Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Het college heeft alleen een verplichting een voorziening te treffen voor een jeugdige die zijn woonplaats heeft in de gemeente. Artikel 1.1 Jeugdwet bepaalt wanneer dat het geval is. De wet maakt daarbij een onderscheid tussen de situatie waarin de jeugdige thuis verblijft (er is dan dus sprake van ambulante hulp) en de situatie waarin hij elders verblijft. Als de jeugdige thuis verblijft, geldt als zijn woonplaats de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft zoals bedoeld in Wet basisregistratie personen (hierna: BRP). Die gemeente is dan dus verantwoordelijk voor de hulp aan de jeugdige en blijft dat ook als tijdens of na toewijzing van de hulp de jeugdige verhuist naar een andere gemeente (artikel 2.7a Jeugdwet), maximaal voor de duur van een jaar. De jeugdige moet in de nieuwe gemeente wel verzoeken om voortzetting van de jeugdhulp.

Als sprake is van jeugdhulp met verblijf, blijft de gemeente waar de jeugdige was ingeschreven voorafgaand aan de verhuizing naar de nieuwe woonplek verantwoordelijk. Die gemeente blijft ook verantwoordelijk als de jeugdige naar een andere instelling verhuist. Verblijf betekent in dit geval verblijf in een residentiële instelling, in een accommodatie waarin gesloten jeugdhulp wordt geboden en een gezinsgericht verblijf zoals een gezinshuis, maar ook verblijf in het kader van pleegzorg in een pleeggezin. Van verblijf is ook sprake in het geval van detentie in een justitiële jeugdinrichting of beschermd wonen. Soms is de woonplaats van iemand niet vast te stellen aan de hand van de Basisregistratie Personen (BRP). Als woonplaats geldt dan de gemeente waar de moeder van de jeugdige was ingeschreven ten tijde van de geboorte van de jeugdige. Als dat ook onduidelijk is, dan is de woonplaats van de jeugdige de plaats waar de jeugdige feitelijk verblijft. Dat is ook het geval wanneer de woonplaats van de jeugdige in het buitenland ligt.

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot “Wijziging van de Jeugdwet in verband met de verduidelijking van het woonplaatsbeginsel” wordt verwezen naar een bijlage. In die bijlage worden 44 voorbeelden genoemd van situaties waarin het nieuwe woonplaatsbeginsel een rol kan spelen.TK 2018-2019, nr. 3, bijlage “Voorbeelden over de uitslag bij het nieuwe woonplaatsbeginsel.”

Het is om twee redenen van belang om vast te stellen wat de woonplaats van een jeugdige is. De bepaling van de woonplaats is allereerst van belang omdat daaruit ook financiële verplichtingen van de betreffende gemeente voortvloeien. Als tussen twee gemeenten discussie ontstaat over de vraag wie de lasten moet dragen, is het mogelijk de geschillencommissie sociaal domeinZie www.geschillencommissiesociaaldomein.nl te verzoeken om een bindend advies te geven. Los daarvan is de vraag naar de woonplaats ook van belang voor het vaststellen welk college bevoegd is een besluit te nemen naar aanleiding van een aanvraag om jeugdhulp. Als immers de jeugdige niet zijn woonplaats heeft in de betreffende gemeente, dan is het college niet bevoegd een besluit te nemen op een eventueel verzoek om jeugdhulp van de ouders of de jeugdige.