Een van de meest complexe onderwerpen in het sociaal domein is de vraag met wie gegevens gedeeld mogen worden. Deze vraag doet zich voor, omdat de overdracht van taken naar de gemeente plaatsvond onder het adagium ‘één gezin, één plan, één regisseur’.
Kamerstukken II 2012/13, 33684, nr. 3, p. 3 (Jeugdwet). Hiermee is het beeld ontstaan dat de informatie over de cliënt uit verschillende domeinen samengevoegd mag worden.
Zoals hierboven beschreven is de wet helder over wie voor welk doel gegevens omtrent gezondheid mag verwerken. De volgende vraag die beantwoordt moet worden is, met wie vervolgens gegevens gedeeld mogen worden. Hieronder volgt eerst een opsomming van mogelijkheden om gegevens te verstrekken en daarna wordt elke mogelijkheid afzonderlijk toegelicht. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt besproken wat de handelwijze is als informatie niet gedeeld mag worden, maar wel regievoering nodig is.
Persoonsgegevens mogen in de volgende gevallen gedeeld worden;
met direct betrokken collega’s, in het belang van de betrokkene;
als de verstrekking in een wet staat;
als de betrokkene toestemming heeft gegeven;
zonder toestemming in geval van ‘conflict van plichten’.
In alle gevallen geldt dat de vertrouwelijke relatie zo min mogelijk wordt geschonden. Er wordt niet meer informatie verstrekt dan noodzakelijk om het probleem op te lossen.
De hoofdregel is dat elke beroepsbeoefenaar verplicht is tot geheimhouding. De geheimhouding mag doorbroken worden als uit de taak van de hulpverlener de noodzaak voortvloeit dat de gegevens worden meegedeeld aan anderen die op grond van de wet (art. 30 UAVG) bevoegd zijn tot verwerking daarvan.
In de eerste plaats mag gedeeld worden met hulpverleners die rechtstreeks betrokken zijn bij de hulpvraag en met het oog op goede behandeling van betrokkene. Deze formulering bestaat uit twee elementen; omschreven is met wie gedeeld mag worden en het doel van het delen van de informatie is omschreven, namelijk in het belang van de cliënt, niet in het belang van de hulpverlener. Dit betekent dat een collega die als waarnemer optreedt het dossier mag inzien tijdens de waarneming. ‘Rechtstreeks betrokken’ moet eng geïnterpreteerd en in elk afzonderlijk geval beoordeeld worden.
De formulering in art. 30 UAVG sluit hiermee nauw aan bij de formulering in de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (art. 457 lid 2). Dat zijn niet zonder meer alle deelnemers aan een casusoverleg.
Gegevens delen t.b.v. integrale dienstverlening alleen op grond van toestemming; zie art. 5.2.1 Wmo. Wel de medewerker die de telefoon opneemt. Die laatste mag dan alleen over informatie beschikken die voor die taak van belang is. Als een telefoniste rechtstreeks toegang heeft tot het volledige cliëntdossier dan is dat (niet noodzakelijk) buiten proportie en niet toegestaan. Ook de functionaris gegevensbescherming en de klachtenfunctionaris mogen over informatie beschikken voor zover die noodzakelijk is voor het behandelen van een verzoek om inzage of van een privacyklacht. Het hele dossier zondermeer betrekken in een klachtenprocedure kan ook buiten proportie zijn.
Als er een structureel samenwerkingsverband bestaat waarbij meerdere partijen rond een specifieke afgebakende problematiek gegevens uitwisselen, dan kan ook dit rechtmatig zijn. Voorwaarde is wel dat de doeleinden, de partijen, de bevoegdheden, de gegevens, de grondslagen, de criteria waaronder wordt uitgewisseld en de rechten van de betrokkenen concreet beschreven zijn. Regelmatig evalueren en bijstellen hoort daarbij. In alle gevallen rust op de deelnemers een geheimhoudingsplicht.
Vgl art. 457 lid 2 Wgbo, art. 7.3.11 lid 2 Jeugdwet, art. 9 AVG, art. 30 UAVG.