Chris Kuiper is per 1 januari benoemd tot bijzonder hoogleraar Intergenerationele overdracht van risico- en beschermende factoren in de opvoeding van jeugdigen aan de Universiteit van Amsterdam. Wij gingen met hem in gesprek over het bevorderen van regie en veerkracht van ouders en kinderen, het gebrek aan wetenschappelijk bewijs in de jeugdzorg en de meerwaarde van polyfonie.
Waarom ben je als bijzonder hoogleraar Intergenerationele overdracht van risico- en beschermende factoren in de opvoeding van jeugdigen aan de Universiteit van Amsterdam begonnen?
Een eigentijds maatschappelijk vraagstuk betreft de transformaties in jeugdzorg en onderwijs. Deze lijken uit te blijven, de effectiviteit neemt niet toe en de kosten stijgen daarentegen enorm. Een potentieel antwoord, een echte doorbraak, zou wel eens op het gebied van intergenerationele overdracht van risico en beschermende factoren in de opvoeding van jeugdigen kunnen liggen. De leerstoel met dit thema, waarbij de aandacht zich in het bijzonder richt op orthopedagogische interventies vanuit het perspectief van zorginnovatie, lijkt me veelbelovend.
Deze leeropdracht spreekt me enorm aan. Catrien Bijleveld concludeerde in 2009 in een studie over 5 generaties dat opvoeding en overtuigingen een rol spelen bij intergenerationele overdracht van criminaliteit en regelovertredend gedrag. Betekent dit dat de jongeren het leren van de ouderen? Binnen het onderwijs zien we kansenongelijkheid. De samenhang tussen schoolsucces en het opleidingsniveau van ouders is slecht deels te verklaren vanuit verschillen in aanleg. Mechanismen lijken niet alleen opvoeding, maar evenzeer ouderbetrokkenheid bij de loopbaan; inzet van extra interventies (denk aan CITO en examentrainingen); marktwerking; onbewuste aannames bij schooladvisering; (sociaaleconomische) segregatie; kwaliteit van scholen; strategisch personeelsbeleid; en wellicht nog meer. Is intergenerationele overdracht evenzeer een bijwerking van het systeem en lijkt het spreekwoord: “Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje” ook passend? De eerlijkheid gebied te zeggen dat de mate van intergenerationele overdracht relatief laag is, maar aandacht voor het voorkomen van deze overdracht vind ik zeker humaan, klinisch relevant en vatbaar voor verbetering.
Wat zijn je eerste indrukken van de leerstoel en het werken aan de UvA?
Mijn eerste kennismaking met de Universiteit van Amsterdam is positief. Ik ben zeer hartelijk ontvangen, hoe moeilijk dat ook is een tijd van werken via Teams. Er wordt zeer interessant onderzoek gedaan en de collega’s zijn inspirerend.
Welke uitdagingen voorzie je als bijzonder hoogleraar op het gebied van jeugd en opvoeding?
Er is helaas nog maar weinig wetenschappelijk bewijs op het gebied van Jeugdzorg. Alleen wetenschap maakt de jeugdzorg echter niet beter. Alleen professionals maken de jeugdzorg trouwens ook niet beter. En ook alleen de inbreng van ouders maken het aanbod niet beter. Professionals, onderzoekers, beleidsmakers, jongeren en ouders – al die perspectieven moeten gehoord worden. Ik vind het belangrijk dat ik altijd gevoed word door verschillende denkrichtingen. Meerstemmigheid is wat mij betreft essentieel om echte verandering tot stand te brengen. Het gebruiken van die meerstemmigheid (polyfonie) in onderzoek gericht op het vinden van aangrijpingspunten voor de beïnvloeding van intergenerationele overdracht is al een uitdaging. Het in co-constructie ontwikkelen van een of meer interventies, gebaseerd op empirisch bewijs, gericht op voorkomen van die overdracht al helemaal. Om vervolgens, in en met de praktijk, een zorgaanbod, waarin interventies op het gebied van intergenerationele overdracht worden aangeboden, te ontwerpen en in te richten is een Uitdaging, maar ook een Must.
Hoe ziet je dag eruit?
Op dit moment ben ik bezig met het begeleiden van enkele Masterstudenten en de opzet van een onderzoek samen met twee promovendi. Bij onderzoeken waar ik bij betrokken ben probeer ik het belang van intergenerationele overdracht naar voren te brengen. Daarnaast ben ik druk met collega’s leren kennen en de eerste voorbereidingen voor een inaugurele rede. In de praktijk betekent dat veel tijd thuis voor het scherm, kopje koffie erbij, naast me een doos voor krantenknipsels en een aantekenboekje met een pen in de aanslag.
Wat hoop je in deze functie bij te dragen aan bevorderen van regie en veerkracht van ouders en kinderen?
Ik probeer de aandacht in het bijzonder te richten op mogelijkheden tot transformatie van de inrichting van de zorg en het aanbod (de signalering, preventie van en interventie op deze transmissieprocessen; de gesignaleerde risicofactoren te verminderen en beschermende factoren te benutten), om zo de regie en de veerkracht van ouders en kinderen te bevorderen. Eenvoudig gezegd: laten we wat meer naar het gezin kijken en niet naar de jeugdige alleen. Laten we bovendien op die gebieden waar we deze overdrachtsprocessen vermoeden de zorg zo inrichten de kans op overdracht zo klein mogelijk wordt.
Wat is jouw visie op de huidige ontwikkelingen van gedragsproblemen bij jongeren en hoe dit wordt gezien door de maatschappij?
We zijn met z’n allen wel erg veel bezig om in problemen en overlast te denken en daar al snel een schuldvraag aan te koppelen. De wereld is minder maakbaar dan we vaak aannemen. De kern van veerkracht is dat je leert omgaan met de onverwachte tegenslagen die het leven voor iedereen in petto heeft. De kern van regie is dat je in staat bent bij tegenslag te bedenken of je zelf (al dan niet met steun van je naasten) in staat bent om te gaan met die tegenslag en vorm kan blijven geven aan je leven. Wanneer je daarbij hulp nodig hebt, ben je dan ook in staat om de juiste hulp te vinden/vragen en de verantwoordelijkheden die daarbij horen ook op je te nemen? Tegelijkertijd moeten we als maatschappij ook bekennen dat niet iedereen op elk moment en volledig in staat is tot het voeren van regie. Daarom hebben we als maatschappij een normatieve plicht om goed voor elkaar te zorgen.
Wat kan er volgens jou écht beter binnen de zorg voor ‘probleemjeugd’?
Wellicht zit het antwoord al in de vraag verstopt. Ik weet niet of ‘probleemjeugd’ bestaat. Laten we stoppen met stigmatiseren en buitensluiten. Alle jongeren die ik in mijn werk tegenkom hebben dromen, krachten en positieve eigenschappen. De jongeren zijn niet de unieke oorzaak van gedragsproblemen, in een aantal gevallen is het problematisch gedrag ook een bijwerking van het systeem, gebrek aan ouderlijke (of netwerk) opvoedvaardigheden, contact en aandacht.
Als je niet op het gebied van jeugdzorg werkzaam was geweest, welk beroep had je dan het liefst beoefend?
Dat is een lastige vraag. Ik zie vele prachtige beroepen: zilversmid, architect, reconstructie chirurg… De combinatie tussen doen, denken en creativiteit vind ik mooi.
Wie of wat inspireert je en waarom?
Ik word erg geïnspireerd door mensen die “anders kijken” zoals de kunstenaar Cy Twombly , de filosoof Roland Barthes en de schrijver Hubert Lampo, maar ook door mijn ontmoetingen met ervaringsdeskundigen. Een Gronings fotoboek met als titel “een wijde blik verruimt het denken” vat het wellicht mooi samen. Ik word geïnspireerd door mensen die mijn blik verruimen.
Welk boek/welke film raad je iedereen aan?
Ik raad de film “As it is in Heaven” van regisseur Kay Pollak uit 2004 aan iedereen aan. De film kreeg een Oscar nominatie voor beste buitenlande film. Dit is bij uitstek een film die gaat over stemgeven en polyfonie (in de letterlijke zin), maar ook een film over de kwalijke kanten van geheimen: Huiselijk geweld, pesten etc… Wie al in zijn jeugd anderen in elkaar slaat, zal dat ook als volwassene blijven doen als niemand ingrijpt.
Als documentaire raad ik “Carrousel” van Regisseur Marina Meijer uit 2020 aan. Carrousel toont de kansenongelijkheid onder jongeren en de eindeloze inspanningen van verzorgers om jongvolwassenen te helpen andere keuzes te maken. De film is opgenomen bij de Nieuwe Kans, een Rotterdamse organisatie voor dagbehandeling van jongeren van 18 t/m 27 jaar die onderdeel is van de organisatie iHUB waar ik werk. De documentaire is onderscheiden met een Gouden Kalf.