van de stelling van verzoekers dat de locatie Burgemeester Slobbeplantsoen/ hoek Talmaplantsoen eerder is gebruikt voor een bouwkeet, heeft verweerder ter zitting toegelicht dat Stedin toen zelf de locatie heeft gebruikt voor de aanleg van een kabel- en hoogspanningskast. Ten aanzien van de stelling van verzoekers dat de locatie Ringdijk een geschikte locatie zou zijn, heeft verweerder ter zitting toegelicht dat deze locatie niet beschikbaar is.

9. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat de verkeersveiligheid van kinderen, ouders en omwonenden in gevaar komt doordat de locatie van de bouwplaats zich direct tegenover de ingang van een basisschool bevindt. Daarnaast stellen verzoekers dat de verkeers- en parkeerdruk zal toenemen en dat er overlast zal zijn van de transportbewegingen van en naar de bouwplaats.

9.1.Het betoog van verzoekers slaagt niet. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de bouwplaats, anders dan verzoekers stellen, niet rechttegenover de ingang van de school is gesitueerd maar wel in de nabijheid en in dezelfde straat van de school. Verweerder heeft toegelicht dat de bouwketen op de bouwplaats zullen worden gebruikt als schaftruimte voor personeel en als kantoorruimte voor de uitvoerder/kantoorpersoneel en de containers voor het opslaan van klein materieel. Het grote materieel wordt opgeslagen in de satellietbouwplaatsen nabij de werklocaties en niet op de bouwplaats. Verder is met Kindcentrum Impuls afgesproken dat tussen 8:00 uur en 8:30 uur en tussen 13:45 uur en 14:45 uur geen laden en lossen of vrachtverkeer van en naar de bouwplaats zal plaatsvinden. Voorts zijn er ook voorschriften aan de vergunning verbonden om, onder meer, de veiligheid van de omgeving te waarborgen. Ten aanzien van het parkeren heeft verweerder ter zitting verklaard dat personeel op de bouwplaats op eigen terrein parkeren en dat de werknemers in de buurt van de te renoveren woningen parkeren. De voorzieningenrechter volgt de stelling van verzoekers dat de bouwplaats tot meer verkeer zal leiden, maar niet is gebleken dat dit zodanig is dat er sprake is van ernstige overlast.

10. Het betoog van verzoekers dat vergunninghoudster zich niet aan de werktijden houdt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een kwestie van handhaving. Voorts heeft verweerder ter zitting toegelicht dat uit voorschrift 26 bij het bestreden besluit volgt dat werkzaamheden die voor 07:00 uur of na 17:00 uur plaatsvinden onder geen beding overlast mogen veroorzaken. De omstandigheid dat er werkzaamheden kunnen plaatsvinden buiten de werktijden om betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat er sprake is van overlast.

11. De stelling van verzoekers dat vergunninghoudster geen vergunning heeft voor het aggregaat, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter eveneens een kwestie van handhaving. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat dit wel beoordeeld is. Het aggregaat is een tijdelijke noodvoorziening totdat Stedin de elektravoorzieningen heeft aangesloten. Ten aanzien van de stelling van verzoekers dat de zaagwerkzaamheden op de bouwplaats overlast zullen veroorzaken, heeft verweerder ter zitting toegelicht dat de zaagwerkzaamheden plaatsvinden in een afgesloten container met afzuiging. Daarnaast volgt uit de bouwtekening horende bij de aanvraag dat de zaagloods onderdeel is van de aanvraag en daarom onderdeel is van de vergunning.

Conclusie en gevolgen

12. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter dat de bezwaren van verzoekers geen redelijke kans van slagen hebben. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Dat betekent dat verzoekers geen gelijk krijgen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.M. Hsu, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2024.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Artikel delen