Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

De laatste stap in het proces dat de Centrale Raad van Beroep in Steenwijkerland I heeft beschreven is de vaststelling van de voorziening voor jeugdhulp. De voorziening moet worden getroffen voor zover de eigen kracht niet toereikend is om in de totale behoefte aan jeugdhulp te voorzien. Die voorziening kan dan worden geboden in de vorm van hulp in natura. Dat is de hulp die door een aanbieder van jeugdhulp wordt geboden aan de jeugdige of zijn ouders. De jeugdhulpaanbieder heeft daartoe een overeenkomst gesloten met de gemeente. Ook kan de voorziening worden geboden als hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget. Met dat persoonsgebonden budget zijn de jeugdige of zijn ouders in staat om de hulp die tot de voorziening behoort van derden te betrekken. Voor de toekenning van een persoonsgebonden budget gelden voorwaarden die hierna nog worden besproken.

De vaststelling van de te treffen voorziening is te zien als een aftreksom: in stap 3 is de totaal benodigde hulp naar aard en omvang vastgesteld, in stap 4 zijn de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van ouders beoordeeld. In stap 5, de vaststelling van de voorziening, zal het college bepalen welke behoefte aan hulp resteert nadat de eigen mogelijkheden in mindering zijn gebracht op de in stap 3 bepaalde totaal naar aard en omvang benodigde hulp. Als nog behoefte aan hulp resteert en in die hulp kan niet worden voorzien door een overige voorziening of een andere voorziening, zal het college een individuele voorziening moeten treffen.

In de rechtspraak is de vraag beantwoord of de door het college in stap 5 te verstrekken voorziening moet worden uitgedrukt in uren, of de voorziening kan worden uitgedrukt in een resultaat. Uit de lagere rechtspraak op dit gebied zou kunnen worden afgeleid dat een resultaatsgerichte indicatie mogelijk is.Rb. Rotterdam 8 maart 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:1893 en Rb. Amsterdam 24 juni 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:7132. Uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, weliswaar in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning gedaan, mag echter worden afgeleid dat een resultaatgericht indiceren niet mogelijk is. Naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep komt een dergelijke indicatie in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, en daarom is resultaatgerichte indicatie niet toegestaan. De verwijzing naar een ondersteuningsplan, waarin is vermeld met welke frequentie de begeleiding zou plaatsvinden maakt dat volgens de Centrale Raad van Beroep niet anders, omdat de betrokkene daarmee nog niet weet waarop hij recht heeft, zeker niet nu de uiteindelijke begeleiding in die situatie nader wordt bepaald door de aanbieder van de begeleiding.CRvB 26 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1381. Deze uitspraak zal ook betekenis hebben voor de Jeugdwet. Resultaatsgericht indiceren is ook in de Jeugdwet in strijd met het beginsel van rechtszekerheid.

Schematisch gezien is het totale proces dat de Centrale Raad van Beroep in zijn uitspraak Steenwijkerland I laat zien als volgt weer te geven.

Het is goed om telkens als zich een vraagpunt voordoet, eerst te bedenken in welke stap in het proces de vraag moet worden beantwoord.