Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

ECLI:NL:RBZWB:2025:4075

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 8 July 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBZWB:2025:4075 text/xml public 2025-07-08T08:00:33 2025-07-01 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2025-07-01 24/2564 WMO15 Uitspraak Eerste aanleg - enkelvoudig NL Breda Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:4075 text/html public 2025-07-07T15:16:41 2025-07-08 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBZWB:2025:4075 Rechtbank Zeeland-West-Brabant , 01-07-2025 / 24/2564 WMO15
Weigering pgb ogv de Wmo. Gebruikelijke hulp door eisers inwonende, volwassen zoon.
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/2564 WMO15
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2025 in de zaak tussen [eiser] , uit [plaats] , eiser,
(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, (het college), verweerder,

(gemachtigde: mr. J. Boujamid).
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo2015). Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college eisers aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
2. Eiser heeft zich op 12 januari 2023 bij het college gemeld voor begeleiding in de vorm van een pgb. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 5 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 januari 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.
Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
3.1.
Eiser, geboren op [geboortedag] 1975, heeft longproblemen, een hoge bloeddruk, diabetes en psychische klachten. In oktober 2022 heeft hij een hartinfarct doorgemaakt. Eisers echtgenote heeft een oncologische aandoening, waarvoor zij chemotherapie krijgt.
3.2.
Eiser heeft zich in januari 2023 bij het college gemeld voor een pgb. Op dat moment vormde hij een leefeenheid met zijn echtgenote en twee volwassen zoons.
3.3.
Het college heeft aan eiser een pgb geweigerd. Het college erkent dat eiser en zijn echtgenote beperkingen ondervinden bij onder meer het verrichten van huishoudelijke taken. Eisers zonen helpen hen daarbij. Eiser wil geen hulp in het huishouden in de vorm van zorg in natura, maar een financiële vergoeding voor de taken die zijn zoons verrichten, zoals hem naar buiten nemen voor een wandeling of de boodschappen, huishoudelijke taken en meegaan naar afspraken in het ziekenhuis. Dat valt echter onder gebruikelijke hulp. Het college verstrekt daarvoor geen pgb.

Beroepsgronden
4.1.
Eiser heeft aangevoerd dat het college vaag is over de gezondheidstoestand van hem en zijn echtgenote. Eiser heeft Langerhans Cell Hisiocytosis, suikerziekte, een hoge bloeddruk en een te hoog cholesterolgehalte. Zijn echtgenote heeft onder meer borstkanker en op verschillende plaatsen tumoren, waarvoor zij chemobehandelingen krijgt. Eiser betwist dat de hulp die zijn jongste zoon zou moeten geven hulp is die hij naar algemeen aanvaardbare opvattingen zou behoren te geven.
4.2.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een afsprakenlijst van zijn echtgenote bij de afdeling oncologie overgelegd.

Verweer

5. Het college heeft in beroep aanvullend gesteld dat eisers stelling dat de hulp van zijn jongste zoon geen hulp is die hij naar algemeen aanvaardbare opvattingen zou behoren te geven, in tegenspraak is met het door hem gewenste doel van het pgb, namelijk een financiële tegemoetkoming voor de taken die eisers zoon uitvoert. Huisgenoten/leden van een leefeenheid ouder dan 18 jaar zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de huishoudelijke taken, ook wanneer die huisgenoten voltijds werken of studeren. Het overnemen van taken heeft een verplichtend karakter en raakt alle huisgenoten ouder dan 18 jaar.

Toetsingskader

6. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Oordeel van de rechtbank
7.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college op goede gronden geweigerd heeft aan eiser een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 in de vorm van een pgb toe te kennen. De te beoordelen periode loopt tot en met 18 januari 2024.
7.2.
Blijkens het Gespreksverslag WMO, dat eiser op 13 september 2023 heeft ondertekend, wil hij ondersteuning bij het doen van boodschappen, de huishoudelijke taken, een wandeling, het in de gaten houden van afspraken en het brengen van hem en zijn echtgenote naar het ziekenhuis. In dit verslag is verder vermeld dat eiser heeft aangegeven dat, als zijn zoons niet in de gelegenheid zijn met hem mee te gaan naar het ziekenhuis, hij zelf de scooter neemt.

Op de zitting heeft eiser toegelicht dat de gevraagde ondersteuning ziet op de hulp die zijn jongste zoon verleent.
7.3.
Met betrekking tot eisers stelling dat het college zijn gezondheidstoestand en die van zijn echtgenote bagatelliseert, overweegt de rechtbank dat het college bekend is met hun gezondheidstoestand en deze niet worden betwist. Niet staat ter discussie dat eiser en zijn echtgenote beperkingen ondervinden, bijvoorbeeld bij het huishouden. De reden voor afwijzing van het pgb is echter niet gelegen in de (ernst van de) gezondheidstoestand van eiser of zijn echtgenote of wat zij eventueel nog wel of niet zelf zouden kunnen. De reden voor afwijzing is dat volgens het college sprake is van gebruikelijke hulp, omdat de beoogde ondersteuning kan worden geboden door eisers jongste zoon en dat van hem als inwonend kind wordt verwacht.
7.4.
Op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

Op grond van artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 wordt onder gebruikelijke hulp verstaan: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
7.5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht gesteld dat de ondersteuning waarvoor een pgb is gevraagd als gebruikelijke hulp dient te worden aangemerkt. Die ondersteuning betreft geen specialistische zorg. Niet gesteld of gebleken is dat eisers inwonende, volwassen zoon medische beperkingen heeft, waardoor hij die ondersteuning niet kan bieden – die biedt hij namelijk al – of van (dreigende) overbelasting aan zijn kant. De genoemde ondersteuning overstijgt de gebruikelijke hulp niet en mag van eisers zoon dan ook worden verwacht.

De rechtbank komt tot de slotsom dat het besluit van het college, waarbij aan eiser een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is geweigerd, standhoudt.
7.5.2.
De door gemachtigde van eiser ter zitting genoemde uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 januari 2017 en 14 april 2021 leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel.

In de uitspaak van 2021 komt de CRvB eveneens tot het oordeel dat de daar gevraagde ondersteuning de gebruikelijke hulp niet overstijgt en op goede gronden geweigerd is een maatwerkvoorziening toe te kennen. Deze uitspraak kan derhalve niet dienen ter ondersteuning van eisers standpunt.

In de uitspraak van 2017 ging het om een andere rechtsvraag, namelijk of sprake was van mantelzorg van een uitwonende dochter. De CRvB heeft overwogen dat niet kan worden gesproken van mantelzorg als de zorgverlener voor zijn diensten een betaling verlangt. In deze procedure ligt echter een geheel andere rechtsvraag voor.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Als gevolg hiervan heeft eiser geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van

mr. H.D. Sebel, griffier, op 1 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Artikel 1.1.1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

– begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven.

– gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

– maatschappelijke ondersteuning:

1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

3°. bieden van beschermd wonen en opvang;

– maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

2°. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

3°. ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

– participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer;

– persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

– sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

– zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

Artikel 2.3.1

Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

Artikel 2.3.2

1. Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.

4. Het college onderzoekt:

a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

Artikel 2.3.5

3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

Artikel 2.3.6

1. Indien de cliënt dit wenst, verstrekt het college hem een persoonsgebonden budget dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal 2017

Artikel 8

2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven,

Zie in dit verband bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 mei 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1114).

ECLI:NL:CRVB:2017:17 en ECLI:NL:CRVB:2021:823

Artikel delen