Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBZWB:2022:5544

26 september 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 22/1272

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),

en

medTadvies B.V. (verweerder),

(gemachtigde: mr. L.J. Spek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om in aanmerking te komen voor een hoog persoonlijk kilometer budget.

1.1.Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 10 januari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

1.2.De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Eiseres zelf was niet aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres beschikt over een Valys-pas voor taxivervoer voor ouderen en mensen met een chronische ziekte of handicap. Daarmee kan zij per jaar 700 kilometer met de taxi reizen tegen een tarief van € 0,20 per kilometer.

2.1.Verweerder heeft op 29 november 2021 een aanvraag van eiseres ontvangen om in aanmerking te komen voor een hoog persoonlijk kilometer budget (HPKB). Het HPKB is een vergoeding waarmee op jaarbasis maximaal 2.350 kilometer tegen een tarief van € 0,20 per kilometer van de taxi gebruik kan worden gemaakt. Bij de aanvraag is vermeld dat eiseres als gevolg van een verstandelijke beperking niet in staat is zelfstandig met de trein te reizen.

2.2.Met het besluit van 10 januari 2022 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiseres volgens verweerder in staat moet worden geacht om met de trein te reizen, eventueel met een begeleider. Voor een begeleider kan een gratis OV-begeleiderskaart worden aangevraagd. Eiseres mag haar begeleider met die kaart gratis meenemen tijdens haar reizen.

2.3.Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 januari 2022. Eiseres heeft daarbij een brief van orthopedagoog [naam orthopedagoog] van 27 januari 2022 overgelegd. Volgens de orthopedagoog is het voor eiseres niet mogelijk zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen en het is voor eiseres’ familie niet mogelijk haar te begeleiden tijdens reizen met het openbaar vervoer.

2.4.Met het bestreden besluit is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verweerder acht eiseres in staat om met begeleiding met de trein te reizen. Verweerder is daarbij uitgegaan van de medische beoordeling van zijn arts [naam arts] , die telefonisch met de gemachtigde van eiseres heeft gesproken en die beschikte over de door eiseres toegestuurde medische gegevens.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor toekenning van een HPKB.

4.1.Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling moet de rechtbank uit eigen beweging (“ambtshalve”) onder meer beoordelen of sprake is van een besluit, als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarvan kan pas sprake zijn als de beslissing is genomen door een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb. Op grond van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb wordt onder bestuursorgaan verstaan een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

In zaken als deze werden de bevoegdheden voorheen door de Forensische Medische Maatschap Utrecht (FMMU) Advies B.V. uitgevoerd. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat enkel de handelsnaam is veranderd, maar dat het bedrijf hetzelfde is. De rechtbank leidt daaruit af dat de eerdere dienstverleningsovereenkomst van FMMU met de Staat der Nederlanden tot indicatiestelling van hoog persoonlijk kilometerbudget bovenregionaal vervoer voor mensen met een mobiliteitsbeperking (op basis waarvan de FMMU de bevoegdheid ontleende om te beslissen op een aanvraag om toekenning van een HPKB ) nu voor verweerder geldt.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij het nemen van beslissingen op aanvragen voor een HPKB een overheidstaak uitoefent, zodat zij in zoverre is bekleed met openbaar gezag en een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de Awb is. De rechtbank wijst daarbij op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 augustus 2018.n

ECLI:NL:CRVB:2018:2554

4.2.Het voorgaande betekent dat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

4.3.Naar het oordeel van de rechtbank slagen de beroepsgronden van eiseres niet. Dat betekent dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4.4.De grondslag voor een HPKB vormt het “Indicatieprotocol hoog persoonlijk kilometerbudget” (hierna: het Protocol). Blijkens het Protocol komt een aanvrager in aanmerking voor een HPKB als de aanvrager:

1. beschikt over een WMO-vervoersvoorziening, een WMO-rolstoel, scootmobiel of

OV-begeleiderskaart en

2. gebruik moet maken van een rolstoel of scootmobiel waarvan gewicht, en/of maatvoering in combinatie met de aanvrager (de zogenaamde ‘mens- machinecombinatie’) zodanig is dat deze de grenzen van mogelijkheid tot hulpverlening door de NS overschrijden en/of

3. door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt

medische optiek niet in staat is met de trein te reizen.

Verweerder gaat er bij de beoordeling van uit dat pashouders bij het reizen zo nodig gebruik maken van individuele begeleiding en/of de door NS en Valys ter beschikking gestelde voorzieningen, zoals NS-assistentieverlening. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het verzorgen van eventuele begeleiding tijdens de reis.

Onderdeel van de inhoudelijke beoordeling is of er sprake is van een uitzonderlijke situatie die afwijking van de criteria in het Protocol rechtvaardigt.

Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroepn

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8656

gaan de in het Protocol neergelegde toekenningscriteria de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten.

Dit betekent dat verweerder bij het beoordelen van de aanvraag van eiseres dit Protocol kan toepassen.

4.5.Eiseres heeft aangevoerd dat het voor haar in verband met haar verstandelijke beperking en traumatische ervaringen in het verleden niet mogelijk en wenselijk is om met het openbaar vervoer te reizen.

4.6.De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op basis van het dossier in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat eiseres vanuit strikt medisch oogpunt niet met de trein zou kunnen reizen. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank neemt aan dat eiseres vanwege haar verstandelijke en cognitieve beperkingen niet in staat is om zelfstandig met de trein te reizen. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een HPKB moet verweerder volgens het Protocol er echter vanuit gaan dat de reiziger zo nodig gebruik maakt van individuele begeleiding tijdens de reis. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat reizen met de trein met gebruikmaking van de hulp van een persoonlijk begeleider voor eiseres op dit moment op een verantwoorde wijze mogelijk wordt geacht. Daarvan uitgaande is er geen sprake van een situatie waarin eiseres door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen (punt 3 van het Protocol). Eiseres is er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd aannemelijk te maken dat zij óók met begeleiding niet in staat is met de trein te reizen. De informatie van de orthopedagoog biedt daarvoor geen aanknopingspunten.

4.7Eiseres heeft gesteld dat familieleden haar niet kunnen begeleiden en dat zij daarom niet met de trein kan reizen. Begeleiding door vrijwilligers, Valys of de NS biedt geen soelaas, omdat die begeleiding niet intensief genoeg is, of beperkt is in frequentie. Deze beroepsgrond slaagt niet. Hoewel de rechtbank begrijpt dat begeleiding door familieleden voor hen tijdrovend is, is eiseres volgens vaste rechtspraak zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van begeleiding als zij die nodig heeft, zoals ook in de toelichting van het Indicatieprotocol is opgenomen.n

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 9 december 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK5915

4.8.Verweerder heeft zich tot slot naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen aanleiding zijn om aan te nemen dat eiseres, in afwijking van het beoordelingskader van het Protocol, toch in aanmerking moet komen voor een HPKB. De rechtbank begrijpt dat het reizen per taxi voor eiseres minder omslachtig is en comfortabeler is, maar het vormt geen uitzonderlijke situatie die afwijking van de criteria in het Protocol rechtvaardigt. Deze omstandigheid kan dan ook niet leiden tot het toekennen van een HPKB.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit is stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van

mr. N. van Asten, griffier, op 28 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl

De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Artikel delen