De rechtbank Den Haag verklaart het beroep van een Haagse vrouw tegen de afwijzing van een informeel pgb niet-ontvankelijk. De aanvraag betrof begeleiding door haar broer, maar de te beoordelen periode is verstreken en er is geen schade of terugwerkende betaling vastgesteld.
De vrouw wilde professionele begeleiding via zorg in natura omzetten naar een pgb voor begeleiding door haar jongere broer. De gemeente weigerde dit, mede omdat hij zijn opleiding nog niet had afgerond. Tijdens de zitting stelt zij dat hij inmiddels wel gekwalificeerd is.
De rechtbank ziet geen procesbelang. Zij oordeelt dat de aanvraag een afgesloten periode betreft en dat een nieuwe aanvraag een zelfstandig oordeel vereist op basis van actuele omstandigheden. Het enkele feit dat het vorige besluit mogelijk als precedent werkt, is onvoldoende.