Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Opvallend is dat in de Jeugdwet niet, zoals in wetten als de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Wet langdurige zorg, gebruik is gemaakt van het begrip gebruikelijke hulp. De wetgever gebruikt in plaats daarvan “eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen”. Het begrip gebruikelijke hulp komt in de parlementaire geschiedenis van de Jeugdwet niet voor. In de gemeentelijke praktijk wordt echter in beleid en via regelgeving wel gebruikgemaakt van gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp ter bepaling van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen. De gedachte daarbij is dat van ouders in ieder geval mag worden verwacht dat zij de gebruikelijke hulp aan hun kind kunnen verlenen. De overheid komt pas in beeld als ouders meer dan gebruikelijke, dus bovengebruikelijke hulp verlenen. Dan wordt gekeken of het redelijk is dat de overheid bijspringt.

De Centrale Raad van Beroep heeft zich over de toelaatbaarheid van dat onderscheid in de uitspraak Steenwijkerland I, kort, uitgelaten: als het college een onderscheid wil maken tussen gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp, moet het wel inzichtelijk maken aan de hand van welke maatstaven wordt bepaald of hulp gebruikelijk of bovengebruikelijk is.CRvB 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477. De Centrale Raad van Beroep lijkt dus de begrippen op zichzelf inpasbaar te achten in het wettelijke stelsel.

Om te onderscheiden wat gebruikelijk en wat bovengebruikelijk is, verwijzen gemeentebesturen in beleidsregels vaak naar de CIZ-indicatiewijzers. Daarin wordt onderscheiden tussen gebruikelijke hulp, waarvoor geen voorziening wordt toegekend, en bovengebruikelijke hulp, waarvoor wel een voorziening wordt toegekend. Het is van belang om daarbij te constateren dat het CIZ verschillende indicatiewijzers uitbrengt en uitgebracht heeft. Er is bijvoorbeeld de CIZ-indicatiewijzer 2014, waarnaar vaak verwezen wordt. Deze indicatiewijzer heeft betrekking op de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, die inmiddels niet meer van kracht is. Daarbij gaat het met name over specifieke richtlijnen ten aanzien van de gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel. De richtlijn onderscheidt vier leeftijdscategorieën: 0 tot 3, 3 tot 5, 5 tot 12 en 12 tot 18 jaar en maakt duidelijk welke zorg voor kinderen uit een van deze categorieën als gebruikelijk kan worden aangemerkt. Voor persoonlijke verzorging wordt in de gemeentelijke regels vaak gebruik gemaakt van een bijlage bij de CIZ-indicatiewijzer, waarin is vermeld wat de gemiddelde tijd is die wordt besteed aan handelingen zoals wassen, in en uit bed gaan, eten en drinken, sondevoeding enzovoort. Ook voor begeleiding kent de indicatiewijzer richtlijnen.

In de rechtspraak wordt over het algemeen het onderscheid tussen gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp acceptabel geacht. Wel moet telkens per geval worden beoordeeld of ook in deze situatie jeugdhulp nodig is. Verder moet niet alleen worden onderzocht of, en in hoeverre, de jeugdige de hulp nodig heeft, maar ook of de door de omgeving geleverde en te leveren hulp toereikend is.Rb. Gelderland 4 juli 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3439. Bovendien wordt van het college verwacht dat het in het besluit concreet en inzichtelijk motiveert waarom sprake is van gebruikelijke hulp door de ouders aan de jeugdige, onder verwijzing naar de richtlijnen over gebruikelijke zorg voor kinderen in de leeftijdscategorie.Rb. Zeeland-West-Brabant 28 november 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:7756.

Voor de rechtspraak staat centraal of het besluit berust op een deugdelijke en kenbare motivering, in die zin dat daaruit blijkt aan welke criteria is getoetst bij de beoordeling van het bezwaar, en of in dat besluit inzichtelijk is uiteengezet dat en waarom de door de jeugdige of zijn ouders gevraagde zorg bestaat uit normale door de ouders te verlenen zorg, en niet uit zorg die de gebruikelijke door ouders te verlenen zorg overstijgt.Rb. Den Haag 13 februari 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:1274.

Overigens is het niet per definitie zo dat het college een voorziening op het gebied van jeugdhulp treft als sprake is van bovengebruikelijke hulp. Ook in dat geval zal het college bezien of het deze ouders met dit netwerk lukt om zelf in die hulp te voorzien. Het tegenovergestelde zal ook gelden: als sprake is van gebruikelijke hulp betekent dat niet per definitie dat ouders met behulp van hun sociaal netwerk zelf in de hulp moeten voorzien. Het college zal dan toch moeten beoordelen of het deze ouders met dit netwerk lukt om zelf voor deze jeugdige in de (gebruikelijke) hulp te voorzien. In beide gevallen geldt dus dat het college maatwerk moet toepassen. In de rechtspraak wordt dit niet altijd gevolgd.Rb. Gelderland 4 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:21 bijvoorbeeld. Daarin wordt overwogen dat in beginsel geen voorziening op grond van de Jeugdwet hoeft te worden toegekend als sprake is van de gebruikelijke ouder-kindzorg. Als het gaat om afwijkende of daarboven uitstijgende zorg zal het college zich de vraag mogen stellen of voor die zorg een voorziening moet worden toegekend. Deze overweging laat minder ruimte voor het nodige maatwerk. Als sprake is van een gebruikelijke ouder-kindzorg zal er toch aanleiding kunnen zijn om een voorziening toe te kennen als uit onderzoek blijkt dat deze ouders de gebruikelijke ouder-kindzorg niet kunnen verlenen.