Uit een recente conclusie van A-G Wattel volgt dat de bezitseis mogelijk een te strikte invulling vormt van de winstbestemmingseis. Het enkele feit dat er (ook) private aandeelhouders zijn, hoeft de toepassing van de Vpb-zorgvrijstelling niet te blokkeren. Daarmee sluit de A-G zich aan bij de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof, en plaatst hij kanttekeningen bij de huidige uitleg van de vrijstelling in het Vpb-zorgbesluit.
Een zorgorganisatie is in de regel belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Een zorgorganisatie kan een beroep doen op een vrijstelling van vennootschapsbelasting (de zgn. Vpb-zorgvrijstelling) indien zij aan de volgende voorwaarden voldoet:
de organisatie verricht uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (lees: 90% of meer) zorgwerkzaamheden (de zgn. werkzaamhedeneis); en
de organisatie kan, als zij winst behaalt, deze winst zowel statutair als feitelijk uitsluitend aanwenden ten behoeve van een kwalificerende zorgorganisatie of van het algemeen maatschappelijk belang (de zgn. winstbestemmingseis).
De invulling van deze voorwaarden is uitgewerkt in een beleidsbesluit van de staatssecretaris van Financiën (het zgn. Vpb-zorgbesluit).
Zorgorganisaties die worden gedreven in de vorm van een besloten vennootschap (een B.V.) of een coöperatie voldoen volgens het Vpb-zorgbesluit alleen aan de winstbestemmingseis indien álle aandelen of lidmaatschapsrechten juridisch en economisch worden gehouden door kwalificerende aandeelhouders. Kwalificerende aandeelhouders zijn: (i) lichamen van publiekrechtelijke aard, (ii) stichtingen die tevens de Vpb-zorgvrijstelling toepassen, (iii) algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s), (iv) zgn. topstichtingen of (v) zgn. tussenhoudsters.
Door deze strikte invulling van de winstbestemmingseis in het Vpb-zorgbesluit kunnen zorgorganisaties met private aandeelhouders in de praktijk vaak geen beroep doen op de Vpb-zorgvrijstelling.
Uit een lopende procedure volgt dat zowel de rechtbank als het gerechtshof menen dat de bezitseis mogelijk een té strikte invulling van de winstbestemmingseis is. In zijn conclusie van 22 augustus 2025 (gepubliceerd op 19 september 2025) sluit de Advocaat-Generaal (A-G) zich hierbij aan.
De A-G benadrukt dat de winstbestemmingseis, samen met de werkzaamhedeneis, de kern vormt van de Vpb-zorgvrijstelling. Volgens hem rechtvaardigt die winstbestemmingseis echter geen afzonderlijke bezitseis. Het criterium is volgens de A-G dat, op basis van de statuten en de feiten, de winst in een bepaald jaar alleen kan worden aangewend ten behoeve van kwalificerende aandeelhouders – waarbij het feit dat de statuten in de toekomst kunnen worden gewijzigd niet relevant is. Het enkele feit dat er (ook) niet-kwalificerende (lees: private) aandeelhouders zijn, hoeft de toepassing van de Vpb-zorgvrijstelling aldus niet te blokkeren.
Indien de Hoge Raad deze conclusie van de A-G volgt, kan dit de deur openen voor zorgorganisaties met private aandeelhouders om tóch een beroep te doen op de Vpb-zorgvrijstelling. Het is wel van belang dat de statuten en de governance van de zorgorganisatie borgen dat winsten niet naar de private aandeelhouders kunnen vloeien – en dat dit ook in de praktijk wordt nageleefd.
Voor zorgorganisaties die de vrijstelling nu niet toepassen vanwege hun aandeelhoudersstructuur, is het raadzaam de Vpb-positie opnieuw te beoordelen en na te gaan of bezwaar tegen de ingediende en nog in te dienen Vpb-aangiften mogelijk is om rechten veilig te stellen.
Bron: Holla legal & tax