Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Het gebruik van persoonsgegevens voor toezicht en handhaving is een onderwerp dat een uitgebreide afzonderlijke bespreking verdient. Op deze plaats worden alleen enkele hoofdpunten aangestipt. Zie voor de rechtmatigheid de Matrix gegevensuitwisseling bij uitvoering, fraudepreventie en fraudebestrijding Wmo en Jeugdwet, VNG, 2019.

Toezicht en handhaving zijn nodig om de naleving van de wettelijke regels te controleren. Als de betrokkene een beroep doet op een voorziening, gelden voor de toekenning bepaalde criteria en bij tijd en wijle mag dat gecontroleerd worden. Deze controle op de naleving van de wettelijke voorschriften maakt deel uit van het normale werkproces. Het vormt het sluitstuk van de uitvoering van de betreffende wet. Het hangt ook nauw samen met het oorspronkelijke doel waarvoor de gemeente als verwerkingsverantwoordelijke de gegevens heeft vastgelegd, namelijk het rechtmatig toekennen van een uitkering of voorziening. Om gegevens te gebruiken voor toezicht en handhaving is het niet nodig daarvoor een afzonderlijke rechtmatige grondslag aan te wijzen. Je zou kunnen stellen dat deze verwerking verenigbaar is. Art. 6 lid 4 AVG. Wel speelt de bevoegdheid van de toezichthouders een grote rol.

Een toezichthouder is ‘een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.’ De gemeentelijke toezichthouders zijn bij wet of besluit van het college aangewezen ambtenaren. Art. 5:11 e.v. Awb, art 53a lid 6 Participatiewet, art. 6.1 WMO, art. 2.9 Jeugdwet en §6b Regeling Jeugdwet. Voor de buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) zijn die bevoegdheden nog wat ruimer. Art. 142 Wetboek van Strafvordering. In het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar zijn de eisen opgenomen over de bekwaamheid en betrouwbaarheid, de beëdiging, de instructie en het toezicht op de boa’s. Beleidsregels beschrijven onder andere wat een boa is en welk beleid er is. Stb. 1994, 825 laatst gewijzigd Stb. 2021, 578 en Stcrt. 2017, 36058 laatst gewijzigd Stcrt. 2022, 17353. De taak van de toezichthouders van de landelijke inspectiediensten zijn geregeld in de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten.

Toezichthouders zijn voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is, bevoegd tot inzage van dossiers. Als een toezichthouder gegevens vraagt dan is ‘eenieder verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.’ De hulpverleners mogen hierbij een eigen afweging maken: ‘zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.’ Art. 5:20 Awb.

De wetgever is van mening dat ‘schuldhulpverlening geen uitkering, toeslag, etc. voor burgers omvat, zodat misbruik en oneigenlijk gebruik door burgers van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening geen risico is waarvoor een toezichtsregime moet worden ingericht. Kamerstukken II 2019/20, 35316. p. 23.

In alle gevallen geldt dat deze toezichthoudende bevoegdheid wordt uitgeoefend in individuele casussen. Controle op de naleving aan de hand van indicatoren, profielen of automatische besluitvorming, is voor de overheid alleen toegestaan als dat expliciet bij wet geregeld is.

Art. 22 AVG en 40 UAVG.

Een vraag die tot slot nog moet worden beantwoord is of gegevens uit dossiers ingebracht mogen worden bij bezwaar- en beroepsprocedures. Dit is toegestaan op grond van art. 22 lid 2 onderdeel e UAVG; ‘als er een rechtsvordering wordt ingesteld’. En ook op grond van art. 30 lid 1 UAVG ‘door bestuursorganen als dat noodzakelijk is voor goede uitvoering van wettelijke voorschriften’ (in dit geval de Algemene wet bestuursrecht) ‘die voorzien in aanspraken die afhankelijk zijn van de gezondheidstoestand van de betrokkene’. Ook hier geldt in alle gevallen dat er niet meer gegevens worden verwerkt dan noodzakelijk is voor die procedure.

In §5.9.2 wordt de verstrekking van gegevens na overlijden van de betrokkene besproken.

Bij toezicht en handhaving kan het nodig zijn om de rechten van de betrokkene, tijdelijk, te beperken.