Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Een tweede mogelijkheid om gegevens te delen is, als die mogelijkheid expliciet in een wetsartikel is toegestaan. Dan kunnen zich twee situaties voordoen: men moet verstrekken of men mag verstrekken.

Men moet verstrekken

Als gegevens verstrekt moeten worden dan is in de wet precies omschreven wie voor welke doeleinden welke informatie aan wie moet verstrekken. Dat zijn de limitatieve verstrekkingsbepalingen. Die verplichting is te herkennen aan in de wet gebruikte werkwoorden als ‘verstrekt’, ‘levert’ en ‘geeft’. Dat betekent dat in die met name genoemde gevallen verstrekt moet worden. Een groot aantal instanties is verplicht om in het kader van de Participatiewet gegevens te verstrekken als dat door de gemeente of een andere verzoeker, gevraagd wordt.

Art. 63 en 64 Participatiewet en bijvoorbeeld voor artsen in art. 21 e.v. Wet publieke gezondheid. En de ambtenaar heeft een mededelingsplicht aan de betrokken instantie bij een gegrond vermoeden van misbruik van een sociale voorziening. Art. 66 Participatiewet. In de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is eveneens gekozen voor een wettelijke verplichting om gegevens te verstrekken.

Ook de verplichte terugmelding aan de bronhouder bij gerede twijfel over de juistheid van de authentieke gegevens uit de basisregistratie personen is een voorbeeld van een verplichting om gegevens te verstrekken. Evenals het voorbeeld dat speelt bij schuldhulpverlening, het doen van een melding bij BKR door gemeenten. Art. 17 Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening.

Voor individuele hulpverleners zijn die verplichte verstrekkingen zeldzaam. We vinden deze veelal in de ‘verplichte’ relaties; bij de Jeugdwet in geval van ondertoezichtstelling en een soortgelijke verplichting vinden we bij de Reclasseringsregeling in art. 12.

Art. 7.3.11 lid 4 Jeugdwet.

Men mag verstrekken

Daarnaast zijn er veel situaties waar geen verplichting, maar een bevoegdheid, of meldrecht, bestaat om te verstrekken. En dit is complex, omdat men dan in elk individueel geval een beslissing moet nemen.

De verstrekker maakt echter zelf de afweging of de informatie waarover hij beschikt, verstrekt wordt voor de genoemde doeleinden. Dit is in de wet terug te vinden als een ‘kan-bepaling’, zoals bij de bevoegdheid om te melden aan de verwijsindex risicojongeren of om een melding te doen bij Veilig Thuis.

Art. 5.2.6 Wmo = kan …, art. 3.4 lid 3 Wmo = ‘kan worden geacht’… De beroepsbeoefenaar maakt een afweging en houdt daarbij een eigen beoordelingsruimte. In het uiterste geval kan hij daar persoonlijk op worden aangesproken op grond van tuchtrechtelijke bepalingen van de beroepsgroep.

Over het doen van een melding bij Veilig Thuis zijn misverstanden ontstaan omdat het beschikken over en hanteren van de meldcode verplicht is voor organisaties. Stb. 2013, 142. Het melden van een vermoeden van misbruik, kindermishandeling of huiselijk geweld is echter geen plicht, maar een bevoegdheid. Beroepskrachten uit de gezondheidszorg, het onderwijs, de kinderopvang, de maatschappelijke ondersteuning, de jeugdhulp en justitie zijn sinds 1 januari 2019 verplicht om een afwegingskader te hanteren. Deze leidt de beroepskracht door een aantal vragen waarvan de beantwoording helpt bij het nemen van een besluit om wel of niet te melden. Ook het doen van een melding bij de verwijsindex risicojongeren is zo’n bevoegdheid. Art. 7.1.4.1 Jeugdwet. In Bijlage 2 ‘Afwegingskader delen van informatie zonder toestemming cliënt’ is een voorbeeld opgenomen.

De formulering die in veel wetten te vinden is ‘behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht’ betekent dus dat de verzoeker het recht heeft om informatie te vragen, maar de verstrekker beslist altijd zelf of hij verstrekt voor dit doel en welke informatie hij verstrekt. Tenzij de formulering in een wettekst waar hij beroepshalve aan gebonden is, tot bekendmaking verplicht, zoals hierboven genoemd onder ‘men moet verstrekken’.

Een extra eis is te vinden in de Participatiewet; degene die op grond van art. 63 t/m 68 gegevens verstrekt, dient na te gaan of degene aan wie de gegevens worden verstrekt redelijkerwijs bevoegd is om die gegevens te verkrijgen. Op de verstrekker rust dus een ‘vergewisplicht’.