Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBZWB:2025:2979

Wijziging gezag; vrouw heeft voortaan het eenhoofdig gezag; vervangende toestemming vakantie niet meer nodig

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 May 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBZWB:2025:2979 text/xml public 2025-05-21T16:38:49 2025-05-16 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2025-05-19 C/02/429511 / FA RK 24/5728 Uitspraak Rekestprocedure NL Middelburg Civiel recht; Personen- en familierecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:2979 text/html public 2025-05-21T16:38:20 2025-05-21 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBZWB:2025:2979 Rechtbank Zeeland-West-Brabant , 19-05-2025 / C/02/429511 / FA RK 24/5728
Wijziging gezag; vrouw heeft voortaan het eenhoofdig gezag; vervangende toestemming vakantie niet meer nodig

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Zittingsplaats: Middelburg

Zaaknummers: C/02/429511 / FA RK 24/5728 (wijziging gezag)

C/02/433287 / FA RK 25/1453 (vervangende toestemming vakantie)

datum uitspraak: 19 mei 2025

beschikking over wijziging gezag en vervangende toestemming vakantie

in de zaak van

[de vrouw] ,

hierna: de vrouw,

wonende in [woonplaats] ,

advocaat: mr. E. Sijnesael in Middelburg,

tegen

[de man] ,

hierna: de man,

zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, maar met een briefadres in [plaats 1] ,

over de minderjarige:

- [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016, hierna: [minderjarige] ,

Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,

hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.
1Het procesverloop 1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:

Inzake C/02/429511 / FA RK 24/5728

- het op 5 december 2024 ontvangen verzoekschrift van de vrouw met bijlagen.

Inzake C/02/433287 / FA RK 25/1453

- het op 21 maart 2025 ontvangen verzoekschrift van de vrouw met bijlagen;

- het F9-formulier van mr. Sijnesael d.d. 1 april 2025.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 3 april 2025. Bij die behandeling is gekomen de man, bijgestaan door een tolk in de Russische taal en de vrouw met haar advocaat. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.
1.3
Voor deze mondelinge behandeling heeft de rechter met [minderjarige] over het verzoek gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank samengevat wat [minderjarige] heeft verteld.
2De feiten 2.1
Partijen zijn op [datum] 2015 te [plaats 2] , Oekraïne, met elkaar getrouwd.

Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 september 2024 is de echtscheiding uitgesproken en deze beschikking is op 31 januari 2025 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand die daarvoor zijn bedoeld.
2.2
Tijdens het huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren.
2.3
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.4
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.5
De vrouw en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Oekraïense nationaliteit.
3De verzoeken
Inzake C/02/429511 / FA RK 24/5728
3.1
De vrouw verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

het gezamenlijk gezag van de man en de vrouw te beëindigen en te bepalen dat de vrouw

voortaan alleen het gezag over de minderjarige zal uitoefenen.
3.2
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw.

Inzake C/02/433287 / FA RK 25/1453
3.3
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de toestemming van de man te vervangen en vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw voor de vakantie van [minderjarige] met de vrouw en/of de grootouders in de periode van 5 juli 2025 tot en met 17 augustus 2025. Tevens verzoekt de vrouw om de man te veroordelen in de kosten van dit geding, bestaande uit een eigen bijdrage van €176,- en de griffierechten van €90,-.
3.4
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw.
4De standpunten
Inzake C/02/429511 / FA RK 24/5728
4.1
Door en namens de vrouw wordt ten aanzien van het verzoek tot het wijzigen van het gezag in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. De vrouw stelt dat het gezamenlijk gezag niet langer houdbaar en in het belang van [minderjarige] is. Naast dat de man tijdens het huwelijk al nauwelijks voor [minderjarige] heeft gezorgd, is de man op dit moment niet op de hoogte van het leven van [minderjarige] en geeft hij geen invulling aan zijn gezag dan wel misbruikt de man zijn gezag door zijn toestemming voor belangrijke zaken te onthouden. Daarbij komt dat partijen geen gezamenlijke (gezags)beslissingen over [minderjarige] kunnen nemen en niet met elkaar kunnen communiceren. Oorzaken hiervan zijn de geloofsovertuiging van de man en het contact- en locatieverbod dat aan de man is opgelegd nadat de man strafrechtelijk is veroordeeld voor het mishandelen van de vrouw. Wegens het overtreden van het strafrechtelijke verbod heeft de man meermalen enkele dagen in detentie doorgebracht. Daarnaast heeft de man geen vaste woon- of verblijfplaats en is hij voor de vrouw slechts per telefoon bereikbaar. Ook heeft er een ondertoezichtstelling gelopen met als doel het contactherstel tussen [minderjarige] en de man. De man was echter niet bereid om in gesprek met de gecertificeerde instelling (hierna: de GI) te gaan. Een verbetering in de situatie wordt dan ook niet verwacht, ook niet na het aflopen van het verbod. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw nog een toelichting gegeven over de geloofsovertuiging van de man en met name de positie van de vrouw binnen het gezin. Volgens die geloofsovertuiging moet de vrouw onderdanig zijn aan de man, waarbij de vrouw geen rechten heeft en niets tegen de wil en mening van de man in mag beslissen. In geval van ongehoorzaamheid mag de man de vrouw (fysiek) straffen. De vrouw stelt dat de man haar financieel, seksueel, psychisch en fysiek heeft onderdrukt en dat hij [minderjarige] ook begon te onderdrukken. De man heeft tegen de vrouw geweld gebruikt en ernstige (doods)bedreigingen geuit.

Inzake C/02/433287 / FA RK 25/1453
4.2
Ten aanzien van het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor de vakantie wordt door en namens de vrouw het volgende aangevoerd. De vrouw en/of de grootouders willen in de zomer 2025 met [minderjarige] op vakantie naar Portugal. De man heeft hiervoor geen toestemming verleend en ook niet gereageerd op het e-mailbericht van 10 maart 2025 van de advocaat van de vrouw. Eerder heeft de vrouw vervangende toestemming aan de rechtbank moeten vragen voor de zomer- en herfstvakantie 2024 en de inschrijving van [minderjarige] bij de logopedie en bij de naschoolse opvang. Nu de vrouw voor de derde keer vervangende toestemming moet vragen, verzoekt zij de man te veroordelen in de proceskosten ter hoogte van €266,-.

Inzake C/02/429511 / FA RK 24/5728
4.3
Voor wat betreft het verzoek tot het wijzigen van het gezag is tijdens de mondelinge behandeling door de man het navolgende aangevoerd. De man begrijpt niet op welk punt hij geen invulling aan zijn gezag zou geven, nu de man [minderjarige] wil zien, er voor haar wil zijn en hij alimentatie betaalt. De man is degene die wordt beperkt in zijn rechten, nu hij [minderjarige] van de vrouw niet mag zien en al drie jaar – naast dat hij [minderjarige] een jaar geleden per toeval heeft gezien – geen contact met [minderjarige] heeft gehad. Door het contact- en locatieverbod met de vrouw wordt de situatie bemoeilijkt. Hij benoemt verder dat feminisme op de eerste plek staat. De man stelt dat hij [minderjarige] nooit iets heeft aangedaan en geen gevaar voor [minderjarige] is. Verder stelt de man dat de GI geen contact heeft opgenomen. Voor wat betreft de vrouw over de geloofsovertuiging van de man naar voren brengt, geeft de man aan dat het onzin is. De man benoemt dat partijen slechts kleine onbegrippen hadden en dat hij niet weet waarvoor hij is veroordeeld, anders dan dat dat de wens van de vrouw was. Op de vraag van de rechter of de man een geloofsovertuiging heeft, wil de man niet reageren. Tot slot stelt hij dat de rechter zijn gezag niet kan afnemen. Zelfs als de rechter dat beslist, is daar geen wettelijke basis voor. Het is immers niet in het belang van [minderjarige] , nu zij beide ouders nodig heeft.

Inzake C/02/433287 / FA RK 25/1453
4.4
Door de man is ten aanzien van het verzoek tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de vakantie het navolgende aangevoerd. De man stelt dat hij geen

e-mailbericht van de raadsvrouw heeft gehad over het verlenen van zijn toestemming. Op de vraag van de rechtbank of de man alsnog zijn toestemming wil verlenen, geeft de man aan dat elke toestemming een voordeel voor de vrouw is en dat hij enkel zijn toestemming wil verlenen als hij er iets voor terugkrijgt. Zo wil de man [minderjarige] af en toe – bijvoorbeeld één keer per week – zien. Tot slot vindt de man niet dat hij de proceskosten van de vrouw moet betalen, nu de man niet degene is geweest die is begonnen met procederen.

Inzake C/02/429511 / FA RK 24/5728 en C/02/433287 / FA RK 25/1453
4.5
De Raad adviseert om beide verzoeken van de vrouw toe te wijzen. Binnen het gedwongen kader is middels een ondertoezichtstelling geprobeerd om het contact tussen de man en [minderjarige] te herstellen. De GI heeft veel ingezet en geprobeerd, maar de man was niet bereid om met de GI en/of de hulpverlening samen te werken. De Raad benoemt dat de man de strijd tijdens de mondelinge behandeling blijft opzoeken, waarbij de man voorbij gaat aan het belang van [minderjarige] . De Raad ziet geen mogelijkheden (meer) om de situatie te verbeteren en stelt dat [minderjarige] klem zit tussen haar ouders. De procedures blijven elkaar opvolgen en dat is een risico voor de ontwikkeling van [minderjarige] . Om die reden vindt de Raad het niet langer in het belang van [minderjarige] als partijen het gezamenlijk gezag over haar uitoefenen. De Raad vindt het in het belang van [minderjarige] dat zij met de vrouw en/of haar grootouders op vakantie naar Portugal kan gaan.
5De beoordeling
Inzake C/02/429511 / FA RK 24/5728 en C/02/433287 / FA RK 25/1453

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1
Vanwege de Oekraïense nationaliteit van de man heeft de zaak internationaal privaatrechtelijke aspecten. Dat betekent dat de rechtbank eerst moet beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van de verzoeken kennis te nemen en, wanneer dat zo is, welk recht daarop van toepassing is.
5.2
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op de verzoeken van de vrouw tot wijziging van het gezag en het verlenen van (vervangende) toestemming voor de zomervakantie met betrekking tot de minderjarige. De rechtbank zal hierbij Nederlands recht toepassen.

Inzake C/02/429511 / FA RK 24/5728

Wettelijk kader
5.3
De rechter kan ingevolge het bepaalde in artikel 1:253n juncto artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen en bepalen dat het gezag aan één ouder toekomt, als zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan waardoor:

er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of;

wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Inhoudelijke beoordeling
5.4
De rechtbank dient eerst te beoordelen of er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Het is de rechtbank gebleken dat het laatste contact tussen de man en [minderjarige] dateert van drie jaar geleden en dat de man op 27 juli 2023 strafrechtelijk is veroordeeld voor het mishandelen van de vrouw, waarbij de man onder andere een contact- en locatieverbod met de vrouw voor de duur van twee jaar opgelegd heeft gekregen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden ten opzichte van de situatie zoals die was ten tijde van het uiteengaan van partijen dermate zijn gewijzigd dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek. Dat sprake is van gewijzigde omstandigheden is door de man ook niet betwist.
5.5
De rechtbank overweegt voorts dat het uitgangspunt van de wet is dat ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over hun minderjarige kinderen. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist evenwel dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van de kinderen tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor de kinderen en hun veiligheid niet in gevaar brengt.
5.6
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat er geen goede basis meer aanwezig is voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag over de [minderjarige] . De rechtbank stelt als eerst vast dat de man en [minderjarige] al drie jaar geen betekenisvol contact met elkaar hebben gehad. Dat de man [minderjarige] een jaar geleden per toeval heeft gezien, maakt dat niet anders. Het is voor de rechtbank op geen enkele manier duidelijk geworden hoe de man op dit moment invulling aan zijn gezag geeft. De man is niet op de hoogte van het leven van [minderjarige] , is niet bekend met de ontwikkelingen die zij doormaakt en weet niet wat er in haar omgaat. Door en namens de vrouw is ook onweersproken gesteld dat de man ook tijdens het huwelijk niet tot nauwelijks betrokken was bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat [minderjarige] in de periode van 17 februari 2023 tot 17 februari 2024 onder toezicht is gesteld, waarbij vanaf het begin is ingezet op contactherstel tussen [minderjarige] en de man. Gezien de inhoud van het borgingsplan stelt de rechtbank – anders dan de man heeft gesteld – vast dat de GI binnen de ondertoezichtstelling op verschillende manieren heeft gepoogd om met de man in contact te komen om te werken aan het contactherstel tussen [minderjarige] en de man, hetgeen op geen enkele manier effect heeft gehad. De man bleef bij zijn standpunt dat hij zelf mag beslissen op welke manier hij [minderjarige] ziet en is vrij snel uit contact gegaan zonder dat hij ervoor open heeft gestaan om met de GI en/of de hulpverlening samen te werken.
5.7
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de man het belang van [minderjarige] niet voorop kan of wil stellen en dat de man, naast dat hij op dit moment geen invulling aan zijn gezag geeft, zijn gezag ook misbruikt. Op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, stelt de rechtbank vast dat de vrouw bij herhaling aan de rechtbank (vervangende) toestemming heeft moeten vragen onder andere om met [minderjarige] op vakantie te kunnen gaan, om logopedie voor [minderjarige] in te zetten en om [minderjarige] bij de naschoolse opvang in te kunnen schrijven. Anders dan de man heeft gesteld, is uit de stukken die namens de vrouw zijn overgelegd gebleken dat de advocaat van de vrouw per e-mail contact met de man heeft gezocht over het verlenen van toestemming voor de zomervakantie 2025. Op deze e-mail van de advocaat van de vrouw heeft de man niet gereageerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man desgevraagd toegelicht dat elke toestemming een voordeel voor de vrouw oplevert en dat de man (mede) daarom niet bereid is om zijn toestemming voor de zomervakantie 2025 te verlenen, tenzij de man [minderjarige] af en toe – bijvoorbeeld één keer per week – mag zien. De rechtbank is van oordeel dat de man door deze manier van handelen en de wijze waarop de man zich opstelt, de strijd met de vrouw blijft opzoeken en daarbij voorbij gaat aan het belang van [minderjarige] . Daarbij komt dat het risico bestaat dat beslissingen over [minderjarige] niet in het vereiste tempo kunnen worden genomen, nu is gebleken dat de man bij herhaling zijn toestemming voor belangrijke zaken niet heeft verleend. Het voorgaande vormt een risico voor de ontwikkeling van [minderjarige] . Voorts weegt de rechtbank ook mee dat uit het gesprek met [minderjarige] is gebleken dat [minderjarige] niet langer wil dat de man betrokken is in die zin dat de man beslissingen over haar kan nemen.
5.8
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [minderjarige] klem en verloren tussen haar ouders raakt en dat er voor de ouders geen goede basis aanwezig is om samen (gezags)beslissingen over [minderjarige] te nemen. Dit wordt ook gekenmerkt door het feit dat de man in het verleden strafrechtelijk is veroordeeld voor het mishandelen van de vrouw, waarvan [minderjarige] getuige is geweest en waarbij [minderjarige] in angst door de politie is aangetroffen. Ook het GIA-team van Emergis is bij dit incident betrokken geweest, wat betekent dat er sprake is geweest van huiselijk geweld. Verder heeft de vrouw gesteld dat de man (recent) meermalen enkele dagen in detentie heeft doorgebracht, nadat hij zich niet aan het contact- en locatieverbod heeft gehouden. Hieruit leidt de rechtbank af dat de man zich niet aan het strafrechtelijk verbod wenst te houden en dat de situatie nog steeds actueel is. Daarbij komt nog dat het door het contact- en locatieverbod praktisch gezien voor de ouders ook niet mogelijk is om gezamenlijk en in overleg (gezags)beslissingen over [minderjarige] te nemen, hetgeen – ook na het aflopen van het contact- en locatieverbod – verder wordt bemoeilijkt door de spanningen tussen partijen, het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats van de man en het gegeven dat de man voor de vrouw enkel per telefoon bereikbaar is. Gezien de ernst van de situatie lijkt het de rechtbank niet waarschijnlijk dat er binnen afzienbare termijn voldoende verandering zal optreden in de situatie en de houding en het gedrag van de man om uitvoering te kunnen geven aan het gezamenlijk gezag.
5.9
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de [minderjarige] noodzakelijk is dat het gezag over haar wordt gewijzigd, in die zin dat de vrouw voortaan alleen het gezag over [minderjarige] uitoefent. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag te belasten dan ook toewijzen.
5.10
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

Inzake C/02/433287 / FA RK 25/1453

Wettelijk kader
5.11
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

Inhoudelijke beoordeling
5.12
Nu de vrouw gelet op het voorgaande voortaan alleen zal worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] , is geen sprake van een geschil over gezamenlijke gezagsuitoefening, als bedoeld in artikel 1:253a van het BW. De rechtbank kan daarom het verzoek van de vrouw niet toetsen aan het toetsingskader van artikel 1:253a BW. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw met betrekking tot het verlenen van (vervangende) toestemming voor de zomervakantie van de minderjarige daarom afwijzen.
5.13
De vrouw heeft verzocht om de man in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank wijst dat verzoek af. Nu partijen ex-echtgenoten van elkaar zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.
6De beslissing
De rechtbank:

Inzake C/02/429511 / FA RK 24/5728
6.1
beëindigt het gezamenlijk gezag van partijen over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] en bepaalt dat het gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan de vrouw toekomt;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

Inzake C/02/433287 / FA RK 25/1453
6.3
wijst het verzoek af.

Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2025 in aanwezigheid van mr. Vork, griffier.

Mededeling van de griffier:

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het

gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

verzonden op:



In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.

Artikel delen