Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBZWB:2024:6789

7 October 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht

Zittingsplaats Middelburg

zaaknummer : 10708203 \ MB VERZ 23-351

CJIB-nummer : 6062 5422 4879 4791

uitspraakdatum : 5 augustus 2024

proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)

in de zaak van

naam : [betrokkene]

adres : [adres]

woonplaats : [woonplaats]

hierna: betrokkene

gemachtigde : mr. M.J.M. Bergers (Boete.nu)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 5 augustus 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Schroeweg te Middelburg op 15 april 2022 om 16:08 uur.

Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene had een pasjeshouder in zijn hand had en de verbalisant moet zich vergist hebben. Volgens gemachtigde was de gedachte van de verbalisant gericht op het constateren van het gebruik van een mobiele telefoon, waardoor zijn waarneming gekleurd zou zijn. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.

De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren. Het is aannemelijk dat de verbalisant de pasjeshouder van betrokkene aanziet voor een mobiele telefoon. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete wel te matigen met 25%, omdat de redelijke termijn is overschreden.

Overwegingen

Inhoudelijk

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Betrokkene heeft in het beroepschrift geen enkele verklaring gegeven waarom hij tijdens het rijden enige tijd de op de foto zichtbare pasjeshouder in zijn hand zou hebben gehad. De boete is terecht opgelegd.

Schending redelijke termijn

Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete. In dit geval is de boete opgelegd op 26 april 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan drie maanden overschreden.

Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete nogmaals matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Proceskostenvergoeding

Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Naar het oordeel van de kantonrechter (en met de zittingsvertegenwoordiger) is hier sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht met een andere zaak die vandaag gelijktijdig door de kantonrechter zijn behandeld.

Voor de fase bij de kantonrechter geldt het volgende:

beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50

totaal € 437,50

samenhang x factor 1: € 437,50

delen door 2: € 218,75 per zaak.

Dit levert een totale proceskostenvergoeding van € 218,75 op.

Beslissing

De kantonrechter:

‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;

‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 262,50 plus € 9,- administratiekosten;

‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 87,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;

‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 218,75.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.

Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:

  • de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of

  • uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.

Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.

U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.

De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.

Datum verzending:

Artikel delen