ECLI:NL:RBROT:2025:5955
text/xml
public
2025-05-19T08:59:24
2025-05-19
Raad voor de Rechtspraak
nl
Rechtbank Rotterdam
2025-03-05
10/181525-24
Uitspraak
Eerste aanleg - meervoudig
NL
Rotterdam
Strafrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2025:5955
text/html
public
2025-05-19T08:55:56
2025-05-19
Raad voor de Rechtspraak
nl
ECLI:NL:RBROT:2025:5955 Rechtbank Rotterdam , 05-03-2025 / 10/181525-24
Vrijspraak poging diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld. Veroordeling voor poging tot doodslag, diefstal, mishandeling, meermalen gepleegd, en eenvoudige belediging. Feiten gepleegd binnen heel kort tijdsbestek en tegen willekeurige personen op straat. Verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar. Ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR). Terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Toewijzing vordering benadeelde partij van bedrag € 255,87 en oplegging schadevergoedingsmaatregel (bij niet betaling 1 dag gijzeling).
Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/181525-24
Datum uitspraak: 5 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteland] op [geboortedatum] 1991,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] (Penitentiair Psychiatrisch Centrum), locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. G. Ozveren, advocaat te Rotterdam.
1Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2025.
2Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3Eis officier van justitie
De officier van justitie, mr. N. Daalder, heeft gevorderd:
vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling), het onder 2 ten laste gelegde (diefstal sleutelbos, met partiële vrijspraak voor het geweld) en het onder 4 en 5 laste gelegde;
ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte;
oplegging van de maatregel ter beschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging.
4Waardering van het bewijs
4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot het doden van de aangever [slachtoffer 1] , omdat onvoldoende bekend is geworden over de grootte en het gewicht van de steen en de kracht waarmee is geslagen. Wel is er wettig en overtuigend bewijs voor de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 1 juni 2024 op de Mauritsweg in Rotterdam de aangever [slachtoffer 1] met een steen op zijn hoofd heeft geslagen en dat [slachtoffer 1] daardoor op de grond is gevallen, korte tijd buiten bewustzijn is geweest en een hoofdwond heeft opgelopen.
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte de aangever met volle kracht heeft geslagen. Door het met volle kracht van bovenaf met een steen te slaan op het achterhoofd van [slachtoffer 1] ontstond de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] . Het is immers een feit van algemene bekendheid dat bij een dergelijk handelen een aanmerkelijke kans bestaat dat daarmee bij het slachtoffer zodanig letsel aan de vitale delen in het hoofd wordt toegebracht dat hij daaraan komt te overlijden. Vergelijk het arrest van het hof Den Haag, 27 januari 2016, ECLI:NL:GHDHA: 2016:108, waarin het hof heeft overwogen dat “de verdachte met kracht een steen tegen het hoofd van de aangever, die op dat moment op zijn rug op de grond lag, (heeft) geslagen, teneinde de aangever uit te schakelen en aan hem te ontkomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte naar het oordeel van het hof willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever daardoor zou komen te overlijden. De omstandigheid dat het letsel van de aangever uiteindelijk beperkt is gebleven maakt dit oordeel niet anders”. Bewezen is daarom dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] .
De onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewijswaardering feit 2
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 ten laste gelegde diefstal van een aan de aangeefster [slachtoffer 2] toebehorende sleutelbos en het slot heeft gepleegd. Niet bewezen is dat deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2] . Ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt de verdachte daarom vrijgesproken.
4.4.
Bewijswaardering feit 4 en 5
Bewezenverklaring zonder nadere bespreking
Ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde is door de verdediging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal bewezen worden verklaard en gezien de referte van de raadsman zal dit gebeuren zonder verdere bespreking.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 1 juni 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven
met kracht met een steen, op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] op de grond is gevallen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 1 juni 2024 te Rotterdam
op de openbare weg, te weten op de Coolsingel
een sleutelbos eneen slot (merk AXA) die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 1 juni 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft mishandeld door een steen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te gooien;
5.
hij op 1 juni 2024 te Rotterdam
opzettelijk [slachtoffer 3] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 3] te spugen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
5Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot doodslag;
2.
diefstal;
4.
mishandeling, meermalen gepleegd;
5.
eenvoudige belediging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
6Strafbaarheid verdachte
6.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, waardoor hij niet strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
Rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van een psychologisch en psychiatrisch Pro Justitia onderzoek van 25 oktober 2024. Op basis van hun onderzoek concluderen de rapporteurs – zakelijk weergegeven – dat de verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast is bij hem sprake van persoonlijkheidsproblematiek met antisociale trekken. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Het is zeer aannemelijk dat de psychische stoornissen invloed hebben gehad op het gedrag van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. De verdachte beschikte ten tijde van het ten laste gelegde door zijn psychotische en emotioneel onstabiele toestand niet over het vermogen om zich bewust te zijn van de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Hij handelde op basis van een abnormale prikkelbare stemming en psychotisch ingegeven impulsen.
Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten 1, 3, 4 en 5 niet aan de verdachte toe te rekenen. De motieven van de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde zijn door zijn (gedeeltelijk) ontkennende houding niet geheel duidelijk geworden, waardoor geen uitspraak mogelijk is wat betreft de mate van toerekenen ten aanzien van dat feit.
Conclusie rechtbank over toerekeningsvatbaarheid
Omdat de conclusies van de psychiater en de psycholoog worden gedragen door hun bevindingen, neemt de rechtbank deze conclusies over, met dien verstande dat de rechtbank van oordeel is dat ook zeer aannemelijk is dat het onder 2 bewezen verklaarde feit, gelet op de zeer korte tijdspanne waarin de feiten zijn gepleegd, niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Bij de verdachte was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Als gevolg daarvan verkeerde hij in een psychose. Het handelen van de verdachte werd volledig door deze stoornis gestuurd.
6.3.
Conclusie
De verdachte is dus niet strafbaar en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
7Motivering maatregel
7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van 15 minuten schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waarbij vier willekeurige personen slachtoffer zijn geworden. Eerst heeft de verdachte een man, die nietsvermoedend op de openbare weg liep, van achteren aangevallen door met volle kracht met een steen op zijn hoofd te slaan. Het slachtoffer was daardoor korte tijd bewusteloos en heeft een hoofdwond opgelopen. Daarna heeft de verdachte een vrouw vastgepakt en van korte afstand in haar gezicht gespuugd. Ook heeft hij deze vrouw en één van de vriendinnen met wie zij daar liep, mishandeld door een steen naar hen te gooien. Deze steen raakte het lichaam van beide vrouwen, met letsel en pijn tot gevolg. Ten slotte heeft hij een fietsende vrouw bestolen door haar sleutelbos en fietsketting uit haar tas te trekken. Deze feiten hebben een flinke impact op de slachtoffers gehad. De verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de man en de twee vrouwen die hij met een steen heeft aangevallen. Daarnaast was het spugen in het gezicht zeer vernederend voor het slachtoffer. Ook heeft de verdachte met de diefstal aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Deze feiten zorgen niet alleen voor angst en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers, maar ook voor de maatschappij. Deze feiten hebben midden op straat plaatsgevonden waardoor veel mensen hiervan getuige zijn geweest.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 februari 2025 gezien dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld. In het dossier bevindt zich ook een uittreksel uit de justitiële documentatie ECRIS, betreffende veroordelingen in België. Daaruit blijkt dat hij in België eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van een psychologisch en psychiatrisch Pro Justitia onderzoek van 25 oktober 2024. Op basis van hun onderzoek concluderen de rapporteurs – zakelijk weergegeven – dat het niet mogelijk is om een betrouwbare diagnose op zijn persoonlijkheid vast te stellen. Op zijn best kan worden gesproken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De psychotische klachten passen het beste bij een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis.
Op basis van het geobserveerde toestandsbeeld van de verdachte taxeren de onderzoekers de kans op recidive als hoog. De verdachte is niet intrinsiek gemotiveerd voor behandeling, laat geen ziektebesef of -inzicht zien. Gezien de ernst van de sociaal-maatschappelijke problematiek en het geschetste recidiverisico is een klinische behandeling in een beveiligde omgeving aangewezen. In dat kader wordt geadviseerd een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Een intensievere en meer gestructureerde aanpak, zoals een klinische opname binnen het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, lijkt daarom beter passend. Deze maatregel biedt meer controle en toezicht op de verdachte, waardoor het risico op herhaling van gewelddadig gedrag effectiever kan worden beperkt. Daarnaast biedt een terbeschikkingstelling de mogelijkheid tot verdere diagnostiek, langdurige behandeling en begeleiding, wat noodzakelijk lijkt gezien de antisociale trekken en verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte.
Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 29 november 2024. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade in als hoog en adviseert een tbs-maatregel met dwangverpleging om dat recidiverisico op de lange termijn te kunnen beperken en de veiligheid van anderen te kunnen waarborgen. De reclassering adviseert negatief over een tbs-maatregel met voorwaarden omdat het risico op onttrekken aan voorwaarden door de verdachte als hoog wordt ingeschat. Het ontbreekt de verdachte aan ziektebesef, probleeminzicht en motivatie om vrijwillig mee te werken aan een behandeling binnen een kliniek. De kans dat de verdachte medicatie zal weigeren en de kliniek zal willen verlaten is groot, ondanks de daar tegenover staande dreiging van een voorwaardelijke straf of terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Na stabilisatie van het psychotisch toestandsbeeld zal een langer durend behandel- en
begeleidingstraject nodig zijn ten behoeve van het behoud hiervan. Daarbij is het verkrijgen van stabiliteit op leefgebieden als huisvesting, werk en inkomsten van groot belang.
Bij een gewenst verblijf in Nederland kan nauwelijks invulling worden gegeven aan hulpverlening op dit gebied, omdat de verdachte hier geen rechten heeft opgebouwd. Daarmee ontstaat er een groot risico op terugval in middelengebruik, psychose en (daarmee samenhangend) delictgedrag. Het lijkt zinvol om tijdens het klinische traject mogelijkheden voor repatriëring naar België of Roemenië te onderzoeken. Een tbs-dwangkader is wettelijk gezien overdraagbaar.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de psychiater en de psycholoog dat oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling. Gelet op het hoge recidiverisico dat daarbij bestaat op nieuw gewelddadig gedrag, is het onverantwoord om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij.
Vastgesteld wordt dat het onder 1 bewezen verklaarde feit, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, betreft een misdrijf waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan worden opgelegd.
Vastgesteld wordt dat het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend. Immers, bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag waarbij het slachtoffer letsel heeft opgelopen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd. Deze maatregel acht de rechtbank passend en geboden.
8Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 255,87 aan immateriële schade. Als omschrijving is daarbij gegeven Huisartsenposten Rijnmond. Hij verzoekt de vergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Hij heeft daarbij opgemerkt dat hij de gestelde schade beschouwt als materiële schade. Het schadebedrag is niet onderbouwd met een factuur, maar uit het dossier blijkt dat hij voor behandeling van de hoofdwond naar Huisartsenposten Rijnmond is gegaan.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Aan de benadeelde partij is een hoofdwond toegebracht. Uit de aangifte en de letselverklaring blijkt dat de benadeelde partij voor behandeling van deze wond naar Huisartsenposten Rijnmond is gegaan. Hoewel hiervan geen factuur of een overzicht van de gemaakte zorgkosten is bijgevoegd, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat hij zorgkosten hiervoor heeft gemaakt. De in verband daarmee gevorderde schadevergoeding is door de verdediging niet voldoende gemotiveerd weersproken en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering zal geheel worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 juni 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 255,87, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 266, 287, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
10Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de veroordeelde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 255,87 (zegge: tweehonderdvijfenvijftig euro en zevenentachtig eurocent), aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de veroordeelde in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de veroordeelde de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen € 255,87 (hoofdsom, zegge: tweehonderdvijfenvijftig euro en zevenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 255,87 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 1 juni 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(met kracht) met een (grote) steen/kei, althans een zwaar en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] op de grond is gevallen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 1 juni 2024 te Rotterdam
op de openbare weg, te weten op/aan de Kruiskade en/of de Coolsingel
(een) sleutels/sleutelbos en/of een slot (merk AXA), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door (onverhoeds) de (schouder)tas en/of voornoemde sleutels/sleutelbos en/of slot van voornoemde [slachtoffer 2] vast te pakken en/of (vervolgens) (met kracht) aan die (schouder)tas en/ of voornoemde sleutels/ sleutelbos en/ of slot te trekken en/ of rukken;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 1 juni 2024 te Rotterdam
op de openbare weg, te weten op/aan de Kruiskade en/of de Coolsingel
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een (schouder)tas, in elk geval enig goed van zijn gading, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/ of te doen volgen van geweld en/ of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
(onverhoeds) de (schouder)tas van voornoemde [slachtoffer 2] vast heeft gepakt en/of (vervolgens) (met kracht) aan die (schouder)tas heeft getrokken en/of gerukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 1 juni 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft mishandeld door (met kracht) een (grote) steen/kei tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te gooien;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 1 juni 2024 te Rotterdam
opzettelijk [slachtoffer 3] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in/tegen het gezicht, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 3] te spugen;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht)