Appellant vroeg een passende woonvoorziening aan bij de gemeente Amsterdam, waar hij jeugdhulp ontving. De gemeente wees dit af, omdat de feitelijke woonplaats in Oostzaan ligt. Appellanten stelden dat Amsterdam op grond van het gewijzigde woonplaatsbeginsel (Jw) verantwoordelijk was en dat de rechtbank dit niet goed had beoordeeld.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat woonvoorzieningen voor jeugdigen onder de Wmo 2015 vallen, niet onder de Jeugdwet. Daardoor is het woonplaatsbeginsel van de Jw niet van toepassing. Amsterdam had uitsluitend verlengde jeugdhulp toegekend, en niet de bevoegdheid of plicht om te voorzien in woonaanpassingen. De verwijzing van de rechtbank naar eerdere rechtspraak van de Raad is terecht.
Het hoger beroep van appellant 1 slaagt niet. De hoger beroepen van appellanten 2 zijn niet-ontvankelijk omdat zij geen bezwaar of beroep hadden ingesteld. Artikel 6:13 Awb verzet zich tegen toegang tot hoger beroep in dat geval.
