De Jeugdwet is inmiddels meer dan tien jaar in werking, maar de ontwikkelingen in beleid, wetgeving en jurisprudentie zijn nog in volle gang. De gemeenten ervaren problemen in de uitvoering en in de financiën. De instellingen zien zich geconfronteerd met veel bureaucratie en de jeugdigen en hun ouders hebben soms het gevoel van het kastje naar de muur gestuurd te worden.
Veel juridische kwesties zijn in de jurisprudentie nog niet uitgewerkt. Lang niet alle uitspraken van rechtbanken zijn gepubliceerd en de Centrale Raad van Beroep doet slechts mondjesmaat uitspraken op het gebied van de Jeugdwet, vaak toegesneden op de casus, en zonder werkelijk richting te geven.
Nog veel is onduidelijk en er zijn, getuige ook de evaluatie van de Jeugdwet, voldoende uitdagingen voor de toekomst. Het is als met de jeugdige zelf: de ontwikkeling naar volwassenheid laat op zich wachten maar er is een gestage ontwikkeling.
In dit boek wordt vooral de Jeugdwet behandeld. Maar ook de wisselwerking met de Algemene wet bestuursrecht en het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek komt aan de orde. Daarbij is veel aandacht geschonken aan de parlementaire geschiedenis en de jurisprudentie, zowel van de rechtbanken als van de Centrale Raad van Beroep. Als bijlage is een overzicht met een korte beschrijving opgenomen van alle uitspraken die de Centrale Raad van Beroep in het kader van de Jeugdwet heeft gedaan vanaf de inwerkingtreding van de wet tot 15 april 2025. In deze vierde druk is op verschillende plaatsen ten opzichte van eerdere drukken ingegaan op de mogelijkheden die de gemeente heeft om een eigen beleid te voeren. Lang niet alle mogelijkheden worden door de gemeenten ten volle benut. Aan de hand van de beslisruimte van de betreffende bestuursorganen wordt duidelijk gemaakt welke ruimte het bestuur heeft. En ten slotte is een heel nieuw hoofdstuk toegevoegd over een van de meest besproken thema’s in de Jeugdwet: de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen.
W. Elferink
Hengevelde, april 2025