Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

7 adviezen over GGZ in de wijk

Tijdens de Kennismarkt Zorg en Welzijn in de wijk lichtte hoogleraar Philippe Delespaul toe waarom de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) ‘de wijk in moet’. Niet alleen omdat de omgeving van mensen belangrijk is voor herstel: diezelfde omgeving kan volgens Delespaul namelijk ook fungeren als een gelijkwaardig alternatief voor de professionele GGZ. Hoe zit dat? Hieronder volgen zeven belangrijke adviezen uit zijn lezing.

2 januari 2023

Tarwewijk in Rotterdam. Foto: Ruben Hanssen

1. ‘De geestelijke gezondheidszorg hoort ook thuis in de wijk’

Hoogleraar Innovatie in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Philippe Delespaul is ervan overtuigd dat de GGZ ‘de wijk in moet’. Maar daarbij stuit hij op weerstand. ‘De GGZ begeeft zich dan op het terrein van wijkteams en gemeenten. Ietwat gechargeerd zeggen zij tegen ons: ‘fix’ de hoofden van mensen, wij houden ons wel bezig met het maatschappelijke.’ Volgens Delespaul bestaat er bij sociale wijkteams, maar ook bij ervaringsdeskundigen, de angst dat zodra de GGZ ‘de wijk in gaat’, de GGZ-professionals alle problematiek gaan medicaliseren.

Maar dat de GGZ uitsluitend medicaliseert is in de ogen van de hoogleraar een misverstand. ‘Psychologen hebben bijvoorbeeld ook veel kennis over wat mensen drijft, en dat heeft dan weer te maken met wat er in hun dagelijks leven en in hun omgeving speelt’, vertelt Delespaul. ‘Wanneer GGZ-professionals in een ivoren toren zitten, zullen zij inderdaad specialistisch te werk gaan, en dus medicaliseren. Maar zodra zij in de wijk opereren zijn ze genoodzaakt om samen te werken met alle betrokken partijen, zoals de wijkteams. Dan wordt het perspectief niet de ziekte, maar het dagelijkse functioneren.’

2. ‘We zijn allemaal ervaringsdeskundigen’

Volgens het Trimbos-instituut heeft bijna de helft (48 procent) van de volwassen Nederlanders (18 – 75 jaar) ooit in zijn of haar leven één of meerdere psychische aandoeningen gehad. (1) Recentelijk liet ditzelfde instituut weten dat 26 procent van deze bevolkingsgroep de afgelopen twaalf maanden een psychische aandoening had. ‘De leefomgeving van deze mensen staat niet los van hen’, zo vult Delespaul aan. ‘Het psychisch lijden beïnvloedt ook familie en vrienden, die, waar mogelijk, steun kunnen bieden.’ In deze dagelijkse omgang zijn we inderdaad allemaal ervaringsdeskundigen.

Het verzachten of wegnemen van psychisch leed wordt nog altijd gezien als een exclusieve taak van de professionele GGZ. ‘Terwijl bijvoorbeeld de familie van patiënten vaak heel weerbaar is. De hulpverlening zou zich ook meer op deze kracht moeten richten, mits deze betrokkenen ook steun en rechten krijgen van de overheid en de zorgprofessionals’, aldus Delespaul.

3. ‘De wandelclub is even belangrijk als de psychotherapeut’

Al jaren kent de GGZ enorm lange wachtlijsten. (2) Het is dan ook niet verwonderlijk dat zorgverleners in de GGZ, om de tijd te overbruggen, hun patiënten alternatieven aanbieden. Mensen worden gestimuleerd om bijvoorbeeld actief te worden bij hobbyclubs of sportverenigingen, want dat zou misschien helpen tegen eenzaamheid of depressieve stemmingen. Maar in de ogen van Delespaul worden dergelijke alternatieven onterecht aangeboden als een soort surrogaat voor professionele psychotherapie. ‘Er ontstaat een kunstmatig onderscheid tussen iets wat mogelijk kan werken – een wandelclub of voetbalvereniging – en psychotherapie of medicatie, dat zogenaamd altijd een oplossing is voor mentale problematiek. Maar psychotherapie zal niet steeds leiden tot psychisch herstel, en een wandelclub kan net zo goed een geschikte remedie zijn.’ Door de oplossingen van de professionele GGZ te bestempelen als een soort panacee voor psychisch lijden, en sociale activiteiten als iets ‘dat je altijd kunt proberen’, wordt er niet alleen afbreuk gedaan aan de helende werking van bijvoorbeeld een wandelclub, maar worden er ook valse verwachtingen van de GGZ gecreëerd. Of zoals Delespaul eerder stelde: ‘niets in de GGZ is de moeite waard om maanden op te wachten’.

4. ‘Je reis – het dagelijks leven – is belangrijker dan de bestemming’

Het is eigenlijk een oud gezegde uit de cliënten- en herstelbeweging: je blindstaren op het einddoel herstel verhindert soms volledig herstel. Mentaal herstel zijn we even lineair gaan benaderen als genezing, alsof het een wondje is dat langzaam verdwijnt. Maar volgens Delespaul moeten we psychisch leed zo niet te lijf gaan. ‘De manier om te herstellen, is om je bezig te houden met het dagelijks leven. Dat houdt simpelweg in: leuke dingen doen. Bij het herstelproces hoort nu eenmaal het opdoen van ervaringen. Op die manier bereik je meer dan je enkel te focussen op het eindpunt. Het eindpunt kunnen we namelijk niet voorspellen.’ Delespaul gebruikt die reis als een soort metafoor, want ‘als het enkel en alleen draait om de bestemming, waarom zouden we dan überhaupt een wandeling maken?’

5. ‘We zetten alle kaarten op het zorgsysteem, maar vergeten daardoor de samenhang van de maatschappij en het individu’

Somatische zorg en geestelijke gezondheidszorg moeten niet op één hoop worden gegooid. Bij een somatische aandoening is een aanpak vaak eenduidiger en is het aantal alternatieve ingrepen beperkt. Maar bij psychische aandoeningen, zoals een depressie of angststoornis, is de bandbreedte van wat mogelijk helpt aanzienlijk groter. En toch zetten we vooral in op wat Delespaul ‘tovermiddelen’ noemt, zoals psychotherapie of antidepressiva. ‘Zodra die middelen of behandelingen niet werken, houden we binnen de GGZ onze handen op de rug, alsof dat het enige is wat we kunnen doen. Maar dat is veel te kortzichtig. Bovendien worden personen die lijden nodeloos wanhopig, wat uiteindelijk tot nog meer schade leidt. Het is onze verantwoordelijkheid om dat wat kán bijdragen toe te voegen aan onze gereedschapskist.’

6. ‘Het Integraal Zorgakkoord is geen stelselwijziging, maar het wijzigt het stelsel’

Momenteel is de Zorgverzekeringswet (Zvw) een schadelastverzekering. Een polishouder is ziek en heeft zorg nodig, maakt daardoor ziektekosten, en de zorgverzekeraar vergoedt deze kosten. Het oogmerk is, kortom, ziekteherstel. Het Integraal Zorgakkoord (IZA) brengt daar verandering in. ‘De Zvw moet zich door het IZA niet meer toeleggen op ziekteherstel, maar op gezondheid. In de toekomst kan dat leiden tot situaties die we nu al in België zien. Daar geven zorgverzekeraars korting op de aanschafprijs van fietsen, of maken zij vakanties voor kinderen mogelijk. De zorgverzekeraar gebruikt dan haar middelen om te werken aan leefstijlpreventie.’ Dat is volgens Delespaul een fundamenteel verschil met het huidige bekostigingssysteem, waarin de zorgverzekeraar enkel curatieve zorg vergoedt die evidence-based is.

7. ‘De stratificatie van de GGZ houdt niet rekening met de werkelijke netwerken van mensen’

Wanneer je vasthoudt aan het uitgangspunt dat de GGZ zich beperkt tot het ‘fixen’ van zieke hoofden, is een leeftijdsstratificatie geen enkel probleem. De psychiater of psychotherapeut stuurt de rekening enkel naar een andere financier. Maar de werkelijkheid is anders. ‘Je kunt mensen namelijk niet helpen zonder rekening te houden met de omgeving waarin zij functioneren. Denk aan familie, school, buurt en sociaal netwerk.’ Door de zorg voor mensen te stratificeren, bemoeilijk je zorg in een betekenisvolle context, zo stelt Delespaul. De netwerken van kinderen zijn verschillend van die van de volwassenen of ouderen. ‘Mensen leven in gelaagde netwerken van netwerken, waarvan de grenzen en onderlinge verbindingen diffuus zijn. GGZ-instellingen klagen vaak over het feit dat ze met zoveel verschillende partijen moeten onderhandelen. Dat is in het hedendaagse stelsel zonder meer een reële complexiteit, maar wel een complexiteit voor organisaties. Individuen hebben hier logischerwijs geen boodschap aan. Een jongere die 18 jaar wordt, kan nog steeds naar dezelfde school gaan en nog steeds in dezelfde wijk wonen. De overgang ‘van 18-min naar 18-plus’ is voor deze tiener geen probleem, maar wel voor het systeem.’

Daarom is het volgens Delespaul zo belangrijk dat de GGZ ‘de wijk in gaat’, want dan komen GGZ-professionals ook wijkverpleegkundigen, huisartsen, sociaal werkers, wijkagenten, vrijwilligers bij jeugdverenigingen en schoolmedewerkers tegen. De contacten zijn persoonlijk en de oplossingen sluiten aan bij concrete vragen van mensen, waarbij samenwerking voor creativiteit zorgt. Samenwerkingsproblemen tussen organisaties gaan vaak om theoretische problemen en de uitzonderingen. Ze verlammen de oplossingen. ‘Mensen leven allemaal in netwerken van netwerken. Dat is fuzzy, maar wanneer GGZ-professionals, en niet de organisaties, de wijk in gaan, doen we meer recht aan de werkelijkheid. En uiteindelijk is dat het gene wat mensen écht verder helpt.’

  1. Bron: https://www.trimbos.nl/kennis/cijfers/psychische-gezondheid-GGZ/

  2. Bron: https://nos.nl/artikel/2454284-lange-wachtlijsten-voor-psychologen-veelkoppig-monster

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.