Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBZWB:2022:4268

29 July 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/2641

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder

(gemachtigde: mr. M. Reitsma).

Procesverloop

Met het besluit van 28 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser laten weten dat zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ongewijzigd blijft. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 72,37%.

Met het besluit van 17 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 19 juli 2022. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser had een WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65-80%.

2. Het UWV heeft op verzoek van eiser een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiser.

3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 5 maart 2020, de datum waarop eiser meldde dat zijn gezondheid verslechterd was. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vier functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 27,63% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 72,37%.

4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Omdat er naar aanleiding van de medische heroverweging geen aanvullende beperkingen zijn vastgesteld acht het UWV de geduide functies onveranderd passend voor eiser. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij stelt dat zijn gezondheidstoestand veranderd is. Eiser geeft aan dat hij als gevolg van de ziekte van Wegener (GPA) op halve kracht (of minder) kan werken, chronisch vermoeid is, er geen sprake is van continuïteit, hij regelmatig voldoende rustpauzes nodig heeft en dat hij last heeft van concentratieproblemen. Daarnaast acht eiser zichzelf niet in staat om 4 uur per dag en 20 uur per week te werken. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een artikel uit het geneeskundig tijdschrift Vascuzine. Ook verwijst eiser naar de Patiëntenorganisatie Vasculitis Stichting.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 72,37% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 5 maart 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.

De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen

8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnoses en de prognose.

9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 14 mei 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd en eiser gesproken op de telefonische hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.

10. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser en de beschikbare medische informatie betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.

De medische beoordeling

11. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser de ziekte van Wegener (GPA) heeft. Daarnaast gaat hij uit van de diagnoses: prostaataandoening (TURP), overige nieuwvorming huid en hernia inguinalis. Objectief gezien is er volgens de verzekeringsarts wat betreft de ziekte van Wegener een redelijk stabiel beeld met slechts gering nierfunctieverlies en stabiele andere parameters. Er is bij voorgaande beoordelingen al rekening gehouden met vermoeidheid door deze ziekte. Eiser werd toen geschikt bevonden voor fysiek licht werk met een urenbeperking van 20 uur per week. De verzekeringsarts neemt dit over en neemt meer beperkingen op voor lopen, traplopen, klimmen, staan, gehurkt actief zijn en geluidsbelasting. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.

12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 14 mei 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig is uitgevoerd en voldoende uitgebreid is. Zij wijst erop dat de conclusie gebaseerd is op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese en observatie/onderzoek tijdens een spreekuurcontact. Er was volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie voorhanden om tot een weloverwogen beslissing te kunnen komen. De inhoud van het bezwaarschrift leidt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet tot andere inzichten. Ook vindt de verzekeringsarts bewaar en beroep dat uit de hoorzitting geen nieuwe gezichtspunten blijken en dat er geen nadere door medische stukken onderbouwde feiten naar voren zijn gebracht. Zij geeft aan dat er bij arbeid die past bij de gestelde beperkingen geen reden is voor een verdere urenbeperking. Er is al een forse urenbeperking gesteld. Zij stelt dat er geen sprake is van een objectieve verslechtering van de medische toestand van eiser vergeleken met de vorige verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Er is al jarenlang, zonder behandeling, een stabiel ziektebeeld. Zowel vanuit energetisch als preventief perspectief is er geen reden om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Ook is er geen sprake van verminderde beschikbaarheid door behandeling en geeft het dagverhaal geen aanleiding om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft ten slotte aan dat de artikelen die eiser in bezwaar heeft ingebracht geen reden geven om anders over zijn belastbaarheid te oordelen.

13. Eiser voert aan dat het UWV ten onrechte geen verdergaande urenbeperking heeft aangenomen en heeft dat onderbouwd met een artikel uit het geneeskundig tijdschrift Vascuzine.

14. In het verweerschrift geeft het UWV aan geen aanleiding te zien het in het bestreden besluit ingenomen standpunt te wijzigen omdat eiser zijn standpunt niet met medische gegevens onderbouwt.

15. De rechtbank vindt dat de verzekeringsartsen voldoende hebben uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De verzekeringsartsen hebben alle door eiser genoemde medische diagnoses bij hun beoordeling betrokken en naar aanleiding daarvan forse beperkingen aangenomen. Eiser vindt dat de urenbeperking te gering is, omdat hij niet meer in staat is om 4 uur per dag, 20 uur per week aan het arbeidsproces deel te nemen. De Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid geeft aan wanneer een beperking in de duurbelastbaarheid wordt aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aan de hand van die Standaard gemotiveerd waarom er geen aanleiding is voor een ruimere urenbeperking. De rechtbank kan die motivering volgen. Ook moet in gedachten worden gehouden dat naast de urenbeperking ook een groot aantal andere beperkingen gelden, omdat eiser slechts geschikt geacht wordt voor fysiek licht werk.

16. Eiser heeft geen medische stukken, zoals brieven van zijn behandelaars, overgelegd. Dit heeft eiser ook niet gedaan nadat de rechtbank hierom verzocht heeft. In zijn beroepschrift heeft eiser aangegeven onder behandeling/controle te staan bij een nefroloog en dermatoloog, maar hij heeft hier geen brieven van de behandelaars van overgelegd die de verzekeringsartsen konden gebruiken bij hun beoordeling. De door eiser overgelegde artikelen geven zeker een illustratie van de ernst van zijn ziekte, maar bevatten geen informatie over de toestand van eiser zelf. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen verzekeringsartsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts tot een onjuiste medische conclusie is gekomen. Dat betekent ook dat hoe iemand zich voelt – zonder medische onderbouwing – niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op 5 maart 2020. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.

De arbeidskundige beoordeling

17. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 5 maart 2020 met de middelste van deze functies 27,63% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als expediteur, zodat eiser voor de overige 72,37% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

19. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 5 maart 2020 daarom terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 72,37%.

20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 28 juli 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.

griffier

rechter

De uitspraak is verzonden op

en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Artikel delen