Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

In gesprek met Max Huber: “Als je kijkt hoe rijk wij zijn in Nederland, is het een schande dat er zoveel daklozen zijn”

Max Huber is onlangs gepromoveerd aan de VU op zijn proefschrift “Zeilen op zelfbeheer, het organiseren van empowerment in een institutionele setting”. In zijn proefschrift baseert hij zich op tien jaar onderzoek naar Je Eigen Stek, een doorstroomhuis in zelfbeheer, en andere vormen van zelfbeheer. Het onderzoek toont het belang en de mogelijkheid aan van het bieden van keuzevrijheid aan mensen in een kwetsbare positie. Wij gingen met hem in gesprek over zelfbeheer, eigen kracht en gemeenschapsvorming.

28 May 2021

Waarom wilde je onderzoek doen naar zelfbeheer in de psychiatrie en verslavingszorg?

Mijn onderzoek naar zelfbeheerde opvangvoorzieningen in de maatschappelijke opvang en geestelijke gezondheidszorg begon eigenlijk bij toeval. We deden onderzoek naar een aantal nieuwe praktijken in het sociale domein en Je Eigen Stek (JES, een zelfbeheerde opvang) was daar één van. Al snel was ik zo geboeid, dat ik begon na te denken over langer onderzoek. In zelfbeheer komen veel vragen samen, over eigen kracht en eigen regie van burgers in een kwetsbare positie, over de balans tussen individuele en collectieve ondersteuning, over de rol van de sociaal werk en de organisatorische inbedding van zelforganisatie. En eerlijk gezegd, na ruim 10 jaar onderzoek is mijn fascinatie niet minder geworden.

Wat zijn de belangrijkste lessen die uit je onderzoek getrokken kunnen worden?

Allereerst dat mensen die dakloos zijn, of psychiatrische problemen hebben, heel goed in staat zijn om zelf een voorziening te beheren. Hoewel deelnemers daarbij tegen allerlei uitdagingen aan lopen, ontwikkelen ze ook eigen regie en eigen kracht. Sociaal werkers spelen een belangrijke rol in het faciliteren van de groep, vooral door ervoor te zorgen dat de deelnemers, individueel en gezamenlijk, gefocust blijven op de ontwikkeling van eigen regie en eigen kracht. Tegelijk kunnen elementen van zelfbeheer, vooral de grotere ruimte voor eigen regie en eigen kracht, ook goed gefaciliteerd worden in reguliere voorzieningen, al vraagt dat wel een andere aanpak en andere financiering.

Wat waren de grootste uitdagingen tijdens je onderzoek?

In mijn onderzoek heb ik heel nauw samengewerkt met betrokkenen bij JES en andere voorzieningen, maar het directe belang van deelnemers was niet altijd om mee te werken aan wetenschappelijk onderzoek. Zij waren gefocust op hun eigen leven. Ze toch motiveren om mee te doen heeft wel moeite gekost, al hebben een aantal uiteindelijk ook echt meegewerkt als co-onderzoekers. Andersom heeft mijn onderzoek zich gaandeweg ontwikkeld, in plaats van dat er een groot vooropgezet plan was. Dat schuurde vaak met de dominante werkwijze in de wetenschap, waarin een grote mate van voorspelbaarheid en planmatig werken belangrijk wordt gevonden. Tot slot liep ik er ook vaak tegenaan dat ik graag, als onderzoeker en als mens, alles wil begrijpen en benoemen, hoe iemand iets ervaart bijvoorbeeld, maar dat ervaringen van mensen, zeker als het gaat om kwetsbaarheid en kracht, zich niet altijd laten benoemen.

Doet Nederland volgens jou genoeg aan de daklozenproblematiek?

Dat hangt af van waar je het mee vergelijkt. Als je het bijvoorbeeld vergelijkt met Amerika, waar ik een aantal keer op studiereis ben geweest, is de omvang van het probleem hier minder schrijnend, en is bijvoorbeeld het aantal buitenslapers, mensen die echt op straat of in parken slapen, relatief klein. Maar als je het vergelijkt met hoe rijk wij zijn in Nederland, is het wel een schande is dat er zoveel daklozen zijn. Afhankelijk van hoe je telt lopen de cijfers in de enkele 10.000’en. Er zijn in Nederland heel veel mensen die zeer kwetsbaar onderdak hebben, bijvoorbeeld op een recreatiepark, op de bank of in de opvang. Dat heeft voor een groot deel te maken met een tekort aan betaalbare huisvesting. Ik zie zelf veel mogelijkheden op het gebied van gemeenschappelijke vormen van wonen. Ik denk dat het niet voor iedereen nodig of zelfs wenselijk is om een volledig eigen huis te hebben. Voor korter of langere duur kan een gedeeld huis ook prima zijn, maar ons sociale systeem, met kostendelersnormen en toeslagen, is daar niet goed op ingericht.

Wordt zelfbeheer volgens jou al ergens in het sociaal domein goed toegepast?

Dat hangt ervan wat je bedoelt met goed, omdat je verschillende elementen van zelfbeheer kan benadrukken: je kan benadrukken dat het belangrijk is dat deelnemers met elkaar de verantwoordelijkheid hebben en dat sociaal werkers en andere een kleine rol hebben, je kan benadrukken dat individuele deelnemers veel ruimte hebben over eigen regie en eigen regie, of je kan benadrukken dat er veel ruimte is om rollen en vaardigheden te ontwikkelen. Ik denk dat JES verschillende van deze elementen redelijk succesvol weet te combineren en er zijn mooie voorbeelden van bijvoorbeeld buurthuizen die door buurtbewoners samen worden beheerd. Daarnaast zijn er allerlei projecten die elementen van zelfbeheer mooi uitvoeren, zonder het perse zelfbeheer te noemen. Er zit ook een zekere uitruil in: als je focust op de gezamenlijke verantwoordelijkheid, zal je ook meer neigen naar deelnemers die al meer zelf kunnen, terwijl je als meer ruimte wil bieden voor ontwikkeling, je misschien meer aanspraak doet op ondersteuning door sociaal werk zodat ook deelnemers die minder draagkrachtig zijn mee kunnen doen.

Als je niet in dit domein werkzaam was, welk beroep had je dan het liefst beoefend?

Vroeger wou ik altijd boer worden en nog steeds werk ik met veel enthousiasme in de tuin en heb ik dromen over een soort ecologisch-sociaal inclusief project waar duurzame landbouw en gemeenschapsontwikkeling samen komen.

Wie of wat inspireert je en waarom?

In 2007 kwam ik bij toeval terecht bij Olinda, een project in Milaan in de hoek van het oude terrein rondom een psychiatrisch ziekenhuis. Daar hebben ze, in de tijd van de antipsychiatrie, een deel van de muur die om het terrein lag open gebroken, zodat buurtbewoners en kunstenaars samen met bewoners en oud-bewoners van het ziekenhuis samen een gemeenschap konden vormen, met een restaurant, ateliers, een hostel, een theater/bioscoopzaal en een kinderactiviteitencentrum. De grondgedachte was niet zozeer om te benadrukken dat mensen met psychiatrische problemen ook normaal zijn, maar dat iedereen anders is. Elk jaar organiseren ze een festival getiteld, “Da vicino nessuno è normale”, van dichtbij is niemand normaal. Door die verschillen te omarmen en te gebruiken als basis voor gemeenschapsontwikkeling, hebben ze een bloeiende gemeenschap opgezet.

Welk boek/welke film raad je iedereen aan?

Vanuit mijn werk heb ik met veel interesse Down and out in London and Paris en Animal farm van George Orwell gelezen. De eerste omdat het de hardnekkigheid van daklozenproblematiek laat zien en hoe weinig daaraan veranderd is in de afgelopen honderd jaar. De tweede, Animal farm, laat zeer invoelend de ingewikkeldheid van het realiseren van goede intenties zien en hoe die goede intenties vreselijk mis kunnen gaan: ‘some animals are more equal than others’ is dan ook een vaak aangehaalde quote uit dit boek. Daarnaast herlees ik persoonlijk vaak de tegelijkertijd verschenen boeken The history of love en Everything is illuminated van de toen getrouwde schrijvers Nicole Krauss en Jonathan Saffran Foer, over verbinding en onthechting voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.

Artikel delen