Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

De ‘nog niet algemeen gebruikelijke elektrische fiets’, Centrale Raad van Beroep schept verwarring

Als je een uitspraak van de hoogste rechter leest dan verwacht je dat je na lezing zegt: aha, zo zit het. Ik heb dat bij deze twee recente uitspraken helaas niet. Waar gaat het om?

9 augustus 2024

Commentaar jurisprudentie

Commentaar jurisprudentie

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CRVB:2024:1362

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CRVB:2024:1364

De beide zaken gaan over de vraag of een elektrische fiets algemeen gebruikelijk is. Als dat zo is, betekent dit dat een gemeente die in het kader van de Wmo niet als maatwerkvoorziening hoeft toe te kennen. De burger wordt geacht er zelf in te kunnen voorzien.

Uitspraak CRvB 2019

Maar wanneer is iets algemeen gebruikelijk? In 2019 had de CRvB daarover een uitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2019:3535) die meer houvast bood dan daarvoor het geval was. Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:

    1. niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

    2. daadwerkelijk beschikbaar is;

    3. een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en;

    4. financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

Maar punt 4 vereist wel dat er nog invulling wordt gegeven aan wat onder een ‘inkomen op minimumniveau’ wordt verstaan.

Meerdere gemeenten hebben hiervoor aansluiting gezocht bij de Participatiewet. Kort gezegd: als de kosten van een voorziening binnen een termijn van 36 maanden kunnen worden terugbetaald bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, dan zijn die kosten algemeen gebruikelijk. Waarom zou je wel een Wmo voorziening krijgen, als je voor vergelijkbare kosten geen bijzondere bijstand zou krijgen, zo lijkt de gedachte.

Hoewel er best wat valt af te dingen op deze redenering, heeft deze de charme van de eenvoud en levert een handig te hanteren norm op. De rechtbank Den Haag vond deze benadering dan ook redelijk (ECLI:NL:RBDHA:2021:2084).

Zo niet de CRvB. De vierde voorwaarde dient aldus de Raad zo toegepast te worden dat een voorziening ‘naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen onder de gehele bevolking gangbaar is te achten’ . En dat is bij een elektrische fiets (nog) niet het geval.

Maar hoe bepaal je dat dan? Hoe hebben ze dat bij de CRvB gedaan? Op het fietspad geteld hoeveel fietsen er langs komen en kijken welk percentage daarvan elektrisch is? Daarover zegt de CRvB niets, en dat vind ik toch wel een misser.

Al schrijvende kreeg ik het gevoel dat ik al eens eerder over de weerbarstige praktijk en definiëring van wat als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd had gepubliceerd. Dat blijkt te kloppen. In mijn Proefschrift over de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en in een aantal artikelen (we hebben het over de periode rond de eeuwwisseling), heb ik er aandacht aan gegeven. Ook toen was de teneur in de literatuur dat men lang en breed praat over wat algemeen gebruikelijk is, maar er niet uit zal komen zolang en voor zover de wetgever niet zelf een regeling treft.

Dat was onder de voorganger van de Wvg (de AAW) trouwens niet anders. Ter illustratie van de wijze waarop toen het begrip ‘algemeen gebruikelijk’ door de CRvB werd ingevuld, kan een geschil over de keramische kookplaat dienen. Deze kookplaat lost voor veel mensen met een beperking een heikel probleem in de keuken op: hete pannen hoeven niet meer te worden opgetild, maar kunnen worden geschoven.

Uitspraak CRvB 1992

Het normale gebruik van de woning omvat het koken in de keuken. In een geval waarin de keramische kookplaat medisch noodzakelijke was, werd deze niet als algemeen gebruikelijk, althans als niet-ongebruikelijk, gezien. De CRvB:

“Gelet op de informatie die van de zijde van de Vereniging van leveranciers van huishoudelijke apparatuur in Nederland is verstrekt, alsmede gezien de ontwikkelingen op dit gebied in de huidige samenleving, moet worden aangenomen dat de aanschaf van een keramische kookplaat, welke normaal in de handel verkrijgbaar is, als niet ongebruikelijk kan worden beschouwd.” (1)

Het gaat te ver om in dit blog de ontwikkelingen in de rechtspraak sindsdien te beschrijven. Daarover is al het nodige verschenen in de vakliteratuur. Het gaat mij er om dat de CRvB in deze uitspraak uit 1992 laat zien zich te hebben geïnformeerd (of het maakte onderdeel uit van de stukken) en op basis daarvan een standpunt in te hebben genomen. En dat ontbreekt nu juist in de laatste uitspraken. Er wordt louter gesteld dat ‘(…) een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen onder de gehele bevolking gangbaar is te achten. Voor een elektrische fiets is dat (nog) niet het geval.

Als ik het goed lees bepalen de algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen of een hulpmiddel zoals een elektrische fiets gangbaar is. Feitelijke statistische onderbouwing (= objectiveerbaar en verifieerbaar) is niet eens doorslaggevend, maar wat ‘men’ vindt. Ik kan haast niet geloven dat dit echt de bedoeling is. Zou het ook andersom gelden? Kan de burger naar de gemeente stappen en zeggen dat een bepaalde voorziening niet algemeen gebruikelijk is omdat ‘men’ dat vindt? Of zal hij dan toch (een begin van bewijs) moeten leveren. Ik denk het wel.

Naar mijn idee zijn gemeenten met deze uitspraken niet geholpen, maar ook de burger niet.

    1. CRvB 17 maart 1992, RSV 1992/264.