De problemen waarvan in de definitie sprake is, dienen te worden vastgesteld door deskundigen. Stoornissen als autisme en andere psychiatrische stoornissen kunnen alleen worden vastgesteld door een psychiater of een geregistreerd GZ-psycholoog. Het college dient zich vervolgens ervan te vergewissen dat de problemen en stoornissen op een juiste wijze zijn vastgesteld. Daarbij kan het college niet afgaan op wat ouders stellen. Evenmin zal het college enkel kunnen afgaan op informatie die het ingewonnen heeft bij de instelling waarin de jeugdige onder behandeling staat; een door een deskundige vastgestelde diagnose is vereist. Als nog geen rapportage over de jeugdige beschikbaar is, zal het college zelf een deskundige dienen in te schakelen om te onderzoeken welke problemen in een concreet geval spelen. Het kan zijn dat die deskundigheid in het wijkteam is, al dan niet via inhuur van een externe organisatie. In elk geval zal het ondersteuningsplan inzichtelijk moeten maken welke problemen en stoornissen er bij de jeugdige zijn en op basis van welke deskundigheid tot die conclusie gekomen wordt.
In artikel 2.14 Jeugdwet is in dat verband bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de beschikbare deskundigheid voor de toeleiding, advisering en bepaling van de aangewezen voorziening en de uitvoering van de taken zoals in dat artikel genoemd. Artikel 2.14 Jeugdwet is uitgewerkt in artikel 2.1 Besluit Jeugdwet. Daarin is bepaald dat het college zorg draagt voor de beschikbaarheid van relevante deskundigheid met betrekking tot opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, opvoedingssituaties waardoor jeugdigen mogelijk in hun ontwikkeling worden bedreigd, taal- en leerproblemen, somatische aandoeningen, lichamelijke of verstandelijke beperkingen, en kindermishandeling en huiselijk geweld.