Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBZWB:2022:5320

14 September 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 22/1844 WVW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres,

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (het CBR).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van

14 februari 2022, waarin het CBR het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het onverschoonbaar te laat zou zijn ingediend.

Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Op 1 juli 2022 heeft eiseres aanvullende stukken ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar zus [naam zus] als gemachtigde. Namens het CBR is niemand verschenen. Vlak na de zitting heeft het CBR per e-mail laten weten dat het wegens een logistiek probleem niet gelukt is ter zitting te verschijnen.

De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of het CBR het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiseres heeft de bezwaartermijn overschreden en deze termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. Het CBR heeft het bezwaar van eiseres daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

1. Feiten

Met het besluit van 24 augustus 2021 heeft het CBR het rijbewijs van eiseres ongeldig verklaard. Eiseres heeft dit besluit per post ontvangen. Eiseres was het met dat besluit niet eens en heeft hierover contact gehad met haar rechtsbijstandsverlener, die haar heeft verzocht om het dossier bij het CBR op te vragen om de haalbaarheid van bezwaar te bepalen. Op 10 september 2021 heeft eiseres hierover telefonisch contact gehad met het CBR.

Op 22 september 2021 heeft het CBR het dossier toegezonden aan eiseres. Op

2 oktober 2021 heeft eiseres van haar rechtsbijstandsverlener het advies gekregen om pro forma bezwaar te maken. Op 8 oktober 2021 heeft eiseres haar bezwaarschrift aangetekend naar het CBR verzonden.

Het CBR heeft de ontvangst van het bezwaar bevestigd. Eiseres heeft op 14 en 21 oktober 2021 telefonisch contact gehad met het CBR over het bezwaar. Na een aantal perioden van uitstel over en weer heeft eiseres op 7 januari 2022 de (nadere) gronden van haar bezwaar ingediend. Het CBR heeft daarop besloten dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar bezwaar omdat de bezwaartermijn is overschreden.

De voor de beoordeling van het beroep belangrijke regels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Heeft eiseres de bezwaartermijn overschreden?

2.1.Eiseres betoogt dat zij in meerdere telefoongesprekken, waaronder het telefoongesprek van 10 september 2021, heeft aangegeven dat zij bezwaar wil maken en dat zij het CBR gevraagd heeft hiervan telefoonnotities te maken. Deze telefoonnotities hadden in het zaaksdossier moeten zitten.

Volgens de wet moet een bezwaarschrift schriftelijk worden ingediend binnen een

termijn van zes weken.n

Art. 6:4, art. 6:5 en art. 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

De bezwaartermijn begint te lopen op de dag na het toezenden of

uitreiken van het besluit aan de belanghebbende.n

Art. 6:8 en art. 3:41 Awb

2.3.De beroepsgrond slaagt niet. Vast staat dat eiseres pas na afloop van de bezwaartermijn schriftelijk bezwaar gemaakt heeft: de bezwaartermijn liep af op 5 oktober 2021 en eiseres heeft het bezwaarschrift op 8 oktober 2021 verzonden. Onder omstandigheden is het mogelijk om een telefoonnotitie aan te merken als een bezwaarschrift, maar dan moet uit die telefoonnotitie duidelijk worden wat de inhoud van het bezwaar is.n

CRvB 13 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1632.

Het is aan eiseres om dit aannemelijk te maken. Zij is daarin niet geslaagd, want zij heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij telefonisch bezwaar gemaakt heeft. Eiseres heeft zelfs met het CBR besproken dat zij nog in afwachting was van het dossier om eerst de haalbaarheid van het bezwaar te bepalen, alvorens het bezwaar in te dienen.

Heeft eiseres haar bezwaarschrift verschoonbaar te laat ingediend?

Als een bezwaarschrift pas na afloop van de termijn van zes weken wordt ingediend,

is het bezwaar in principe niet-ontvankelijk.n

Art. 6:6 Awb

Niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar

blijft achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is

geweest. n

Art. 6:11 Awb

Dat is het geval als de indiener verschoonbaar te laat was: de

termijnoverschrijding valt hem of haar niet te verwijten.

3.2.Eiseres betoogt dat dit in haar geval aan de orde is. In de eerste plaats stelt zij dat zij vanwege haar persoonlijke situatie niet in staat was om aan de bezwaartermijn te voldoen. Eiseres krijgt hulp van haar familie, voornamelijk van haar zus, die een behoorlijke reistijd moet afleggen om eiseres te komen helpen met bijvoorbeeld de post. Eiseres kan dit niet zonder hulp van haar zus. Zowel bij eiseres als bij haar familie is sprake van kwetsbaarheid ten aanzien van het coronavirus, waardoor ook bij een (gedeeltelijke) opheffing van de coronamaatregelen nog steeds beperkingen golden voor eiseres en haar familie. Verder betoogt eiseres dat het CBR haar had moeten wijzen op de mogelijkheid om pro forma bezwaar te maken. Haar rechtsbijstandsverlener heeft haar op 2 oktober 2021 op die mogelijkheid gewezen maar het CBR had dat al veel eerder moeten doen. Ten slotte betoogt eiseres dat het CBR het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. Het CBR heeft meermaals (telefonisch) bevestigd het bezwaar in behandeling te nemen. Eiseres mocht er daarmee vanuit gaan dat zij een inhoudelijke beslissing zou krijgen op haar bezwaar.

Persoonlijke situatie

Wanneer iemand als gevolg van ziekte niet in staat is om zelf op tijd bezwaar te maken, kan volgens vaste rechtspraak van diegene worden verwacht dat er iemand wordt ingeschakeld om een (desnoods pro forma) bezwaarschrift in te dienen.n

ABRvS 2 januari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BK9906.

Alleen in zeer bijzondere gevallen, waarin aannemelijk wordt gemaakt dat er geen mogelijkheid was om daarvoor zorg te dragen, kan een uitzondering worden gemaakt. In het geval van eiseres is hier geen sprake van. Eiseres werd namelijk bijgestaan door haar zus en door een rechtsbijstandsverlener. Dat de rechtsbijstandsverlener van eiseres haar niet eerder op de mogelijkheid van een pro forma bezwaar heeft gewezen komt voor risico van eiseres.

Informatieplicht CBR

Het CBR heeft de wettelijke verplichting om eiseres te melden door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt.n

Art. 3:45 Awb

Met het CBR is de rechtbank van oordeel dat zij daaraan heeft daaraan voldaan met de bezwaarclausule bij het besluit. De verplichting van het CBR reikt niet zo ver dat zij eiseres moest wijzen op de mogelijkheid van een pro forma bezwaar.

Vertrouwensbeginsel

Bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel moet onder meer sprake zijn van een uitlating en/of een gedraging van het bestuursorgaan, die kan worden aangemerkt als een toezegging.n

ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694.

In dit geval betekent dat, dat het CBR de toezegging gedaan moet hebben dat zij tot een inhoudelijke beslissing op het bezwaar zou komen. Het is aan eiseres om dit aannemelijk te maken. Eiseres is hier niet in geslaagd. Weliswaar heeft het CBR bevestigd het bezwaar in behandeling te zullen nemen, maar daarmee is niet toegezegd dat dit ook zou leiden tot een inhoudelijke beslissing op het bezwaar. Ook een niet-ontvankelijkverklaring kan immers het resultaat zijn van het in behandeling nemen van een bezwaarschrift.

3.6.Naar aanleiding van wat er onder 3.1 tot en met 3.5 is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres het bezwaarschrift onverschoonbaar te laat heeft ingediend. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Omdat de beroepsgronden van eiseres niet slagen, is het beroep ongegrond. Dat betekent dat het CBR het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het bestreden besluit blijft in stand. Het CBR hoeft niet alsnog inhoudelijk op het bezwaar te beslissen. Eiseres krijgt het betaalde griffierecht niet terug. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 12 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:41

1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

(…)

Artikel 3:45

1. Indien tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld, wordt daarvan bij de bekendmaking en bij de mededeling van het besluit melding gemaakt.

2. Hierbij wordt vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld.

Artikel 6:4

1. Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.

(…)

Artikel 6:5

1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;

d. de gronden van het bezwaar of beroep.

(…)

Artikel 6:6

Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:

a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of

b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,

mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Artikel 6:7

De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.

Artikel 6:8

1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

(…)

Artikel 6:11

Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Artikel delen