Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2724
(gemachtigde: mr. J. Heek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [gemachtigde UWV] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[B.V.] , ex-werkgever, uit [plaats B.V.] .
Met het besluit van 1 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres een loongerelateerde Werkhervattingsuitkering Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80 tot 100%.
Met het besluit van 21 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft verweerschriften ingediend.
De werkgever van eiseres heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen specifieke medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
1. Eiseres werkte sinds 1 augustus 2006 bij ex-werkgever als productiemedewerker mosselen voor 28,16 uur per week. Zij heeft zich op 2 juli 2018 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Op 10 april 2020 heeft eiseres een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 29 juni 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 25 juni 2020. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres gezien haar beperkingen niet geschikt is voor haar eigen werk als productiemedewerker mosselen en dat er bovendien niet genoeg geschikte functies te duiden zijn. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop vastgesteld op 100%. Daarom krijgt eiseres per 29 juni 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering naar dit percentage.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Zij bevestigt de vastgestelde beperkingen per de datum in geding. De verzekeringsarts heeft echter niet volgens het beoordelingskader ‘duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen’ en het ‘stappenplan’ gerapporteerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep herstelt dat in bezwaar door een FML op te stellen met daarin enkel de duurzame beperkingen van eiseres (FML van 6 april 2021). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens aan de hand van de FML van 6 april 2021 vastgesteld dat er voldoende passende functies geselecteerd kunnen worden op grond waarvan een lager arbeidsongeschiktheidspercentage dan 80% kan worden berekend. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.
5. Eiseres is het niet eens met het UWV en stelt dat ze in aanmerking dient te komen voor een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering). Volgens haar is er sprake van een medisch stabiele of verslechterende situatie, dan wel een situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat. Ze voert aan dat haar klachten blijvend zijn en heeft dit onderbouwd met medische informatie van haar behandelaren. Volgens eiseres is de motivering van de duurzaamheid door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet toereikend, gelet op het beoordelingskader. Ze vindt dat de gestelde te verwachten verbetering van haar klachten niet gestoeld is op een concrete en deugdelijke afweging, omdat de informatie van de behandelaar, waarop de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich baseert, ontbreekt in het dossier. Hierdoor kan deze niet worden gecontroleerd en ontbreekt er concrete informatie over deze klachten ten tijde van de datum in geding. Verder verzoekt eiseres om wat in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen.
6. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering moet vast komen te staan dat eiseres niet alleen volledig maar ook duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, wanneer diegene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
7. Niet in geschil is dat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsartsen hebben gesteld dat eiseres op de datum in geding, 29 juni 2020, 80 tot 100% arbeidsongeschikt is en dit wordt niet betwist door eiseres. Het geschil gaat over de duurzaamheid van de beperkingen.
8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres volledig, maar niet duurzaam, arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Een belangrijk punt is dat het gaat om de medische situatie ten tijde van de datum in geding, 29 juni 2020.
9. Met betrekking tot het verzoek van eiseres om alles wat in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen, oordeelt de rechtbank dat een dergelijk verzoek, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van het UWV daarop tekortschiet, onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waarover de rechtbank zich moet uitlaten. De rechtbank spreekt zich dan ook alleen uit over de door eiseres in beroep aangevoerde tekortkomingen van het bestreden besluit.
10. De rechtbank stelt vast dat partijen niet van mening verschillen over de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep als duurzaam heeft aangenomen en ook niet over de klachten die aan deze duurzame beperkingen ten grondslag liggen. Van de duurzame beperkingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een aparte FML d.d. 6 april 2021 opgesteld. Verder stelt de rechtbank vast dat uit het dossier en de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep [arts] van 3 juni 2022 volgt dat alleen de beperkingen op de items 3.7 (trillingsbelasting), 4.8 (frequent reiken), 5.7 (boven schouderhoogte actief zijn) en 4.4 (werken met toetsenbord en muis) voor eiseres als niet-duurzaam worden aangemerkt. Eiseres heeft dit ook niet betwist. De beperkingen, die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep als niet-duurzaam zijn aangemerkt, zijn te relateren aan de schouderklachten van eiseres. Uit het beroepschrift volgt niet dat eiseres dit heeft weersproken. De vraag die de rechtbank dan ook voorligt is of het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de beperkingen, die eiseres op de datum in geding heeft ten gevolge van deze klachten, niet duurzaam zijn. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 6 april 2021 uiteengezet dat de beperkingen in de belastbaarheid van eiseres met betrekking tot de schouderklachten onder verwijzing naar de informatie van de behandelend arts in of na het komende jaar vanaf de datum in geding zullen verdwijnen. In een aanvullend rapport van 3 juni 2022 heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [arts] een nadere, uitgebreide motivering gegeven waarbij het zogenaamde ‘stappenplan duurzaamheid van de beperkingen’ is nagelopen. Kort samengevat schetst zij daarbij het normale verloop van dit soort klachten en zij geeft aan dat dit zonder behandeling gemiddeld tussen 1 en 3 jaar herstelt, maar het kan ook korter of langer zijn. De rechtbank stelt vast dat dit standpunt ook min of meer overeenkomstig de informatie van de behandelend arts is. Bij ongeveer 5% van de patiënten blijven er restklachten, waarvan de ernst fors minder is dan de klachten tijdens het actieve proces. Gezien het beoordelingskader bij duurzaamheid is er daarmee geen sprake van een stabiele of verslechterende ziekte, en wordt er herstel verwacht binnen het eerste jaar, dan wel daarna. Over de door eiseres in beroep ingebrachte medische informatie is [arts] van mening dat de vraagstelling aan deze behandelaar (en daarmee ook de antwoorden van die behandelaar) is gericht op de huidige klachten van eiseres, niet de klachten ten tijde van de datum in geding. Daarbij is er geen vermelding van de schouderklachten of over de ernst van eventuele restklachten.
12. De rechtbank overweegt verder dat niet is gebleken dat herstel is uitgesloten. Herstel is uitgesloten, wanneer er sprake is van een stabiel of progressief ziektebeeld zonder behandelingsmogelijkheden. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht dat schouderklachten, zoals eiseres die heeft, geen stabiel of progressief ziektebeeld is. Omdat herstel niet uitgesloten is, dient de verzekeringsarts te beoordelen of er sprake is van een meer dan geringe kans op herstel op lange termijn. Als dit niet het geval is, dan is er alsnog sprake van duurzaamheid. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroepn
Zie onder andere uitspraak van de CRvB, 17 februari 2021, ECLI:NL:CRVBB:2021:353
13. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende concreet en deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de aangenomen beperkingen ten gevolge van de schouderklachten per datum in geding niet duurzaam zijn. De rechtbank acht de toelichting over het (langdurige) herstel begrijpelijk en ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Gelet op de onweersproken stelling van [arts] , dat slechts 5% van de mensen restklachten houdt, vindt de rechtbank voldoende toegelicht waarom er op termijn een meer dan geringe kans op herstel is. Daar komt bij dat de hiervoor bedoelde behandelaar bij beschrijving van de huidige klachten de schouderklachten niet genoemd heeft. Eiseres heeft deze vaststelling door [arts] ook niet bestreden. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gedetailleerd beschreven welke beperkingen (welke items in de FML) zullen verbeteren.
14. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de fictieve FML van 6 april 2021 onderzocht of er met de duurzame beperkingen voldoende functies te duiden zijn. Er blijken nog voldoende functies te duiden zonder dat dit leidt tot volledige arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft tegen de bevindingen uit onderzoek en de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen gronden ingediend.
15. De rechtbank komt tot de slotsom dat het UWV met de fictieve FML van 6 april 2021 en de resultaten van het onderzoek van de arbeidskundige bezwaar en beroep voldoende heeft aangetoond dat sprake is van een relevante mogelijkheid tot herstel, zodat een deel van de beperkingen per de datum in geding niet duurzaam zijn, wat gevolgen heeft voor de belastbaarheid en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres in de toekomst.
16. Het UWV heeft terecht geweigerd om aan eiseres per de datum in geding een IVA-uitkering toe te kennen, omdat er geen sprake is van volledige én duurzame arbeidsongeschiktheid.
17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 september 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier |
rechter |
De uitspraak is verzonden op en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.