Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBROT:2025:7999

Het verschuldigde griffierecht is niet op tijd betaald en daarvoor is geen verschoonbare termijnoverschrijding gebleken. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat deze, indien het griffierecht op tijd zou zijn betaald, niet bevoegd zou zijn geweest om over het verzoek om voorlopige voorziening te oordelen.

Rechtbank Rotterdam 14 July 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBROT:2025:7999 text/xml public 2025-07-14T16:41:19 2025-07-07 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Rotterdam 2025-07-08 ROT 25/4024 Uitspraak Voorlopige voorziening NL Rotterdam Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2025:7999 text/html public 2025-07-14T16:40:22 2025-07-14 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBROT:2025:7999 Rechtbank Rotterdam , 08-07-2025 / ROT 25/4024
Het verschuldigde griffierecht is niet op tijd betaald en daarvoor is geen verschoonbare termijnoverschrijding gebleken. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat deze, indien het griffierecht op tijd zou zijn betaald, niet bevoegd zou zijn geweest om over het verzoek om voorlopige voorziening te oordelen.

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 25/4024
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2025 in de zaak tussen
[naam verzoeker] , uit Rotterdam, verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college
(gemachtigde: mr. C.W. de Jong).
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de beëindiging van zijn parkeerabonnement.
1.1.
Bij brief van 28 maart 2025 heeft het college verzoekers parkeerabonnement beëindigd. Bij e-mailbericht van 8 mei 2025 heeft het college het bezwaar van verzoeker afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Toetsingskader

2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht € 194,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. In dit geval was de termijn twee weken. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 19 mei 2025 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 21 mei 2025, om 13:00 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Verzoeker heeft het griffierecht (op 16 juni 2025) niet op tijd betaald.

Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.2.
Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Conclusie en gevolgen
3. Omdat verzoeker het griffierecht niet op tijd heeft betaald, is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat verzoeker na afloop van de gestelde termijn alsnog heeft betaald, wordt het bedrag teruggestort. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4.1.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.2.
In artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, is bepaald dat tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.
4.3.
Uit artikel 1:3, eerste lid, van de Awb volgt dat onder een besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
4.4.
Een rechtshandeling is publiekrechtelijk van aard als het bestuursorgaan de bevoegdheid daartoe ontleent aan een speciaal voor het openbaar bestuur bij of krachtens de wet geschapen grondslag. Een rechtshandeling is privaatrechtelijk van aard wanneer het bestuursorgaan een bevoegdheid gebruikt die krachtens het burgerlijk recht ook door niet-bestuursorganen gebruikt kan worden.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat het beëindigen van een abonnement voor een parkeergarage (vanwege beleidswijzigingen en daarmee gewijzigde voorwaarden voor een abonnement) bij brief van 28 maart 2025 een privaatrechtelijke handeling is en geen publiekrechtelijke handeling en daarmee geen bestuursrechtelijk besluit. Gelet hierop is ook het e-mailbericht van 8 mei 2025 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De voorzieningenrechter zou, indien het griffierecht op tijd zou zijn betaald, niet bevoegd zijn geweest om over het verzoek om voorlopige voorziening te oordelen.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.

Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2025.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer ROT 25/4023.

Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.

Artikel delen