Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Ontwikkelingen in de jeugdhulp in 2016

Kinderen met problemen hebben hulp en steun nodig. Daar moeten hun ouders voor zorgen. Als het ouders alleen niet lukt, moeten hulpverleners die door de overheid worden geregeld en betaald hierbij helpen. Zo staat het in het Kinderrechtenverdrag. In dit verdrag staan de afspraken die alle landen van dewereld met elkaar gemaakt hebben over de rechten van kinderen. Die afspraken gelden ook voor Nederland. Dit betekent dat Nederland zich moet houden aan wat er in het verdrag staat.

8 november 2016

Als kinderen geen goede hulp krijgen, worden hun problemen vaak erger. Kinderen kunnen hiervan zoveel last krijgen dat het moeilijk is om goed op te groeien. De overheid moet dus zorgen dat de hulp voor kinderen met problemen snel kan beginnen en dat die goed helpt. Ook moet de hulp goed passen bij het probleem dat het kind heeft. Dat noemen we ook wel 'tijdige, passende jeugdhulp van goede kwaliteit'. Daar hebben kinderen recht op. Kinderen moeten ook mee kunnen praten over de hulp die ze krijgen. Ook dat staat in het Kinderrechtenverdrag.

In 2015 is er in Nederland een nieuwe wet gekomen. Dit is de Jeugdwet. Hierin staat dat alle gemeenten op hun eigen manier de jeugdhulp moeten regelen voor de kinderen die daar wonen. Dat is een ingewikkelde klus. Er zijn veel kinderen die hulp nodig hebben en hun problemen zijn allemaal verschillend. De gemeenten moeten de jeugdhulp die kinderen krijgen ook betalen. Hulpverleners moeten daarom samenwerken met de gemeente en er zo voor zorgen dat kinderen goed geholpen worden. Samen proberen ze het zo slim mogelijk te organiseren, want ze hebben ook weer niet zoveel geld te besteden. In de Jeugdwet staat wat gemeenten en hulpverleners moeten en mogen om dit zo goed mogelijk te doen.

Omdat het zo'n ingewikkelde klus is, heeft de Kinderombudsman in 2015 en in 2016 onderzocht of gemeenten en hulpverlening hun werk goed doen. In dit rapport staat beschreven hoe de
Kinderombudsman vindt dat ze het in 2016 hebben gedaan. Het is de taak van de Kinderombudsman om te wijzen op wat er nog niet goed gaat. Daarom zijn de conclusies in dit rapport best streng. Dit zijn de belangrijkste conclusies.

  • Er gaan al veel dingen goed in de jeugdhulp. Zo zijn er gemeenten, scholen en hulpverleners die echt hun best doen om kinderen te helpen en die daar ook in slagen.

  • De Kinderombudsman vindt dat de jeugdhulp nog niet overal goed geregeld is. Ten opzichte van 2015 zijn nog ongeveer even veel kinderen en ouders niet tevreden over hoe gemeenten en hulpverleners de hulpverlening doen. Ook zijn er nog steeds kinderen en ouders ontevreden over hoe is bepaald welke hulp ze krijgen.

  • Volgens het Kinderrechtenverdrag moeten de gemeenten en hulpverleners bij alle beslissingen die ze nemen heel goed onderzoeken of dit echt het beste voor kinderen is. Dit moet gebeuren door mensen die verstand hebben van wat belangrijk is voor kinderen. De Kinderombudsman ziet dat dit nog niet genoeg gebeurt.

  • Volgens het Kinderrechtenverdrag moeten gemeenten en hulpverleners altijd de mening van kinderen vragen als ze grote beslissingen nemen. Ze moeten luisteren naar de ervaringen van kinderen en hen laten meepraten en mee beslissen over de mogelijke oplossingen. Ook dit gebeurt nog niet goed genoeg.

  • Gemeenten en hulpverleners moeten beter opletten wat wel en niet mag van de Jeugdwet. Soms staat er in de wet dat iets moet of mag, maar staat niet precies uitgelegd op welke manier. Daardoor passen gemeenten de wet overal net anders toe. Als gemeenten niet precies weten hoe ze de wet moeten lezen, kan het gebeuren dat niet alle kinderen de beste hulp krijgen.

  • Gemeenten en hulpverleners vragen soms van kinderen en ouders hun problemen zelf op te lossen. Eigen kracht noemen ze dat en dit mag van de wet. Het idee daarachter is dat het je sterker maakt als je zelf problemen aanpakt en oplost, en niet een hulpverlener. Maar sommige problemen zijn zo groot of ingewikkeld dat de gemeente dat eigenlijk niet kan verwachten. Soms hebben gemeenten niet op tijd door dat kinderen of hun ouders het zelf niet meer kunnen oplossen. Het kan dan te lang duren voordat kinderen goede hulp krijgen en intussen kunnen de problemen erger worden.

  • In de Jeugdwet staat dat kinderen die echt in gevaar zijn omdat ze misschien met geweld te maken krijgen, heel snel voor een periode in een gesloten instelling mogen worden geplaatst. Normaal mag alleen een kinderrechter die opdracht geven. Maar steeds vaker wordt te lang gewacht met ingrijpen bij problemen, of gaan gemeenten te lang door met lichte hulp, waardoor er een crisis kan ontstaan. Dan moeten gemeenten ineens snel beslissen om een kind in een gesloten instelling te plaatsen en vragen ze pas achteraf toestemming aan de rechter. Dat vindt de Kinderombudsman niet goed. Het is voor kinderen heel ingrijpend om opgesloten te worden. Daarom moet de kinderrechter daar altijd
    vooraf over beslissen. Gemeenten moeten dus zorgen dat kinderen sneller stevige hulp krijgen.

  • Kinderen hebben recht op privacy. Het mag daarom niet gebeuren dat persoonlijke informatie terecht komt bij iemand die niets van de problemen hoeft te weten. Dit gebeurt soms wel. Voor gemeenten en hulpverleners is het niet altijd duidelijk welke informatie over een kind ze volgens de Jeugdwet mogen delen met anderen, of opslaan of bewaren.

  • Er zijn kinderen of ouders die zelf denken dat ze geen hulp nodig hebben, terwijl hulp volgens deskundigen beter zou zijn. Gemeenten en hulpverleners mogen kinderen en hun ouders soms een beetje dwingen om hulp te nemen. Drang gebruiken, wordt dat genoemd. Maar volgens de Kinderombudsman weten gemeenten en hulpverleners nog niet goed genoeg wat ze dan mogen doen en hoe ver ze mogen gaan. Dat vindt de Kinderombudsman niet goed. Het is heel belangrijk dat voor gemeenten duidelijk is wat bij drang mag en niet, anders kunnen kinderen of hun ouders onterecht onder druk worden gezet.

De Kinderombudsman vindt dat gemeenten en hulpverleners samen goed moeten bespreken wat de Jeugdwet precies betekent. Anders kunnen er te grote verschillen ontstaan tussen gemeenten en maakt het voor kinderen teveel verschil waar je woont. Ook moeten gemeenten zorgen dat het niet moeilijk is om hulp te vinden als je die nodig hebt, en dat deskundigen dan beoordelen wat er belangrijk is voor een kind. Overal moeten kinderen kunnen rekenen op snelle hulp van goede kwaliteit, die echt past bij wat het kind nodig heeft. Dat een kind mag meepraten over de hulp en over oplossingen voor problemen is daarbij heel belangrijk. Het belang van het kind moet voorop staan.

Download

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.