Angst, boosheid en wantrouwen – wat is er aan de hand? Het viraal gaan van het lied “Nee, nee, nee tegen een AZC” laat zien dat de weerstand die in veel dorpen en steden leeft, niet zomaar een kwestie is van “niet in mijn achtertuin”. Achter de roep om “geen AZC” schuilen dieperliggende zorgen over identiteit, veiligheid en rechtvaardigheid. Wat je er ook van vindt, het lied verwoordt de emotie die bij veel mensen leeft zodra er sprake is van een nieuw asielzoekerscentrum. Mensen maken zich zorgen over in ieder geval drie thema’s.

1. Zorgen over de beheersbaarheid van de instroom
Met de huidige instroom van circa 1.000 asielzoekers per week en het jarenlang verwaarloosde asielbeleid is het op dit moment nauwelijks haalbaar om opvang écht goed en kleinschalig te organiseren. Locaties zijn schaars, personeelstekorten groot en gemeenten worstelen met de integratieopgave. Veel inwoners hebben weinig vertrouwen dat de opvang goed geregeld is, dat alle bewoners daadwerkelijk recht hebben op verblijf, dat de veiligheid in de gemeente kan worden gegarandeerd en dat asielzoekers willen integreren.
Waar vroeger het beeld overheerste van kwetsbare oorlogsvluchtelingen die bescherming zochten, leeft er onder velen nu ook het beeld van jonge mannen die overlast veroorzaken, niet integreren en voorrang krijgen op de woningmarkt. Veel mensen willen hierdoor helemaal geen spreiding, ze willen überhaupt geen opvang in hun gemeente.
Zolang de instroom hoog blijft en de opvangketen overbelast is, zullen gemeenten tegen een muur van weerstand aanlopen. Er is landelijke én Europese regie nodig om rust te brengen: door instroombeperking, duidelijke selectie op oorlogsvluchtelingen, striktere handhaving op illegale asielzoekers en een beter werkende doorstroom naar huisvesting en integratie. Pas als de druk op de keten afneemt en de beeldvorming rondom asielzoekers verandert, ontstaat er weer ruimte voor draagvlak aan de basis. Allereerst een enorme opgave voor onze overheid en de EU.
2. Cultuur, geloof en verandering
Er zijn inwoners die hun gevoelens over nieuwe vluchtelingen aan bredere ervaringen van verandering in hun omgeving koppelen. Een groot deel van de weerstand tegen asielopvang komt voort uit zorgen over cultuur, geloof en identiteit. Er is wantrouwen richting de islam en de overtuiging dat bepaalde waarden, over de positie van de vrouw, opvoeding en vrijheid, niet passen bij hoe er in Nederland wordt samengeleefd. Veel mensen ervaren daadwerkelijk dat de samenleving is veranderd, dat het gevoel van veiligheid en vertrouwdheid is afgenomen. Dat gevoel van verlies en vervreemding is menselijk. Wie echter de oorzaak alleen bij asielzoekers zoekt en zich uitspreekt, wordt al snel weggezet als racist of populist. Deze framing kan mensen juist nóg meer het gevoel geven dat ze niet worden begrepen. Daarbovenop komt frustratie over verhalen over overlast, misdragingen en trage integratie. Verhalen die via sociale media en algoritmes extra zichtbaar worden en de onrust verder voeden. Zo ontstaat een gevoel dat Nederland verandert en dat de overheid dat niet onder controle heeft. Wanneer dat gevoel niet wordt erkend, wordt het gemakkelijk geprojecteerd op nieuwe groepen die arriveren.
3. Het woningtekort versterkt het gevoel van ongelijkheid
Veel mensen wachten al jaren op een huis en kunnen moeilijk verkroppen dat statushouders voorrang krijgen bij de verdeling van sociale huurwoningen. Onduidelijke uitleg over percentages en tegenstrijdige berichten in de media over hoe woningen worden toegewezen, versterken de argwaan.
Gemeenten moeten schaarse woningen verdelen over meerdere urgente doelgroepen. Van de beperkte voorraad die overblijft, gaat vervolgens een deel naar statushouders. Dat voelt voor veel inwoners oneerlijk. Vooral de vergelijking tussen de Nederlandse achttienjarige die zich dan pas kan inschrijven, en de statushouder van achttien die direct een woning krijgt toegewezen maakt boos. Daar komt bij dat gezinswoningen soms worden toegewezen aan alleenstaanden, terwijl lokale gezinnen blijven wachten. Ook al zou het woningtekort blijven bestaan zonder asielzoekers, het voedt het gevoel van ongelijkheid en onrecht.
Bovenstaande zorgen, hetzij terecht of ingegeven door beeldvorming, zijn écht. En zolang ze niet benoemd én erkend worden, blijven ze groeien. Hoe ingewikkeld en beladen de situatie momenteel ook is, gemeenten hebben een taak uit te voeren en daar is draagvlak voor nodig. Gemeenten die draagvlak willen creëren, moeten deze zorgen dan ook niet wegwuiven, maar erkennen dat ze voortkomen uit echte ervaringen en emoties. Alleen dan kan het gesprek weer open.
1. Luister, (h)erken en begrijp wat er leeft
Het draagvlak is op veel plekken inmiddels zo fragiel dat er nauwelijks nog ruimte is om met elkaar te praten. Zodra het woord AZC valt, staan de standpunten vast en zijn mensen vaak niet meer ontvankelijk voor uitleg of verhalen. De sleutel ligt dan in échte gesprekken. Gemeenten doen dit al veel, maar als het onvoldoende werkt, kan onderstaand advies helpen de gesprekken nog effectiever te maken.
Draagvlak begint met erkenning. Om verbinding te maken moeten zorgen niet worden weggezet als racisme of populisme. Achter boosheid schuilen vaak angst, onvrede en een gevoel van verlies. Mensen hebben recht op die emoties. Luisteren betekent serieus nemen wat er leeft.
Maar erkenning alleen is niet genoeg. Draagvlak ontstaat pas echt wanneer inwoners ook herkenning ervaren: het gevoel dat hun zorgen niet alleen gehoord, maar ook begrepen worden. En juist daar wringt het vaak. Veel gemeenten gaan oprecht het gesprek aan, luisteren echt en veroordelen niet, maar toch ontstaat er geen vertrouwen. Dat komt doordat gemeenten vanuit hun rol terughoudend moeten zijn. Ambtenaren kunnen niet zeggen dat ze dezelfde angsten hebben, of dat ze zich ook zorgen maken om hun eigen kinderen. Neutraliteit hoort bij de functie, maar het maakt gesprekken snel formeel, waardoor inwoners geen herkenning voelen.
Toch kunnen gemeenten wél menselijker worden zonder hun rol te verliezen. Door te laten zien dat ook zij worstelen met deze opgave. Dat ze niet tegenover inwoners staan, maar onderdeel zijn van dezelfde samenleving, met de verantwoordelijkheid om het goed te willen doen. Kwetsbaarheid tonen, binnen professionele grenzen, maakt het gesprek opener en gelijkwaardiger.
De vorm helpt daarbij. Niet in zaaltjes met microfoons en presentaties, In gesprekken, bijvoorbeeld met aangedragen vertegenwoordigers, waarin iemand oprecht vraagt: Waar bent u precies bang voor? En dan luistert zonder oordeel. Echte verbinding ontstaat wanneer bestuurders en ambtenaren niet proberen te overtuigen, maar proberen te begrijpen.
Pas dan ontstaat de ruimte om zorgen weg te nemen of informatie te delen.
2. Breng nuance in de beeldvorming
In tijden van polarisatie winnen beeldvorming en gevoel het vaak van werkelijkheid. Beeldvorming over “groepen jonge mannen op fatbikes” voedt angst, terwijl cijfers een meer genuanceerd beeld laten zien. Gemeenten kunnen helpen door feiten begrijpelijk te delen en ze in context te plaatsen. Dat brengt inzicht en kan rust geven. Tegelijkertijd is het belangrijk om ook de zorgwekkende cijfers niet te verzwijgen. Incidenten rondom overlast of criminaliteit krijgen veel aandacht, en dat heeft invloed op het vertrouwen van inwoners. Gemeenten moeten uitleggen wat zij lokaal tegen problemen kunnen doen of inwoners uitnodigen mee te denken over oplossingen. Bijvoorbeeld: bewoners die overlast veroorzaken kunnen intensieve begeleiding krijgen of terreinbeperkingen opgelegd krijgen. Ook kan extra handhaving of verlichting worden ingezet langs routes waar onveiligheidsgevoelens spelen – als dit binnen de wettelijke kaders van de gemeente past. Beloof geen dingen die je niet waar kan maken.
Daarnaast lig er een hele grote taak voor de landelijke overheid om de stem van de asielzoekers te versterken. Veel inwoners hebben nu een beperkt beeld van de mensen om wie het gaat. De verhalen die het nieuws halen, gaan vaak over incidenten, waardoor een vertekend beeld ontstaat van de groep als geheel. En voorbij wordt gegaan aan individuen met eigen verhalen, talenten en dromen. Door ook de asielzoekers zichtbaar te maken die hier willen integreren en iets willen opbouwen, kan het heersende beeld worden verzacht. Om dit te kunnen bewerkstelligen kan het Rijk samenwerken met gemeenten, lokale partners en media om de zichtbaarheid en stem van asielzoekers te versterken.
Door open te communiceren over wie er komt, hoeveel mensen worden opgevangen en hoe de begeleiding is geregeld, kunnen gemeenten vertrouwen opbouwen. Het helpt om inwoners de kans te geven kennis te maken: via open dagen, gezamenlijke activiteiten of ontmoetingen met asielzoekers die hun verhaal willen delen. Dit uiteraard met goede voorbereiding, begeleiding en nazorg. Zulke persoonlijke ontmoetingen kunnen meer bijdragen aan wederzijds begrip dan een beleidsnota of presentatie ooit kan.
Ook bestuurders en wethouders spelen hierin een belangrijke rol. Door zelf zichtbaar te zijn, aanwezig te zijn bij bijeenkomsten en actief in gesprek te gaan met inwoners, kunnen zij laten zien dat de gemeente niet op afstand staat en oplegt, maar midden in de samenleving staat en meedenkt.
Veel gemeenten doen dit al, maar de praktijk blijft weerbarstig. De weerstand is op veel plekken zo diepgeworteld dat zelfs goede communicatie niet altijd direct effect heeft. Dat betekent echter niet dat het zinloos is. In een klimaat waarin wantrouwen groot is, helpt elke stap richting transparantie, menselijkheid en contact. Door te blijven leren van wat werkt en ervaringen uit te wisselen, kunnen gemeenten stap voor stap beweging krijgen en het vertrouwen op de lange termijn herstellen.
3. Betrek inwoners vroeg, oprecht en blijvend
Wanneer inwoners het gevoel hebben dat alles hen overkomt, stijgt weerstand enorm. Als mensen wél invloed ervaren, daalt die weerstand. Zelfs als de uitkomst hetzelfde blijft. Betrek inwoners daarom zo vroeg mogelijk. Laat inwoner meedenken én koppel terug wat ermee gebeurt. Dit creëert het gevoel: “de opvang en het succes ervan bepalen we samen.”
Uit onderzoek van het EenVandaag Opiniepanel (december 2024) blijkt dat omwonenden die invloed hadden op de komst of inrichting van een AZC veel positiever zijn over opvang (71%) dan omwonenden zonder invloed (10%). Dit laat zien dat draagvlak niet onmogelijk is, mits de condities kloppen. Daarbij spelen schaal, locatie en tijdelijkheid een grote rol. Het helpt wanneer inwoners begrijpen dat opvang bedoeld is om de keten tijdelijk te ontlasten, terwijl tegelijk op nationaal en Europees niveau gewerkt wordt aan structurele oplossingen. Dat perspectief kan geruststelling bieden, ook al kan het op dit moment nog niet hard worden gegarandeerd. De beweging die nodig is, gaat van weerstand naar voorwaardelijke bereidheid, dus onder welke voorwaarden inwoners de opvang kunnen accepteren.
Denk goed na over het moment waarop je inwoners betrekt. Vroeg betrekken geeft meer ruimte voor invloed, maar ook meer onzekerheid over de uitkomst. Later betrekken zorgt voor meer duidelijkheid, maar laat minder ruimte voor echte inspraak. Iedere gemeente zal hierin bewust een keuze moeten maken en die ook eerlijk moeten uitleggen aan inwoners.
De locatiekeuze is vaak de grootste bron van weerstand. Eerdere opvangervaringen kunnen zowel draagvlak geven als extra weerstand oproepen, omdat inwoners het gevoel kunnen hebben dat zij “al aan de beurt zijn geweest”. Maak daarom per wijk een eerlijke afweging van wat haalbaar is. Vermijd in elk geval locaties direct naast scholen of kinderopvang, omdat dit vrijwel altijd extra zorgen oproept.
Betrek zowel voor- als tegenstanders. Juist inwoners die zich aanvankelijk fel uitspreken tegen een AZC kunnen, wanneer ze zich gehoord voelen, een waardevolle rol spelen in het contact met andere buurtbewoners. Hun stem weegt zwaarder dan die van de gemeente, juist omdat zij dezelfde zorgen en belevingswereld kennen.
Ook na het besluit moet de verbinding blijven bestaan. Laat inwoners kennismaken met personeel en bewoners van het AZC, creëer een vast aanspreekpunt en zorg dat vragen en zorgen snel en persoonlijk worden opgepakt. Geef ruimte aan buurtinitiatieven die ontmoeting stimuleren: gezamenlijke projecten, sportdagen of vrijwilligerswerk. Wanneer mensen elkaar leren kennen, verdwijnt veel spanning vanzelf.
Wees daarnaast eerlijk over de realiteit: over de taakstelling, de druk op de woningmarkt en de moeilijke keuzes die gemeenten moeten maken. Leg uit hoeveel statushouders gehuisvest moeten worden, wat dat betekent voor de buurt en wat de gemeente doet om óók voor eigen inwoners perspectief te houden. Voor wie al jaren wacht op een woning, voelt elke toegewezen woning aan een ander als één te veel.
4. Laat zien wat opvang de wijk kan opleveren
Uiteindelijk helpt het wanneer gemeenten laten zien dat opvang óók iets kan opleveren voor de buurt. Tijdens de Oekraïne-opvang bleek hoe leegstaande gebouwen nieuw leven kregen, voorzieningen verbeterden en inwoners spontaan vrijwilligerswerk gingen doen. Het bracht mensen dichter bij elkaar. Door te investeren in veiligheid, ontmoeting en lokale initiatieven kan een AZC niet alleen iets vragen van een buurt, maar ook iets teruggeven.
5. Accepteer dat weerstand nooit volledig verdwijnt
Wat gemeenten ook doen, er zullen altijd inwoners blijven die onvrede ervaren of van mening blijven verschillen. Dat is de realiteit in een tijd van grote emoties en laag vertrouwen. Belangrijk is dat gemeenten blijven luisteren, eerlijk blijven over wat wél en niet kan, en hun taak uitvoeren met respect voor alle betrokkenen.
Geschreven door Lisanne Spoor: senior adviseur en projectleider Sociaal Domein & Asielopvang bij TransitiePartners. TransitiePartners ondersteunt gemeenten in verandertrajecten en adviesopdrachten binnen het Sociaal Domein. Lisanne Spoor ondersteunt gemeenten bij vraagstukken rondom opvang, draagvlak en uitvoering.
