Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBZWB:2025:3999

Intrekking ANBI-status

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2 July 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBZWB:2025:3999 text/xml public 2025-07-02T18:00:04 2025-06-26 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2025-06-26 BRE 24/5399 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Breda Bestuursrecht; Belastingrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:3999 text/html public 2025-06-27T15:44:35 2025-07-02 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBZWB:2025:3999 Rechtbank Zeeland-West-Brabant , 26-06-2025 / BRE 24/5399
Intrekking ANBI-status

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 24/5399
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2025 in de zaak tussen
[stichting] , gevestigd in [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. G.P. van Malkenhorst),

en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 16 mei 2024.
1.1.
Bij beschikking van 17 januari 2024 heeft de inspecteur met terugwerkende kracht vanaf 31 december 2023 de status van belanghebbende als algemeen nut beogende instelling (ANBI) ingetrokken (de intrekkingsbeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de intrekkingsbeschikking ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon 1] , [persoon 2] , de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] , mr. [inspecteur 3] en mr. [inspecteur 4] .
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de hoorplicht is geschonden en of de ANBI-status terecht is ingetrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de hoorplicht is geschonden en dat de ANBI-status terecht is ingetrokken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
3. Belanghebbende is op 13 februari 2007 opgericht en per 1 januari 2008 bij beschikking als ANBI aangemerkt.
3.1.
In de statuten van belanghebbende staat onder meer:
“Artikel 2 - Doel
1. Doel

De stichting heeft ten doel:

Het bevorderen en instandhouden van het cultureel, sociaal en maatschappelijk erfgoed van de dorpsgemeenschap [plaats] in de ruimste zin van het woord.

2. Middelen

De stichting tracht dit doel onder meer te bereiken door het pand aan de [adres 1] te verwerven, te verhuren en te (doen) exploiteren teneinde dit pand ter beschikking te stellen als gemeenschapshuis en ten behoeve van het verenigingsleven te [plaats] , alles in de ruimste zin van het woord.”
3.2.
Belanghebbende is eigenaar van het pand aan de [adres 2] (het dorpshuis). Belanghebbende verhuurt het dorpshuis aan de [b.v.] ., welke het onderverhuurt aan een horeca-exploitant.
3.3.
In de huurovereenkomst met [b.v.] . van 30 januari 2017 staat onder meer:
“3. Gebruik
1. a. Huurster begrijpt en ondersteunt de maatschappelijke doelstellingen van verhuurster en zal in haar verhuurovereenkomst met de exploitant/onderhuurster opnemen dat de dorpsevenementen, het faciliteren van de verenigingen - waaronder het koor, de biljardvereniging en de [vereniging] — in relatie tot het gebruik van het gehuurde ongewijzigd blijven. Huurster zal in haar verhuurovereenkomst met exploitant/onderhuurster tevens vastleggen dat in het concept van het gehuurde en of de wijze van exploiteren geen veranderingen worden doorgevoerd die conflicteren met de maatschappelijke doelstellingen van verhuurster.

b. Het is huurster verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurster de inrichting en/of gedaante van het gehuurde en/of wijze van exploitatie te veranderen.

(...)

3. Verhuurster is gehouden ervoor zorg te dragon, dat het gehuurde voldoet c.q. te allen tijde zal voldoen aan de door de overheid gestelde en te stellen eisen c.q. voorschriften met betrekking tot het uitoefenen van een horecabedrijf, waarbij de hieraan verbonden kosten voor haar rekening komen. Indien door gewijzigde voorschriften het nodig is bouwkundige maatregelen te treffen om aan de eisen te kunnen blijven voldoen, zal dit kunnen leiden tot aanpassing van de huurprijs, zulks in redelijkheid overeenkomende tot de daar tegenoverstaande kapitaalslasten.”
3.4.
In het beleidsplan (versie juni 2023) staat onder meer:

“De [stichting] is 13 februari 2007 opgericht door de verenigingen van [plaats] , die wensten deel te nemen, met als doel "Het bevorderen en in stand houden van het cultureel, sociaal en maatschappelijk erfgoed van de dorpsgemeenschap [plaats] in de ruimste zin van het woord".

De stichting tracht dit doel onder meer te bereiken door het aangekochte pand [café] te verhuren en te doen exploiteren onder de voorwaarde dat het pand ter beschikking blijft gesteld als gemeenschapshuis en ten behoeve van het verenigingsleven in [plaats] .

(…)

De stichting organiseert samen met een of meerdere verenigingen diverse activiteiten in het pand in goed overleg met de huurder, zoals de nieuwjaarsreceptie voor de dorpsgemeenschap, het meidenhalen, wandeltochten, het dorpsagenda overleg, de kalender met vermelding van de activiteiten van de diverse verenigingen en diverse andere gemeenschappelijke activiteiten zoals de nieuwe opzet van de september kermis carnavalsmaandag.”
3.5.
De inspecteur heeft belanghebbende op 8 april 2024 gehoord. In het verslag van het hoorgesprek staat onder meer:

“De volgende afspraken zijn gemaakt:

De Belastingdienst zal na retourontvangst van het hoorverslag met de eventuele

aanvullingen het voorgenomen standpunt heroverwegen en met u delen.”
3.6.
Belanghebbende reageert op 8 mei 2024 op het hoorverslag en stelt daarbij een correctie en drie aanvullingen voor.
3.7.
De inspecteur doet op 16 mei 2024 uitspraak op bezwaar zonder dat het heroverwogen standpunt vooraf met belanghebbende is gedeeld.
3.8.
In een e-mail van 22 mei 2024 van belanghebbende aan de inspecteur staat onder meer:

“Tot mijn grote verbazing ontving ik gisteren (!) uw beslissing op ons bezwaarschrift tegen de beschikking tot intrekking van de ANBI status. Dit is in strijd met de gemaakte afspraken. U zou immers eerst uw voorlopig standpunt geven en daarop zouden wij nog de gelegenheid krijgen te reageren.

Zoals ook in het verslag van de hoorzitting staat :

(…)

U heeft nu echter zonder ons de gelegenheid te geven te reageren op uw voorgenomen standpunt al onmiddellijk uitspraak gedaan .

lk verzoek u dan ook uw voortijdige beslissing in te trekken en de afgesproken procedure te blijven volgen.”
3.9.
De inspecteur reageert op 23 mei 2024 op de e-mail. In die reactie staat onder meer:

“Excuses dat ik het niet vooraf naar jullie heb toegestuurd. Dit is mij helaas volledig ontschoten.

Dit veranderd echter niks aan mijn uitspraak. lk heb het hoorgesprek en de aanvullende gegevens meegenomen in mijn uitspraak en dit heeft mij niet weten te overtuigen.”
Motivering
Is de hoorplicht geschonden?

4. Belanghebbende stelt dat de hoorplicht is geschonden. Zij voert daartoe onweersproken aan dat de inspecteur in strijd met de tijdens het hoorgesprek gemaakte afspraak heeft gehandeld, dat de hoorprocedure nog niet was afgerond en dat nog een tweede ronde zou volgen. Omdat belanghebbende in de bezwaarfase niet alle argumenten naar voren heeft kunnen brengen, restte voor haar niets anders dan beroep in te stellen.
4.1.
De inspecteur stelt dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat belanghebbende tijdens het hoorgesprek alle argumenten heeft kunnen inbrengen en ook daarna aanvullende informatie heeft kunnen aandragen. Het hoorverslag en de reactie van belanghebbende daarop zijn bovendien meegenomen in de uitspraak op bezwaar.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de hoorplicht is geschonden. Uit de gemaakte afspraak (zie 3.5), de e-mailwisseling daarover (zie 3.8 en 3.9) en hetgeen belanghebbende daarover onweersproken heeft gesteld (zie 4), volgt dat de inspecteur in strijd met de tijdens het hoorgesprek gemaakte afspraak heeft gehandeld en dat belanghebbende verder zou worden gehoord. Dat de inspecteur belanghebbende bij vergissing niet verder heeft gehoord, komt voor zijn rekening. Aan het voorgaande doet niet af of belanghebbende tijdens de bezwaarfase al dan niet alle argumenten heeft kunnen inbrengen en alle informatie heeft kunnen aandragen.
4.3.
De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar vanwege de schending van de hoorplicht vernietigen. De stelling van belanghebbende dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd behoeft daarom geen behandeling meer. Gelet op het verhandelde ter zitting zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien en de zaak inhoudelijk dus verder behandelen.

Is de ANBI-status terecht ingetrokken?

5. Artikel 5b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“Een algemeen nut beogende instelling is een instelling (…) die:

a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;

(…).”
5.1.
Om te kunnen aannemen dat met de ontplooide werkzaamheden uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut is beoogd, moet in de eerste plaats kunnen worden vastgesteld dat die werkzaamheden rechtstreeks erop zijn gericht enig algemeen nut als omschreven in artikel 5b, derde lid, AWR te dienen (de kwalitatieve toets). Bij de kwalitatieve toets moet niet slechts worden gelet op de statutaire doelstelling van de instelling, maar ook op haar feitelijke werkzaamheden. Daarnaast wordt verlangd dat het beoogde doel voor meer dan 90 procent ten bate van het algemeen belang strekt, en niet ten bate van een particulier belang (de kwantitatieve toets).
5.2.
In de onder 5.1 beschreven voorwaarden ligt besloten de eis dat de desbetreffende instelling haar werkzaamheden richt op het dienen van voldoende concreet bepaalde doelen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. Immers, als aan deze eis niet wordt voldaan kan niet worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, de werkzaamheden van die instelling erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen.
5.3.
In de wetsgeschiedenis van de ANBI-regeling is het volgende opgenomen:

“De leden van de fractie van de SGP vragen voorts een nadere toelichting waarom verhuur van onroerende zaken niet als algemeen nuttig kan kwalificeren. En of het doel dat met de verhuur wordt beoogd daarbij een rol speelt. Ik maak voor de beantwoording van deze vragen een onderscheid tussen de huidige regelgeving en de beoogde situatie. Om als een ANBI aangemerkt te kunnen worden is het noodzakelijk dat de instelling statutair het algemeen belang voor meer dan 90% beoogt. De feitelijke werkzaamheden van die instelling moeten ook – zo luidt de regelgeving en jurisprudentie ter zake – rechtstreeks het algemeen belang raken. Het is niet voldoende als er een indirect belang is. De verhuur van onroerende zaken is een vorm van exploitatie van onroerend goed en dat is volgens vaste jurisprudentie op zichzelf beschouwd geen algemeen nuttige werkzaamheid. Dit is niet anders als het doel dat met de verhuur wordt beoogd wel als maatschappelijk nuttig kan worden aangemerkt, omdat er dan met de verhuur slechts op indirecte wijze het algemeen nut wordt gediend.”
5.4.
Een eerder afgegeven ANBI-beschikking wordt ingevolge artikel 5b, zevende lid, AWR ingetrokken met ingang van het tijdstip waarop deze instelling niet langer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen nut beogend karakter heeft. Het tijdstip van intrekking kan liggen voor de datum van de dagtekening van de beschikking.
5.5.
Belanghebbende stelt dat zij (nagenoeg) uitsluitend het algemeen belang dient. Haar doelstelling is het instandhouden van het dorpshuis dat een belangrijke maatschappelijke functie heeft in het dorp [plaats] . Hoewel zij de exploitatie van het pand als haar primaire taak ziet, is het slechts een middel om deze doelstelling te realiseren. Belanghebbende stelt verder dat zij diverse evenementen organiseert of mede-organiseert, en dat de discussie wie een evenement nu precies organiseert voor het dorp [plaats] niet interessant is. Belangrijk is slechts dat een evenement wordt georganiseerd en dat belanghebbende daarin een belangrijke rol speelt.
5.6.
De rechtbank overweegt dat, gelet op hetgeen onder 5.1 is opgenomen, getoetst moet worden of de werkzaamheden van belanghebbende rechtstreeks erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen en ten tweede dat het beoogde doel voor meer dan 90% ten bate van het algemeen belang strekt en niet ten bate van een particulier belang. De feitelijke werkzaamheden van belanghebbende, bestaande uit de verhuur van het dorpshuis, sluiten aan met de statutaire doelstelling. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende met deze werkzaamheden niet rechtstreeks het algemeen belang dient. De verhuur van onroerende zaken is op zichzelf beschouwd namelijk geen algemeen nuttige werkzaamheid. Het feit dat het dorpshuis door verenigingen wordt gebruikt die het algemeen belang dienen en dat die verenigingen hun doelstellingen beter kunnen bereiken door de wijze waarop belanghebbende het dorpshuis verhuurt, maakt niet dat belanghebbende zelf rechtstreeks het algemeen belang dient. Bij de kwalitatieve toets gaat het immers niet om de vraag of ten gevolge van de werkzaamheden om enigerlei reden (indirect) het algemeen belang gediend is.
5.7.
Het beroep van belanghebbende op het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2012 kan haar niet baten. De activiteiten van de betreffende instelling bestonden uit het organiseren en verrichten van allerlei activiteiten in het pand en de onderverhuur was primair gericht op fondsenwerving ten behoeve van die activiteiten. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de verhuur van het dorpshuis door belanghebbende primair is gericht op fondsenwerving ten behoeve van overige activiteiten van belanghebbende. De gedingstukken bieden daarvoor onvoldoende concrete aanknopingspunten. Anders dan belanghebbende stelt, is het voor de toetsing van de ANBI-status wel van belang wie evenementen organiseert. Die toetsing vindt namelijk plaats aan de hand van de werkzaamheden van de instelling zelf (zie 5.1).
5.8.
Belanghebbende stelt met een beroep op het gelijkheidsbeginsel dat zij als culturele ANBI moet worden beschouwd. Zij wijst er daarbij op dat de ANBI-status bijvoorbeeld aan diverse musea en aan het Concertgebouw is toegekend. De rechtbank overweegt dat de stelplicht en de bewijslast bij de partij liggen die zich op het gelijkheidsbeginsel beroept. Belanghebbende heeft haar stelling dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel niet voldoende gemotiveerd. Het standpunt slaagt niet.
5.9.
Tot slot is voor het intrekken van een ANBI-beschikking niet vereist dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. De inspecteur heeft de ANBI-beschikking dan ook terecht ingetrokken.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is gegrond, omdat de inspecteur de hoorplicht heeft geschonden. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, maar laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, Awb de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar in stand. De intrekkingsbeschikking blijft dus in stand.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van haar proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding voor rechtsbijstand bedraagt dan in totaal € 1.814,-. Verder krijgt belanghebbende een vergoeding voor gemaakte reiskosten van € 93,- en gemaakte verletkosten van € 550,-. De totale vergoeding voor proceskosten bedraagt dan € 2.457,-.
Beslissing
De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar in stand blijven;

- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 371,- aan belanghebbende moet vergoeden;

- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.457,- aan proceskosten aan belanghebbende.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.D.M.A. Reijs, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 26 juni 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Hoge Raad 31 oktober 1979, ECLI:NL:HR:1979:AX2630 en Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2666.

Vgl. Kamerstukken II, 2011/2012, 33 006, nr. 3, blz. 23.

Hoge Raad 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:695.

Kamerstukken II, 2011/2012, 33 006, nr. 6, p. 14.

Vgl. Gerechtshof Leeuwarden 1 oktober 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010:BN9471 en zie 5.3.

Hoge Raad 12 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AT8202.

Hoge Raad van 22 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9055.

Artikel delen