Dekkingsgeschil m.b.t. diefstal motorblok. Geen opzet tot misleiding. Voldaan aan dekkingsvereisten polisvoorwaarden. Omvang schade.
Rechtbank Rotterdam 22 May 2025
Jurisprudentie – Uitspraken
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2025:5989
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
19-05-2025
Datum publicatie
22-05-2025
Zaaknummer
C/10/683773 / HA ZA 24-676
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
ECLI:NL:RBROT:2025:5989text/xmlpublic2025-05-22T18:54:082025-05-19Raad voor de RechtspraaknlRechtbank Rotterdam2025-05-14C/10/683773 / HA ZA 24-676UitspraakEerste aanleg - enkelvoudigNLRotterdamCiviel recht; VerbintenissenrechtRechtspraak.nlhttp://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2025:5989text/htmlpublic2025-05-22T18:53:112025-05-22Raad voor de RechtspraaknlECLI:NL:RBROT:2025:5989 Rechtbank Rotterdam , 14-05-2025 / C/10/683773 / HA ZA 24-676 Dekkingsgeschil m.b.t. diefstal motorblok. Geen opzet tot misleiding. Voldaan aan dekkingsvereisten polisvoorwaarden. Omvang schade.
vonnis RECHTBANK ROTTERDAM Team handel en haven zaaknummer / rolnummer: C/10/683773 / HA ZA 24-676 Vonnis van 14 mei 2025 in de zaak van SPEEDCO B.V.,
gevestigd te Bergeijk,
eiseres,
advocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam, tegen ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam. Partijen zullen hierna Speedco en Allianz genoemd worden. 1De kern van de zaak en het procesverloop1.1. Deze zaak gaat over de nasleep van de diefstal van een Porsche-motorblok uit de garage van Speedco. Speedco maakt aanspraak op vergoeding van de waarde van dat motorblok op grond van de garageverzekering die zij bij Allianz heeft afgesloten. In dit vonnis komt de rechtbank tot het oordeel dat Allianz (onder voorwaarden) verplicht is om tot uitkering over te gaan. 1.2. Het verloop van de procedure blijkt uit: de dagvaarding van 30 juli 2024, met producties; de conclusie van antwoord, met producties; de brief van de rechtbank van 7 maart 2025 met een zittingsagenda; de aanvullende producties van Speedco; de mondelinge behandeling van 9 april 2025; de spreekaantekeningen van Speedco. 1.3. Ten slotte is vonnis bepaald. 2De feiten2.1. Speedco exploiteert een garagebedrijf. Zij legt zich specifiek toe op de restauratie van klassieke Porsche auto’s. 2.2. Enig aandeelhouder en bestuurder van Speedco is [persoon A] . 2.3. Speedco heeft bij (de rechtsvoorganger van) Allianz een garageverzekering afgesloten. Op het meest recente polisblad is als clausule vermeld dat het verzekerd bedrag per “cliëntenvoertuig” maximaal € 150.000,- bedraagt. De polis kent een eigen risico van € 675,-. 2.4. De op de verzekering toepasselijke voorwaarden luiden, voor zover hier van belang, als volgt: Artikel 14 Cliëntenvoertuigen
Onder cliëntenvoertuigen wordt verstaan: 14.1 Motorrijtuigen, […] die eigendom zijn van cliënten, tijdens de periode waarin deze objecten aan de verzekeringnemer in de verzekerde hoedanigheid zijn toevertrouwd.
[…]
Artikel 15 Dekking
Verzekerd is: 15.1 De aansprakelijkheid van de verzekeringnemer voor schade aan cliëntenvoertuigen door beschadiging en verlies. Deze schade moet zijn ontstaan gedurende de tijd, dat deze voertuigen aan verzekeringnemer zijn toevertrouwd. Deze dekking geldt ook voor de zaken die zich in of op de cliëntenvoertuigen bevinden.
a. Schade die voortvloeit uit schade aan cliëntenvoertuigen is uitsluitend gedekt als de verzekeringnemer aansprakelijk is.
b. Schade aan cliëntenvoertuigen en de zich daarin of daarop bevindende zaken is ook verzekerd als de verzekeringnemer niet aansprakelijk is. De verzekeraar verleent de uitkering eerst nadat de betrokken cliënt alle rechten die hij ter zake van de schade op anderen mocht hebben, aan de verzekeraar heeft overgedragen. Uiteraard kan alleen de verzekeringnemer rechten aan de verzekering tegen schade aan cliëntenvoertuigen ontlenen. 2.5.
[persoon A] is eigenaar van een Porsche 356 Coupe uit 1954. In 2011 heeft hij voor deze auto een Carrera motorblok gekocht van een Duitse verzamelaar, [persoon B] . Bij de koop is bemiddeld door de heren [persoon C] en [persoon D] . Een factuur van [persoon D] van 8 augustus 2012 voor diverse werkzaamheden aan het motorblok vermeldt dat het gaat om “Motor P90074”. 2.6.
[persoon A] heeft de Porsche 356 Coupe met het hiervoor bedoelde motorblok in 2020 bij Speedco gebracht. Daar is het motorblok uit de auto gehaald en op een montageblok geplaatst. 2.7. Op 16 juli 2020 is bij Speedco ingebroken. Daarbij is onder andere het motorblok gestolen. Diezelfde dag heeft de bedrijfsleider van Speedco aangifte van de diefstal gedaan. De aangifte vermeldt dat het gaat om het motorblok met nummer 90074. 2.8. Speedco en [persoon A] hebben in verschillende (sociale) media melding gemaakt van de diefstal. Daarbij hebben zij als nummer van het motorblok 90047 genoemd. 2.9. Allianz heeft dekking geweigerd. 3Het geschil3.1. Speedco vordert – samengevat – het volgende: een verklaring voor recht dat Allianz verplicht is over te gaan tot uitkering onder de garageverzekering; veroordeling van Allianz tot betaling aan Speedco van € 320.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2020; veroordeling van Allianz tot betaling aan Speedco van € 2.457,64 als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente; veroordeling van Allianz tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten conform de toepasselijke staffel, te vermeerderen met de wettelijke rente; veroordeling van Allianz in de proceskosten. 3.2. Allianz voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Speedco in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. 4De beoordeling4.1. Speedco maakt aanspraak op nakoming door Allianz van haar verplichtingen onder de verzekeringsovereenkomst. Zij stelt daartoe dat aan alle voorwaarden voor dekking is voldaan. Omdat de waarde van het gestolen motorblok de maximaal verzekerde som overstijgt, meent Speedco dat zij, anders dan bij dagvaarding nog gevorderd, recht heeft op een uitkering tot dat bedrag (€ 150.000,-). Allianz meent dat niet aan de voorwaarden voor dekking is voldaan, dat de waarde niet vaststaat en dat alle aanspraken van Speedco onder de verzekering zijn komen te vervallen. Opzet tot misleiding? 4.2. Het meest verstrekkende verweer van Allianz houdt in dat Speedco onjuiste mededelingen heeft gedaan over de diefstal en dat zij daarbij het opzet heeft gehad om Allianz te misleiden. Op grond van artikel 7:941 lid 5 BW is daarom elk recht op uitkering komen te vervallen. Dit standpunt baseert Allianz op het volgende: Volgens Speedco is het motorblok met nummer 90074 gestolen en behoorde dit motorblok oorspronkelijk tot een Porsche 550 Spyder. Het motorblok is volgens Speedco van het type 547. In de media heeft Speedco echter gemeld dat een motorblok met nummer 90047 is gestolen. Uit onderzoek van Allianz is bovendien gebleken dat motorblok 90074 oorspronkelijk hoort bij een Porsche 550 Spyder met chassisnummer [chassisnummer] en dat deze, inclusief het oorspronkelijke motorblok, in eigendom is van een zekere [persoon E] in Japan. Deze [persoon E] heeft deze auto al langer dan vijftien jaar in bezit. Op de motoren van het type 547 zitten de beide stroomverdelers direct op de cilinderkoppen gemonteerd. Op de foto van het gestolen motorblok is zichtbaar dat de stroomverdelers aan de voorzijde van de motor zijn gemonteerd. Dit wijst erop dat het niet om een originele 547-motor gaat. De gestolen motor kan dus niet de originele motor met nummer 90074 van het type 547 zijn. Aangenomen moet worden dat [persoon A] hiervan op de hoogte was. Hij is zelf immers kenner en liefhebber en zal bovendien onderzoek hebben gedaan naar de authenticiteit toen hij het motorblok kocht. De verklaringen van [persoon A] moeten als bestuurder aan Speedco worden toegerekend.
Van dit alles luidt volgens Allianz de conclusie dat Speedco bij monde van [persoon A] Allianz opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd en dat zij dit heeft gedaan met de bedoeling om Allianz te misleiden. 4.3. De rechtbank verwerpt dit verweer. 4.4. In de eerste plaats geldt dat de vermelding in de media van het nummer 90047 als het nummer van het gestolen motorblok evident op een vergissing berust. De twee laatste cijfers van het nummer zijn omgewisseld, meer dan dat is het niet. Voor zover daar al in redelijkheid twijfel over zou kunnen bestaan, dan wordt die twijfel in elk geval weggenomen door de inhoud van de aangifte van de diefstal. Daarin heeft Speedco immers het juiste nummer vermeld. Speedco heeft deze aangifte al in een vroeg stadium aan Allianz ter beschikking gesteld, dus Allianz had daaruit ook zelf kunnen afleiden dat het in de media genoemde nummer niet anders dan een vergissing kon zijn. Een aanwijzing voor opzettelijk verstrekte onjuiste informatie kan hierin in redelijkheid niet worden gevonden. 4.5. Intussen heeft het onjuiste nummer in de media wel voor verwarring gezorgd. Kenners hebben geconstateerd dat het opgegeven nummer 90047 niet matcht met een type 547-motor en met een Porsche Spyder 550. Die constatering heeft vervolgens geleid tot speculaties over wat er precies is gestolen. Dit is ongelukkig, maar onmiskenbaar veroorzaakt door de vergissing met het nummer. Relevant voor het beroep van Allianz op artikel 7:941 lid 5 BW is dit niet. 4.6. In de tweede plaats is de rechtbank van oordeel dat, als moet worden aangenomen dat Speedco onjuiste informatie omtrent het gestolen motorblok heeft verstrekt, niets erop wijst dat zij dat opzettelijk heeft gedaan. Op basis van het onderzoek dat Allianz heeft laten verrichten onderkent Speedco dat het onduidelijk is of het gestolen motorblok inderdaad de specificaties heeft die zij heeft opgegeven: met nummer 90074, type 547, oorspronkelijk behorend bij een Porsche Spyder 550. De informatie die Allianz heeft achterhaald wijst er immers op dat ditzelfde motorblok zich nog altijd bevindt in de oorspronkelijke Porsche Spyder 550, welke auto eigendom is van [persoon E] in Japan. Speedco voert aan dat zij niet weet hoe dit mogelijk is, maar dat zij hoe dan ook altijd te goeder trouw in de veronderstelling heeft verkeerd dat [persoon A] dit motorblok in eigendom had. Dit standpunt heeft zij voldoende onderbouwd en daar tegenover heeft Allianz haar beroep op opzet tot misleiding onvoldoende onderbouwd. 4.7. Dat Speedco te goeder trouw is volgt uit de volgende omstandigheden. [persoon A] heeft het motorblok gekocht van een Duitse verzamelaar, die een Porsche-museum onderhoudt en daarin het motorblok tentoonstelde. Bij de koop is bemiddeld door de heren [persoon C] en [persoon D] . Beiden hebben schriftelijk verklaard dat zij hebben bemiddeld bij de aankoop van een motorblok met nummer 90074. De factuur van [persoon D] voor het nakijken van het motorblok vermeldt ook dit nummer. [persoon D] geldt als autoriteit op het gebied van Porsche-motoren. [persoon A] heeft dit ter zitting gesteld en de ook ter zitting aanwezige expert van Allianz heeft dit bevestigd. Deze voorgeschiedenis van de aankoop van het motorblok rechtvaardigt de conclusie dat [persoon A] en dus ook Speedco ervan uitgingen en ook ervan mochten uitgaan dat het hier ging om het blok met nummer 90074 en dat het hier daadwerkelijk om een type 547-motor ging. Wat betreft de positie van de stroomverdelers (direct op de cilinderkoppen of aan de voorkant van het blok) heeft Speedco ter zitting verklaard dat het klopt dat deze op de oorspronkelijke type 547-motorblokken direct op de cilinderkoppen waren geplaatst, maar dat die positie veel problemen gaf bij het rijden en dat daarom later de stroomverdelers aan de voorzijde konden worden gemonteerd; dit kon volgens Speedco ook worden gedaan bij de oorspronkelijke type 547-blokken. Deze verklaring wordt ondersteund door de e-mail van 26 november 2024 van de Amerikaanse deskundige die ook Allianz als (belangrijkste) bron heeft gebruikt. Allianz heeft de verklaring van Speedco tijdens de zitting niet (gemotiveerd) weersproken. 4.8. Hiertegenover heeft Allianz onvoldoende ingebracht, terwijl zij degene is op wie de stelplicht rust ten aanzien van feiten die het beroep op opzet tot misleiding kunnen dragen. Het enkele feit dat [persoon A] zelf een kenner is van klassieke Porsche-motoren is hiervoor onvoldoende, nu hij klaarblijkelijk niet de enige specialist is die heeft aangenomen dat het hier ging om het motorblok met nummer 90074. Blijft over een bericht op een platform van Porsche-liefhebbers naar aanleiding van de melding van de diefstal (waarbij abusievelijk het onjuiste nummer is vermeld). Voor zover uit dat bericht al kan worden afgeleid wat [persoon A] precies heeft gezegd (het bericht is afkomstig van een derde, die iets zegt over een eerder privébericht van [persoon A] ), uit dat bericht kan in elk geval niet worden afgeleid dat [persoon A] wist dat het gestolen motorblok niet het nummer 90074 had en/of niet origineel was. Cliëntenvoertuig? 4.9. Speedco stelt dat aan de voorwaarden voor dekking onder de verzekering is voldaan. Allianz bestrijdt dit. De rechtbank overweegt als volgt. 4.10. Op grond van artikel 15 van de polisvoorwaarden is een vereiste om voor dekking in aanmerking te komen dat het gestolen motorvoertuig een “cliëntenvoertuig” als bedoeld in artikel 14 is. Op grond van die laatste bepaling is daarvan sprake als de betreffende auto (in dit geval de Porsche 356 Coupe, waaruit het gestolen motorblok afkomstig is) eigendom is van een cliënt en aan Speedco in haar verzekerde hoedanigheid is toevertrouwd. Die hoedanigheid is volgens het polisblad “een bedrijf dat zich bezig houdt met reparatie en onderhoud van […]auto’s.” Niet ter discussie staat dat de Porsche eigendom is van [persoon A] . Volgens Speedco had [persoon A] deze auto aan haar toevertrouwd om daaraan werkzaamheden te laten verrichten. De auto bevond zich dus bij Speedco in haar hoedanigheid van garagebedrijf. 4.11. Allianz bestrijdt dit. Zij wijst erop dat [persoon A] de Porsche al op 15 januari 2020 bij Allianz heeft gebracht en dat deze dus al een half jaar bij Allianz stond voordat de diefstal plaatsvond. In die tijd is, uitgaande van de door Speedco opgemaakte werkbon, slechts mondjesmaat aan de auto gewerkt. Dit wijkt zodanig af van een normale gang van zaken, dat geconcludeerd moet worden dat [persoon A] de Porsche helemaal niet ter reparatie (en dus niet in de verzekerde hoedanigheid) aan Speedco heeft toevertrouwd, maar alleen om hem daar te stallen. Kennelijk kon [persoon A] dat doen omdat hij ook eigenaar is van Speedco. Hierbij komt dat betwijfeld moet worden of [persoon A] in het verleden voor reparatie en onderhoud heeft betaald, zoals een normale klant pleegt te doen. 4.12. De rechtbank is van oordeel dat wel degelijk sprake is van een cliëntenvoertuig in de zin van de polisvoorwaarden. Zij licht dit als volgt toe. 4.13. Het is duidelijk dat de Porsche langer bij Speedco heeft gestaan dan een gemiddelde autobezitter die zijn auto voor een beurt naar de garage brengt wenselijk zal vinden. Een gemiddelde klant van een garage heeft zijn auto regelmatig nodig om boodschappen te doen, naar kantoor te rijden of de kinderen van school te halen. Kennelijk is het dit gevoel over een gemiddelde gang van zaken dat Allianz reden geeft voor het standpunt dat in dit geval geen sprake was van een aan Speedco ten behoeve van reparatie en onderhoud toevertrouwde auto. Allianz miskent hiermee echter dat Speedco zich als garagehouder toelegt op de restauratie van klassieke Porsches. Eigenaren van dergelijke auto’s zullen deze in de regel niet op dagelijkse basis nodig hebben. Speedco heeft onbetwist gesteld dat haar klanten het vaak prima vinden om de reparatie over een langere termijn uit te smeren, omdat daarmee de kosten kunnen worden gedrukt. Zij heeft ter onderbouwing facturen overgelegd met betrekking tot klanten (andere dan [persoon A] ) voor wie verspreid over maanden tot zelfs ruim meer dan een jaar werkzaamheden aan hun auto zijn verricht. Allianz heeft op dit betoog niet gereageerd en uit haar stellingname kan niet worden afgeleid dat zij zich rekenschap heeft gegeven van het bijzondere specialisme van Speedco. Dat de Porsche 356 Coupe lang bij Speedco heeft gestaan, is dus geen argument om niet van een cliëntenvoertuig te kunnen spreken. 4.14. Mogelijk zou hierover anders geoordeeld moeten worden als gedurende het verblijf van de Porsche bij Speedco helemaal niet aan de auto zou zijn gewerkt. Dat is echter wel degelijk gebeurd. Bij de overgelegde stukken bevindt zich een werkbon waarop werkzaamheden staan vermeld van 17 januari tot en met 29 mei 2020 en een printscreen uit de administratie van Speedco met vermelding van werkzaamheden in de periode van 26 juni tot en met 2 juli 2020. In het licht van al het voorgaande acht de rechtbank van minder belang of [persoon A] steeds voor de door Speedco verrichte werkzaamheden heeft betaald, zoals Speedco stelt en Allianz in twijfel trekt. Ten overvloede voegt de rechtbank aan het voorgaande nog toe dat [persoon A] tijdens de zitting heeft verklaard dat hij meer auto’s in eigendom heeft en dat die elders in een loods zijn gestald en dus niet bij Speedco in de garage. Deze verklaring, die niet is betwist door Allianz, onderstreept dat [persoon A] de werkplaats van Speedco niet gebruikte en ook niet nodig had om de Porsche 356 Coupe te stallen. 4.15. Uit artikel 15.1 onder a van de polisvoorwaarden volgt dat schade die voortvloeit uit schade aan cliëntenvoertuigen gedekt is als Speedco jegens de desbetreffende cliënt aansprakelijk is voor de schade. Allianz heeft aangevoerd dat van dergelijke aansprakelijkheid van Speedco jegens [persoon A] niet is gebleken. Speedco heeft daarop niet gereageerd, zodat zij haar andersluidende standpunt ingenomen bij dagvaarding onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd. In het midden kan daarom blijven of hier sprake is van schade die voortvloeit uit schade aan cliëntenvoertuigen. Speedco heeft terecht een beroep gedaan op artikel 15.1 onder b van de polisvoorwaarden. Daaruit volgt dat schade aan cliëntenvoertuigen ook gedekt is als Speedco niet jegens de cliënt aansprakelijk is. In dat geval geldt dan wel als voorwaarde voor uitkering dat die cliënt zijn eventuele aanspraken op derden aan Allianz overdraagt. Deze voorwaarde voor uitkering staat aan de aanspraak op dekking niet in de weg, zo heeft Speedco betoogd. Op dit betoog heeft Allianz niet gereageerd. Nu de lezing van Speedco wordt ondersteund door de tekst van de polisvoorwaarden, volgt de rechtbank het standpunt van Speedco dat de schade vanwege de diefstal van het motorblok ook gedekt is ondanks dat Speedco jegens [persoon A] niet aansprakelijk is. In belangen geschaad? 4.16. In haar conclusie van antwoord heeft Allianz betoogd dat zij mogelijk in haar belangen is geschaad door uitlatingen van Speedco jegens [persoon A] over haar eventuele aansprakelijkheid. Zij behoudt zich in dit verband alle rechten voor. In reactie hierop heeft Speedco tijdens de zitting verklaard dat zij geen standpunt jegens [persoon A] heeft ingenomen. Naar aanleiding van deze verklaring is Allianz niet teruggekomen op het eerder gemaakte voorbehoud. De rechtbank beschouwt dit voorbehoud daarom als vervallen, daargelaten wat de betekenis is van een dergelijk voorbehoud. Als Allianz dit anders heeft bedoeld, geldt dat zij onvoldoende duidelijk heeft gemaakt in welke belangen zij door welke verklaring van Speedco in welke mate is geschaad. Omvang van de schade? 4.17. Bij dagvaarding heeft Speedco gesteld dat het gestolen motorblok een waarde heeft van ongeveer € 320.000,-. Zij is er daarbij vanuit gegaan dat het hier gaat om het originele motorblok met nummer 90074 van het type 547. Inmiddels kan daarvan echter niet langer worden uitgegaan, nu niet kan worden uitgesloten dat het motorblok met dit nummer zich in werkelijkheid al geruime tijd in Japan bevindt en dus een ander motorblok is gestolen. Volgens Allianz volgt hieruit dat Speedco de waarde van het gestolen motorblok niet aannemelijk heeft gemaakt. 4.18. Voor de beslissing over de aanspraken van Speedco onder de verzekering kan de precieze waarde van het motorblok naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven, omdat die waarde hoe dan ook het maximaal verzekerde bedrag overschrijdt. Allianz is daarom gehouden over te gaan tot uitkering van dat maximaal verzekerde bedrag. De rechtbank licht dit als volgt toe. 4.19. Op grond van de in dit dossier gebleken stukken kan als vaststaand worden aangenomen dat het gestolen motorblok een authentiek motorblok is van het type 547 of enkele latere versies. Vast staat immers dat [persoon A] dit motorblok in 2011 heeft gekocht en dat toen alle personen die bij die aankoop betrokken zijn geweest dit motorblok hebben beschouwd als authentiek. Deze personen kunnen ieder voor zich worden beschouwd als deskundig en niet gebleken is van enig belang van die personen om wetenschap dat het ging om een niet-authentieke motor te verzwijgen. Tijdens de zitting heeft Speedco verklaard dat ten tijde van de koop van dit motorblok nog geen replica’s op de markt waren en die stelling is door de deskundige van Allianz bevestigd. Er is daarom voldoende basis om vast te stellen dat het gestolen motorblok ofwel een type 547 was ofwel een iets latere versie, type 547/1 of 547/2. 4.20. Speedco heeft tijdens de zitting verklaard dat de motorblokken van al deze versies de maximaal verzekerde som verre overschrijden. Dat heeft Allianz niet weersproken. De verklaring van Speedco wordt ondersteund door een schriftelijke verklaring van [persoon F] van Porsche Classic Center Gelderland (overgelegd bij dagvaarding), die aan een 547/1 motor in goede staat een waarde van minimaal € 200.000,- toekent. Nu als onbetwist vast staat dat het motorblok voor de aankoop door [persoon A] is gereviseerd en na de aankoop rijklaar is gemaakt en [persoon A] de Porsche 356 Coupe met dit motorblok naar de garage van Speedco heeft gereden, ziet de rechtbank in het licht van het voorgaande geen grond om aan te nemen dat de waarde van het motorblok vanwege de staat ervan op een lager bedrag dan de maximaal verzekerde som moet worden bepaald. 4.21. De slotsom luidt dat de schade als gevolg van de diefstal moet worden vastgesteld op ten minste € 150.000,-. Allianz is dus (onder de voorwaarde zoals in het dictum omschreven) verplicht dit bedrag aan Speedco uit te keren. Een veroordeling van deze strekking zal de rechtbank in het dictum opnemen. Bij een afzonderlijke verklaring voor recht heeft Speedco onvoldoende belang. Wettelijke rente 4.22. Speedco vordert de wettelijke rente met ingang van 18 november 2020, omdat Allianz op die datum dekking onder de verzekering heeft afgewezen. Volgens Speedco is Allianz daardoor van rechtswege in verzuim geraakt. De rechtbank volgt Speedco hierin niet. Hoewel het afwijzende dekkingsstandpunt onjuist was, was de vordering van Speedco toen nog niet opeisbaar. Dat is zij pas op het moment dat [persoon A] zijn aanspraken uit hoofde van de diefstal op een derde aan Allianz overdraagt. Allianz geraakt dus pas in verzuim op het moment dat die overdracht plaatsvindt. Pas daarna is (eventueel) wettelijke rente verschuldigd. In die zin zal de rechtbank in het dictum een voorziening opnemen. Buitengerechtelijke kosten 4.23. Speedco stelt dat zij kosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW en dat Allianz deze kosten moet vergoeden. Het betreft hier de kosten van de deskundige [persoon G] die, na overleg tussen partijen, samen met de expert van Allianz tot vaststelling van de schade zou komen en die ook daadwerkelijk werkzaamheden heeft uitgevoerd. Bij conclusie van antwoord heeft Allianz betoogd dat de factuur van [persoon G] niet aan Speedco maar aan [persoon A] is gericht, zodat niet van schade van Speedco is gebleken. Voorafgaande aan de zitting heeft Speedco een bankafschrift overgelegd, waaruit volgt dat het gefactureerde bedrag door haar aan [persoon G] is betaald. Hier heeft Allianz niet meer op gereageerd. De rechtbank is van oordeel dat daarmee genoegzaam is komen vast te staan dat deze kosten voor rekening van Speedco zijn gekomen. Voldaan is aan de dubbele redelijkheidstoets. De vordering (een bedrag van € 2.457,64) is dan ook toewijsbaar. Wel geldt ook hier de voorwaarde met het oog op de overdracht van de aanspraken van [persoon A] op een derde. Zonder die overdracht heeft Speedco immers geen aanspraak op enige uitkering. 4.24. Speedco vordert ook een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten conform de gebruikelijke staffel. Deze vordering is voldoende onderbouwd en niet door Allianz weersproken. Uitgaand van een schade-uitkering van € 150.000,- is de vordering daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 2.275,-, met inachtneming van dezelfde voorwaarde als zojuist omschreven. Proceskosten 4.25. Allianz krijgt grotendeels ongelijk en wordt daarom veroordeeld in de proceskosten van Speedco. Deze worden als volgt begroot.
€ 6.617,- griffierecht
€ 3.858,- salaris advocaat (2 punten × tarief V van € 1.929,-)
€ 178,- nakosten
€ 10.653,-. De proceskosten zijn onvoorwaardelijk verschuldigd, omdat het zwaartepunt in deze procedure ligt bij de vraag of dekking bestaat onder de verzekering en of Speedco Allianz opzettelijk heeft misleid. Op beide punten krijgt Speedco gelijk. De voorwaarde voor feitelijke uitkering speelt hierbij geen rol. 5De beslissing De rechtbank 5.1. veroordeelt Allianz tot betaling aan Speedco van € 154.732,64, onder de voorwaarde dat [persoon A] alle rechten die hij ter zake van de schade op anderen mocht hebben aan Allianz heeft overgedragen; 5.2. veroordeelt Allianz tot betaling van de wettelijke rente over het in 5.1 genoemde bedrag met ingang van de 15e dag nadat aan de in 5.1 genoemde voorwaarde is voldaan tot aan de dag van voldoening; 5.3. veroordeelt Allianz in de proceskosten van Speedco, vastgesteld op € 10.653,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de 15e dag na datum van dit vonnis en te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening indien het vonnis niet na tijdige betaling wordt betekend, 5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; 5.5. wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025. 1980/2438