De Centrale Raad van Beroep vernietigt het besluit van het CIZ om een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) af te wijzen. Appellant is blijvend aangewezen op 24-uurs zorg in de nabijheid wegens een verstandelijke handicap.
De Raad volgt het oordeel van een onafhankelijk deskundige en oordeelt dat appellant al vóór zijn 18e levensjaar ernstige beperkingen had in cognitief en adaptief functioneren. De Raad vindt de rapporten van het CIZ onvoldoende overtuigend en verwerpt hun bezwaar dat de beperkingen niet blijvend zouden zijn. De deskundige werkte zorgvuldig, consistent en inzichtelijk.
De Raad vernietigt het eerdere besluit én de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het CIZ moet binnen de kaders van deze uitspraak een nieuwe beslissing nemen over de toegang tot de Wlz, inclusief een passend zorgprofiel. Daarnaast krijgt appellant ruim € 3.100 proceskostenvergoeding en teruggave van griffierecht.