De Centrale Raad van Beroep vernietigt het besluit van het college van Papendrecht over de toekenning van jeugdhulp. Appellant heeft onder meer ASS, motorische problemen en een ontwikkelingsachterstand. Het college had zijn hulpvraag deels afgewezen of beperkt toegekend in de vorm van respijtzorg via een pgb.
De Raad oordeelt dat het college het vereiste stappenplan in de Jeugdwet niet inzichtelijk heeft doorlopen. Met name de vertaling van de hulpvraag naar aard en omvang van de noodzakelijke jeugdhulp ontbreekt. De toekenning van respijtzorg is bovendien onduidelijk en mogelijk in strijd met het minimumloon. Ook is de verordening mogelijk onjuist toegepast.
De Raad draagt het college op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Alleen beroep bij de Raad is daarna nog mogelijk. Appellant krijgt € 3.628 aan proceskostenvergoeding en terugbetaling van het griffierecht.
